De
bekendste buurt binnen het stadsdeel
WestSide/Westerpark in Amsterdam West is
ongetwijfeld De Staatsliedenbuurt. Ter
gelegenheid van het Tien Jarig Bestaan
van het stadsdeel schreef Mohamed el-Fers
de vroege geschiedenis. |
|
|
Voordat de
Staatsliedenbuurt bekend zou worden als de
"koperen knopenbuurt" vanwege de
overdosis tramconducteurs, agenten,
brandweermannen en andere geüniformeerde types
die hier woonden, stonden hier weinig huizen. Tot
1877 was de Staatsliedenbuurt een molenrijk
gebied net buiten de stad zelf. Met de
belangrijkste verkeersader van die tijd: de
trekvaart naar Haarlem. De eerste trein van
Nederland vertrok in ons stadsdeel naar Haarlem.
Een deel van de latere Staatsliedenbuurt behoorde
bij de gemeente Sloten. Amsterdam eindigde aan de
westkant bij de Haarlemmerpoort. Buiten de poort
had men nog de tweehonderd "roe" (oude
lengtemaat) stadsgebied. Binnen dit buitengebied
werden nog stadse belastingen op zaken als bier
en jenever geheven. Daarbuiten waren deze zaken
aanzienlijk goedkoper. Die preciese grens werd
aan de Haarlemmerweg gemarkeert door uitspanning
De Tweehonderd Roe, een soort taxfree-kroeg waar
de drank aanzienlijk goedkoper was dan een meter
verderop richting stad.
Massaal
trokken de Mokummers naar de Tweehonderd Roe op
een voordelig zuipen te zetten. Je kon er ook
even met een van de barmeiden naar boven ter
bevrediging. De zaak opende bij
"krieken", zodra het licht begon te
worden. Dan stonden de buitensteedse al te
wachten voor de deur. Dat waren mensen die om de
een of andere reden uit de stad waren verbannen
en in de directe omgeving rondhingen. Nutteloos
rondhangen zonder middellen van bestaan was al
voldoende reden om je de toegang tot de stad te
ontzeggen. En met name buiten de Haarlemmerpoort
hadden de buitensteedse hun armzalige hutjes
gebouwd. Ze scharrelde hun kostje bij elkaar als
hulp bij de boeren of als knecht bij de hier zo
talrijk aanwezige molenaars. Ze hosselde wat met
de reizigers die hier de trekschuit namen. Na
zonsopgang ging de stadspoort open en was het
snel druk in de Tweehonderd Roe. De trekschuit
naar Haarlem pikte voor de Tweehonderd Roe vaak
meer klanten op dan bij de officiele afvaart
nabij het Haarlemmerplein.
Eens per jaar
leek heel Amsterdam leeg te lopen via de
Haarlemmerdag. Dan was het
"Hartjesdag". De betere kringen trokken
ruim voor die dag in augustus naar Haarlem om te
ontkomen aan al dat platvloerse vermaak dat zich
tussen de Haarlemmer Poort en Sloten afspeelde.
Hartjesdag is nu vrijwel vergeten. De laatste
uitwassen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog
door de Duitsers verboden. Oorspronkelijk zou het
de dag zijn geweest waarop de graven van Holland
de burgers toestonden om op herten te jagen in de
Kennemer Duinen. Maar in de loop der leeuwen was
het een soort protestants carnaval geworden, een
dag waarin de mannen de kleren van hun vrouw
aantrokken en de vrouwen de kleren van hun man.
Ook de kinderen deden mee. Broer trok het jurkje
van Zus aan, en zich bescheurend van het lachen
trok men dan zingend richting Sloten.
Op Hartjesdag
was het langs de Haarlemmerweg een grote kermis.
Men bakte wafels en pannekoeken, voor de
cultureel ingestelde mens was er palingtrekken en
kat-in-de-zak knuppelen. Men kon er genieten van
boeienkoningen, waarzegsters, vuurspuwers,
goochelaars, balletje-balletje-spelers, dansende
beren, en ter hoogte van de tegenwoordige brug
naar het stadsdeelkantoor de tent met de vrouw
met de baard. Tegen een kleine meerprijs mocht je
daar zelfs aan trekken. Niet te hard, want dan
haalde de bebaarde vrouw uit. Er werd dan ook
gefluistert dat de vrouw met de baard een flinke
penis zou hebben.
Tegen zes uur
keerden de zich fatsoenlijk achtende burgers
keurig huiswaards. Toch hoefden ze zich niet te
haasten, want op Hartjesdag bleef de stadspoort
een uur extra open. Het zou dus nog even duren
voor men in de Tweehonderd Roe de laatste ronde
zou luiden. Nee, Hartjesdag was ook de dag waarop
het huishoudelijk personeel de kans kreeg om aan
een vrijer te geraken. Brave burgers die
toevallig passeerden waande zich in het Sodom en
Gomorra. Niet alleen de betere kringen spraken
schande en drongen aan op het verbieden van
Hartjesdag. Van de kansel werd er de banvloek
over uitgesproken. Hetgeen het feest een extra
impuls leek te geven. In de eeuw voordat de
stadsuitbreiding zou plaatshebben en de
Staatsliedenbuurt zou ontstaan, was dit gebied
wel het ruigste wat Calvinistisch Holland te
bieden had aan liederlijkheid. Na de Tweehonderd
Roe eindigde het Vaderlands Fatsoen. Maar op
Hartjesdag toonden doorgaans zo degelijke
diestertjes brutaal hun borsten in concurrentie
met de hier aanwezige beroepsdames. De enige kans
om te ontsnappen aan het leven als "meisje
voor dag en nacht" was het huwelijk. Met de
jaarlijkse Amsterdammer kermis op de Botermarkt
(nu Rembrandtsplein) was de Hartjesdagviering aan
de Haarlemmerweg een van de weinige gelegenheden
om met elkaar in contact te komen. Natuurlijk
hoefde je in die dagen niet thuis te komen met
zo´n Hartjesdagvrijer. De Haarlemmerweg had
gelukkig tal van bossages. Daar konden het meisje
en de knecht zich even ontrekken aan het zicht,
terwijl langs de Haarlemmertrekvaart
boerenknechten polonaises vormden, waarbij zij,
luid zingend, ongegeneerd hun ontblote staven
toonden aan de passerende boten.
Nadat de
Staatsliedenbuurt vooral de buurt werd waar
geüniformeerde types woonde, genoot De
Tweehonderd Roe nog enige faam als plek waar
tramconducteurs, agenten en brandweermannen na
hun werk een borreltje kwamen halen.
Dit verhaal
van Mohamed el-Fers © 2000, is speciaal
geschreven ter gelegenheid van het Tien Jarig
Bestaan van stadsdeel Westside (voorheen
Westerpark).
Ziet ook
Kunst en cultuuroverlast door artistiekerige ambtenaren.
Soldatenschilder eert stadsdeelraadslid.
Document inzake de naamswijziging van stadsdeel Westerpark.
´s Nachts veranderd het Westerpark in een 5 sterren eldorado voor sado-masochistische
homosexuelen.
|