Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

(Vogel)spinnen ABC

abdomen = achterlijf

achterlijfssteel = dunne steelvormige verbinding tussen achterlijf en kopborststuk, worden ook wel petiolus genoemd

adult = volwassen

araneologie = spinnenkunde: wetenschap die zich bezighoudt met de studie van spinnen

basaal = zich aan de basis bevindend

boeklongen = deze voor de ademhaling ingerichte organen bestaan uit platen, welke zoals bij een boek naast elkaar liggen. In deze platen circuleert het bloed en tussen de platen circuleert zuurstof. Deze kan door de wanden van de platen opgenomen worden

bulbus = blaasje in het laatste tasterlid van een volwassen mannetje. Hierin zuigt hij zijn sperma op

cephalon = kop

cephalothorax = kopborststuk

cheliceren = kaken

chitine = aan de lucht hard wordend afscheidingsproduct van de opperhuid; het chitinepantser fungeert als uitwendig skelet bij geleedpotige dieren

civpeus = voorhoofd

cocon = spinsel waarin de eitjes zitten

corpulatie = paring

determineren = het op naam brengen met behulp van tabellen

diapauze = rusttoestand tijdens bepaalde omstandigheden, dit gebeurt wanneer normaal leven voor het dier niet mogelijk is: tijdens de diapauze zijn alle levensverrichtingen tot een minimum beperkt

dorsaal = aan de rugzijde gelegen

embolus = spits uitsteeksel aan de bulbus. Dit orgaan fungeert tijdens de paring als penis

epigyne = uitwendige geslachtsorganen bij vrouwelijke spinnen

femur = dij: dit is het derde pootlid

frontaal = zich aan de voorzijde bevindend

fovea = een gleuf in het carpax

genitiaalstreek = in dit gebied bevinden zich de geslachtsorganen

genus = geslacht: dit is de kleinste systematisch te vormen groep in het planten- en dierenrijk

juveniel = jong, onvolwassen

labium = onderlip

lateraal = zich aan de zijkant bevindend

lysogeen ferment = verteringssap met sterk oplossende werking

mandibulae = monddelen

maxillae = onderkaken

mediaan = zich in het midden bevindend

metatarsus = middenvoet. Zesde (voorlaatste) pootlid

mutant = een door mutatie(s) opgetreden afwijkende vorm

mutatie = een bij planten en dieren plotseling optredende verandering, die niet door bastaardering is veroorzaakt en erfelijk is

neurotrope vergiften = vergiften die het zenuwstelsel aantasten: kunnen verlammingen de dood veroorzaken

palpen = tasters (eigenlijk: pedipalpen)

patella = knie: vierde pootlid

predator = dier dat andere dieren eet en even groot of maar weinig groter is dan de prooi

petiolus = verbinding tussen cephalothorax en abdomen

prosoma = cephalothorax

receptacuium seminis = letterlijk zaadontvanger, kleine blaasvormige holtes, soms uitstuipingen van de vagina, in het vrouwelijk abdomen achter de geslachtsopening, waarin het van het mannetje ontvangen zaad wordt bewaard tot het ogenblik van de bevruchting

reukharen = zintuigharen waarmee bepaalde geuren kunnen worden waargenomen

rostrum = bovenlip

rudimentair = niet verder tot ontwikkeling gekomen

scopula = rij stevige, iets gebogen en soms gezaagde borstelharen op de tarsen en metatarsen van sommige spinnen

segment = geleding van een dierlijk lichaam

seks-feromoon = geslachtsreukstof (lokstof) van vrouwelijke spinnen, die per soort specifiek zijn

species = soort

spermamatje = matvormig spinsel van het mannetje, waarop hij zijn sperma deponeert; dit wordt vervolgens met de palpen opgezogen

spintepels = uitsteeksels aan het achtereind van het abdomen, waarop zich de spinbuisjes bevinden

spinbuisjes = fijne buis- of kegelvormige uitmondingen van de spinklieren

spinklieren = in het achterlijf gelegen klieren waarin spinstof wordt geproduceerd

sternum = borstschild

stridulatie-orgaan = orgaan waarmee sjirpende geluiden kunnen worden voorgebracht, doorgaans bestaand uit een raspje, waarover een tegenoverliggend uitsteeksel kan worden gewreven

stigma = plaats waar een ademhalingsopening ligt

struikeldraden = vanuit een schuilplaats van een spin gespannen spinseldraden, wardoor passerende prooidieren gehinderd worden en de spin gealarmeerd wordt

substraat = onderliggende laag; ondergrond waarop de spin zich bevindt

synoniem = woord dat dezelfde betekenis heeft als een ander woord: bij benaming van planten endieren kunnen door verschillende onderzoekers andere namen worden gegeven aan dezelfde soort: deze namen zijn dan synoniemen

tarsus = voet: zevende (laatste) pootlid

tasters = gelede pootachtige voelsprieten: het voor de poten liggende tweede paar ledematen (palpen of pedipapen)

tibia = scheen: vijfde pootlid

tracheeen = ademhalingsbuizen

trichobothrium = hoorhaar: zintuig waarmee trillingen van de lucht kunnen worden opgevangen

bron: werkgroep vogelspinnen