1985, De Bezige Bij, Amsterdam, twintigste druk
1961, De bezige Bij, Amsterdam, eerste druk
omslag Ed van der Elsken en Leendert Stofbergen
foto achterplat Steye Raviez
druk Van Bockhoven-Bosch bv UtrechtDecor: een mooie, zonnige zondagochtend in het park. Boelie en Mees lopen aan weerszijden van hun nieuwste vangst, Panda, ijverig te wedijveren over wie het meeste recht op haar heeft. Mees komt ze het meeste toe, want die heeft haar het eerst gezien. Mees is zijn vriend sowieso meestal een stapje vooruit. Niet dat zijn leven tot nu toe een verhaal van successen is geweest. Terwijl hij met zijn verovering in bed ligt, denkt hij met wat melancholie na over vroeger. Een arme student was hij, die de dag doorbracht bij zijn getrouwde minnares en ‘s avonds stomdronken zijn geld piano spelend in een louche bar verdiende. Boelie heeft zich relatief snel bij de zaak neergelegd, want zo is hij. Bovendien heeft hij andere dingen te doen: zich laten interviewen door journalist Ernst-Jan Zoon bijvoorbeeld. En bij diens vrouw gaan polsen wie haar minnaar is. Maar eigenlijk is Etta gewoon veel te mooi om niet veroverd te worden. Alle personages, van totaal verschillende afkomst en leeftijd hebben iets gemeen in hun dagdagelijkse handelen: ze kijken, vanuit hun eigen standpunt en reden, met een ironisch tot cynische blik naar de maatschappij waarin ze meestal de rol van nietsnut spelen. De grijsaard bijvoorbeeld, is zwaar teleurgesteld in de jongeren van deze tijd. (hij is dan ook net bestolen door Boelie, Mees en Panda). Hij wordt door een verwarde, doelloze student, min of meer tegen zijn wil, op sleeptouw genomen. Tjeerd Overbeek meent in de rochelende oude man een opdracht gevonden te hebben: hij moet en zal de jongelingen die hem dit leed aangedaan hebben, vinden. Slotscene is een feest dat Panda en Mees organiseren van het geld van de grijsaard, en waar iedereen samenkomt: Boelie en Etta, een gebroken Ernst-Jan, zelfs Tjeerd Overbeek is in het huis binnengesukkeld. Net als aanwezig in de rest van het verhaal slaat de ironie hier weer toe: Een gek die leden wil aanwerven voor zijn naam- en doelloze stichting en Boelie die eindelijk met Etta op de zolder is belandt terwijl een tienjarig jongetje naast hem met een paraplu uit het raam springt. En bovenal voelt Mees bij dit schouwspel dat hij hevig en eindeloos gelukkig is.
II. STRUCTUUR
Het boek is verdeeld in 17 hoofdstukken. Het laatste hoofdstuk, dat over het feestje gaat, bestaat uit korte, onsamenhangende fragmenten die over verschillende personen handelen. Het verhaal speelt zich af in de tegenwoordige tijd en wordt vanuit verschillende standpunten verteld: soms in de ik-vorm, soms in de derde persoon. In flashbacks denken de personages terug aan hun verleden.III. STIJL
Het verhaal heeft een nuchtere stijl, maar toch is het poëtisch. Remco Campert speelt graag met taal, hij vervormt en kneedt de letters en fantaseert nieuwe woorden. Om dit te ontdekken hoef je alleen maar de titel te lezen. De woorden ontstaan meestal door ze fonetisch te schrijven: ‘sekjuweel’, ‘giegullen’, ‘sunnyle’, ‘elummeltaire’ en ‘houten dief’, om er maar enkelen op te noemen. Prefixen schrijft hij vaak aan het woord vast: ‘twinkelen, trinkelen en tblinkelen van twater’, ‘teerst’, ‘nijslollie’. Hij steekt de draak met onze kennis van het Engels in woorden als ‘Tsjoe-win-k’um’, ‘Mary Johanna’, ‘Marry-you-Anna’,... De dialogen zijn in een soms kinderlijk eerlijke spreektaal geschreven. De beschrijvingen zijn erg sfeerscheppend en karakteriserend. Het hele berhaal en zijn personages zijn gebruikt als een grote metafoor voor Remco's -eerder pessimistische- kijk op het leven.IV. PERSONAGES
Mees - denkt het grootste deel van de tijd aan zijn eigen belangen. Tegenover Panda behandelt hij zijn beste vriend een beetje laatdunkend. Ook is hij er zeker van dat iedereen zijn musical wil horen, waarin hij natuurlijk de grootste rol bekleedt.Boelie - is wat minder geslepen dan Mees. Hij probeert Panda’s aandacht te krijgen door haar haar zin te geven en haar in al haar vreemde gedachtengangen en stemmingen te volgen. Wanneer hij met Etta over haar mislukte huwelijk spreekt, is het evenwel duidelijk dat hij maar aan een ding denkt.
V. MENING
Ik wilde eens een boek van Remco Campert lezen omdat ik die naam was tegengekomen in boeken van Herman De Coninck en Jotie T’Hooft. Ik wilde wel eens weten wie het was waarmee De Coninck op jongere leeftijd dweepte. Eigenlijk had ik iets anders verwacht. Op het eerste gezicht lijken de personages onrealistisch vreemd en het hele verhaal absurd, maar na een tijdje ga je de manier waarop Campert die aparte wereld voor zijn personages creeert, wel apprecieren. Aanvankelijk dacht ik dat het weer een van die vele boeken was waar enkel nutteloos geklets en pretentieus gefilosofeer instaat, maar achteraf bekeken is Campert toch duidelijk origineler dan die langharige schrijvers die hun geheel fictionele wilde nachten interessant genoeg achten om er een heel boek lang over te zeuren. Veel meer interessante dingen gebeuren er ook niet in dit boek, maar de sfeer die Campert neerzet is magischer, zijn taal getuigt van minder eigendunk en meer stijl.