abdomen = achterlijf
achterlijfssteel = dunne steelvormige verbinding tussen achterlijf en kopborststuk, worden ook wel petiolus genoemd
adult = volwassen
araneologie = spinnenkunde: wetenschap die zich bezighoudt met de studie van spinnen
basaal = zich aan de basis bevindend
boeklongen = deze voor de ademhaling ingerichte organen bestaan uit platen, welke zoals bij een boek naast elkaar liggen. In deze platen circuleert het bloed en tussen de platen circuleert zuurstof. Deze kan door de wanden van de platen opgenomen worden
bulbus = blaasje in het laatste tasterlid van een volwassen mannetje. Hierin zuigt hij zijn sperma op
cephalon = kop
cephalothorax = kopborststuk
cheliceren = kaken
chitine = aan de lucht hard wordend afscheidingsproduct van de opperhuid; het chitinepantser fungeert als uitwendig skelet bij geleedpotige dieren
civpeus = voorhoofd
cocon = spinsel waarin de eitjes zitten
corpulatie = paring
determineren = het op naam brengen met behulp van tabellen
diapauze = rusttoestand tijdens bepaalde omstandigheden, dit gebeurt wanneer normaal leven voor het dier niet mogelijk is: tijdens de diapauze zijn alle levensverrichtingen tot een minimum beperkt
dorsaal = aan de rugzijde gelegen
embolus = spits uitsteeksel aan de bulbus. Dit orgaan fungeert tijdens de paring als penis
epigyne = uitwendige geslachtsorganen bij vrouwelijke spinnen
femur = dij: dit is het derde pootlid
frontaal = zich aan de voorzijde bevindend
fovea = een gleuf in het carpax
genitiaalstreek = in dit gebied bevinden zich de geslachtsorganen
genus = geslacht: dit is de kleinste systematisch te vormen groep in het planten- en dierenrijk
juveniel = jong, onvolwassen
labium = onderlip
lateraal = zich aan de zijkant bevindend
lysogeen ferment = verteringssap met sterk oplossende werking
mandibulae = monddelen
maxillae = onderkaken
mediaan = zich in het midden bevindend
metatarsus = middenvoet. Zesde (voorlaatste) pootlid
mutant = een door mutatie(s) opgetreden afwijkende vorm
mutatie = een bij planten en dieren plotseling optredende verandering, die niet door bastaardering is veroorzaakt en erfelijk is
neurotrope vergiften = vergiften die het zenuwstelsel aantasten: kunnen verlammingen de dood veroorzaken
palpen = tasters (eigenlijk: pedipalpen)
patella = knie: vierde pootlid
predator = dier dat andere dieren eet en even groot of maar weinig groter is dan de prooi
petiolus = verbinding tussen cephalothorax en abdomen
prosoma = cephalothorax
receptacuium seminis = letterlijk zaadontvanger, kleine blaasvormige holtes, soms uitstuipingen van de vagina, in het vrouwelijk abdomen achter de geslachtsopening, waarin het van het mannetje ontvangen zaad wordt bewaard tot het ogenblik van de bevruchting
reukharen = zintuigharen waarmee bepaalde geuren kunnen worden waargenomen
rostrum = bovenlip
rudimentair = niet verder tot ontwikkeling gekomen
scopula = rij stevige, iets gebogen en soms gezaagde borstelharen op de tarsen en metatarsen van sommige spinnen
segment = geleding van een dierlijk lichaam
seks-feromoon = geslachtsreukstof (lokstof) van vrouwelijke spinnen, die per soort specifiek zijn
species = soort
spermamatje = matvormig spinsel van het mannetje, waarop hij zijn sperma deponeert; dit wordt vervolgens met de palpen opgezogen
spintepels = uitsteeksels aan het achtereind van het abdomen, waarop zich de spinbuisjes bevinden
spinbuisjes = fijne buis- of kegelvormige uitmondingen van de spinklieren
spinklieren = in het achterlijf gelegen klieren waarin spinstof wordt geproduceerd
sternum = borstschild
stridulatie-orgaan = orgaan waarmee sjirpende geluiden kunnen worden voorgebracht, doorgaans bestaand uit een raspje, waarover een tegenoverliggend uitsteeksel kan worden gewreven
stigma = plaats waar een ademhalingsopening ligt
struikeldraden = vanuit een schuilplaats van een spin gespannen spinseldraden, wardoor passerende prooidieren gehinderd worden en de spin gealarmeerd wordt
substraat = onderliggende laag; ondergrond waarop de spin zich bevindt
synoniem = woord dat dezelfde betekenis heeft als een ander woord: bij benaming van planten endieren kunnen door verschillende onderzoekers andere namen worden gegeven aan dezelfde soort: deze namen zijn dan synoniemen
tarsus = voet: zevende (laatste) pootlid
tasters = gelede pootachtige voelsprieten: het voor de poten liggende tweede paar ledematen (palpen of pedipapen)
tibia = scheen: vijfde pootlid
tracheeen = ademhalingsbuizen
trichobothrium = hoorhaar: zintuig waarmee trillingen van de lucht kunnen worden opgevangen
bron: werkgroep vogelspinnen