IDO, de internationale taal
Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Parijs, in 1900, instigeerden Léopold Leau en Louis Couturat de stichting van de "Delegatie ter Adoptie van een internationale hulptaal". De 'Delegatie' werd in 1907 gecreëerd. In 1907 verklaarden 310 organisaties en 1250 intelectuelen hun sympathie voor het idee. In oktober van dat zelfde jaar werd het zogenaamde "Komitato di la Delegitaro" (Komitee van de Delegatie) gevormd, waar 12 leden toe behoorden. Dit komitee zou de verschillende taalsystemen onderzoeken en beoordelen.
Er waren in totaal 18 lange en vermoeiende zittingen gedurende welke verschillende plantalen werden onderzocht, bediscussieerd en beoordeelt. De leden hadden als moedertaal: Frans, Duits, Engels, Deens, Italiaans, Pools (Russisch) en de wetenschapsvakken: linguïstiek, astronomie, wiskunde, chemie, medicijnen en filosofie waren vertegenwoordigd.
Vóór de zitting was al "Histoire de la langue universelle" verschenen (1903), van Louis Couturat en Léopold Leau, waarin zij een kritische samenvatting van verschillende systemen van kunsttalen gaven, en in 1907 volgde (nog voor de Wereldtentoonstelling) "Les nouvelles langues internationales, suit á l'histoire de la langue universelle". Behalve dit werk, waren er ook persoonlijke aanbevelingen, brieven, boeken en broshures van bedenkers, verdedigers en oponenten. De bedenkers van de diverse systemen werden uitgenodigd om de zitting bij te wonen ter verdediging van hun systeem.
Snel bleek duidelijk dat er zich een voorkeur aftekende ten gunste van die talen, die gebruik maakten van de internationale elementen, in plaats van willekeurig gekozen woorden. Zo kwam men tot een beperking van talen van de groep, waarvan Esperanto, Neutral, Novilatin en Universal de meest bekende waren. Deze talen kwamen in aanmerking als vertrekpunt (basis), om te komen tot de internationale taal. Esperanto en Neutral waren de best bedachte en uitgewerkte talen.
Voor Neutral pleitte het natuurlijk alfabet zonder lettertekens (Esperanto was de enige taal die dit aan de wereld durfde te bieden), en de natuurlijke woordkeuze. Voor Esperanto pleitte de vermijding van dubbelzinnigheden, minder grove en ongracieuze woordvormen en de makkelijke leerbaarheid van de taal door middel van de verschillende woorduitgangen en geklassicifeerde woordstammen, en bovendien de welluidendheid van de taal.
Tijdens de laatste zitting was het anonieme projekt Ido onderwerp van discussie, welk door Couturat naar voren was gebracht, in plaats van door de werkelijke auteur. Het was een soort Esperanto, waarin alle bezwaren tegen het Esperanto in acht waren genomen. Echter, ook Ido in deze vorm werd niet goedgekeurd.
Na gedetailleerde discussie kwam men tot de volgende verklaring: "Geen van de bestaande talen kunnen 'en bloque' en zonder veranderingen worden geaccepteerd. Maar het Komitee besluit in principe Esperanto te accepteren wegens haar relatieve perfectie en vanwege de uitgebreide en veelsoortig gebruik zoals reeds gedaan word, maar onder voorbehoud van verscheidene veranderingen, uit te voeren door de Commission Permanente, in de richting aangegeven zoals aan het eind van het rapport van de sekretarissen en van het Ido-projekt, en indien mogelijk, in overeenstemming met het Esperanto Taal Komitee."
De Esperantisten weigerden mee te gaan en negeerden in hun publicaties alles wat met Ido te maken had.
Na deze breuk ging men ijverig aan het werk om woordenboeken en grammaticaboeken te produceren. Het tijdschrift Progreso werd opgericht, waarin vrijuit over veranderingen kon worden gesproken en voorstellen worden gedaan. (Het is interessant om te zien in de vroegste nummers van Progreso, hoe of Ido zich vanuit het Esperanto ontwikkelde tot wat het nu is). "Ook een andere taal had model kunnen staan, maar het resultaat had hetzelfde geweest, Ido zoals zij is", (Otto Jespersen).
Nadat de "Uniono di la amiki di linguo internaciona" werd gevormd, kozen de leden voor een 'Akademio' om besluiten te kunnen nemen over taalkundige vraagstukken, bediscussieerd in Progreso. De 'Akademio' verbeterde de taal op veel punten.
Aldus werd de taal Ido gemaakt door vele mensen uit vele landen. Ido is geen taal gemaakt door een individu, maar het resultaat van vele jaren van moeite door veel personen.
2. Louis Couturat
Louis Couturat werd geboren in Parijs, op 17 januari 1868. Hij was enig kind en het bleek al snel dat hij een intelligent kind was, die graag zijn ouders het plezier deed om met goede resultaten thuis te komen. Als jongeling op het gymnasium deed hij het bijzonder goed, hij behaalde 34 prijzen. In 1885 had hij een topjaar, waarin hij tijdens zijn filosofie-studie de ereprijs voor filosofie won. Eveneens behaalde hij de 1e prijs voor Fysica en Chemie, de 1e prijs voor Natuurgeschiedenis en was de 1e Toegelatene voor Wiskunde.
Louis Couturat had speciale belangstelling voor Griekenland en de klassieke Griekse kultuur. Hij las veel Griekse klassieken. In 1886 was hij Gelouwerde van de Vereniging van Exleerlingen (Laureato dil Asociuro di Exdicipuli). Om zich te ontspannen van alle studies, bekwaamde hij zich in welbespraaktheid en tekende hij. Zijn tekeningen zijn opgenomen in het 5e deel van de "Histoire de l'art dans l'antiquité", een deel gewijd aan de Persische Beschaving.
Hij wilde zijn Wiskundige opleiding perfektioneren en in 1892 vervolgde hij zijn studie aan de Faculteit der Wetenschappen. Tussentijds bestudeerde hij Plato en Lucretias. Daarnaast vond hij ook nog tijd om samen te werken in het nieuwe tijdschrift "Revue de métaphysique e de morale". Anderzijds begon hij aan zijn Franse proefschrift dat hij wil wijden aan de 'oneindige grammatica'.
Twee jaar later, in 1894, werd hij benoemd tot professor aan de Faculteit van Toulouse. In april 1896 trouwde hij met zijn nicht en in datzelfde jaar verdedigde hij zijn proefschrift aan de Sorbonne. Dit deed hij met veel verve en met zijn Latijnse en Franse proefschriften verkreeg hij veel succes.
Na enkele jaren als professor aan de universiteit van Caen te zijn aangesteld, kreeg hij opnieuw een verlof, in oktober van 1899. Deze gebruikte hij om zich bezig te houden met Leibniz. Na het vergelijken van verspreidde tekstfragmenten over logische concepten van de auteur van 'Monadologie' (Leibniz), raakte hij overtuigd dat de metafysica van Leibniz slechts op het principe van zijn logica ligt en daar volledig van afhankelijk is. Omdat te bevestigen deed hij onderzoek naar ongepubliceerde kompozities van Leibniz, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van Hannover. Dit onderzoek resulteerde in een groots werk: "La logique de Leibniz", gevolgd door "Inedits leibniziens".
In 1904 liet hij het Franse publiek kennis maken, door een reeks van artikelen in Revue de Métaphysique, met de "Principes des mathematiques" van Bertrand Russell. Zo geraakte het werk van Bertrand Russell bekend onder de Wiskundig filosofen.
De studies over Leibniz duwden Couturat naar een andere richting. Onder de "grote hopen" (granda esperi) welke Leibniz ontvouwde, bevond zich ook die van de logisch geconstrueerde universele taal. Couturat maakte zich snel aanhanger van de ideeëen, tentoongespreid door één van zijn kamaraden, de wiskundig filosoof Léopold Leau, in diens broshure: "Une langue universelle est-elle possible? Appel auz hommes de science et aux commercants" (1900). Een Delegatie wordt georganiseerd, ter Adoptie van een internationale taal...
Hans Stuifbergen, Amsterdam
*****************************
Gebruikte literatuur:
Idala Foliumi, Andreas Juste, 1998
Doktoro Louis Couturat, L. De Beaufront, 1923
Nia Justifiko, Gonçalo Neves, 2002
Progreso junio 1912, artikel van Otto Jespersen