Belangrijke Artikelen en Publicaties over Schizofrenie
SCHIZOFRENIE
Een ziekte die niet bestaat
door
Lawrence Stevens, advocaat
vertaald uit het Engels
Het woord “schizofrenie” klinkt wetenschappelijk. Daarom komt het geloofwaardig over, en maakt een diepe indruk op de gene die het hoort. In het boek van de hoogleraar journalistiek van de universiteit van Maryland, V.S. Jon Franklin, Molecules of the Mind – The Brave New Science of Molecular Psychology (Moleculen van de geest – de dappere nieuwe wereld van moleculaire psychologie) noemt hij schizofrenie and depressie “de twee klassieke vormen van geestelijke stoornis.” (Dell Publishing Co., 1987, p. 119). Volgens een op de voorpagina aangekondigd artikel in Time magazine van 6 juli 1992 is schizofrenie de “meest satanische van de geestelijke stoornissen.” (p. 53). In het artikel wordt gemeld dat “minstens een kwart van de ziekenhuisbedden in [de V.S.] worden bezet door schizofrenie patiënten” (p. 55). Dergelijke boeken en artikelen en de “feiten” waar ze aan refereren (zoals dat een kwart van de ziekenhuisbedden bezet worden door zogenaamde schizofrenen) misleiden mensen om te geloven dat er inderdaad een ziekte is die schizofrenie heet. Schizofrenie is een der grootste mythes van onze tijd.
In zijn boek Schizophrenia – The Sacred Symbol of Psychiatry, (Schizofrenie, het heilige symbool van de psychiatrie) zegt hoogleraar psychiatrie professor Thomas S. Szasz, dat “Er bestaat niet zoiets als schizofrenie” (Syracuse University Press, 1988, p. 191). In het epiloog van hun boek Schizophrenia – Medical Diagnosis or Moral Verdict? (Schizofrenie, medische diagnose of morele veroordeling?) zeggen Theodore R. Sarbin, hoogleraar psychologie van de universiteit van Californië te Santa Cruz die drie jaren in psychiatrische ziekenhuizen heeft gewerkt, en James C. Mancuso, hoogleraar psychologie aan de universiteit van New York te Albany, dat: “We zijn aan het eind van onze zoektocht. Onder anderen hebben we getracht aan te tonen dat het schizofrenie model van ongewenst gedrag ongeloofwaardig is. Analyse leidt ons onvermijdelijk tot de conclusie dat schizofrenie een mythe is.” (Pergamon Press, 1980, p. 221). In zijn boek Against Therapy (tegen therapie), gepubliceerd in 1988, zegt Jeffrey Masson, hoogleraar en psychoanalyst, “Er komt meer bewustheid van de gevaren die een ziekte-etiket als schizofrenie met zich mee brengt, een veel mensen beginnen te beseffen dat zoiets niet bestaat.” (Atheneum, p. 2).
In plaats van een bonafide ziekte, is zogenaamde schizofrenie een niet specifieke categorie dat vrijwel alles in houdt dat een mens kan doen, denken, of voelen dat hevig wordt afgekeurd door andere mensen of door de zogenaamde schizofrenen zelf. Er zijn weinig zogenaamde geestelijke stoornissen die niet ooit schizofrenie zijn genoemd. Omdat schizofrenie een begrip is dat vrijwel alles inhoudt dat een mens kan doen of denken dat door anderen hevig afgekeurd wordt, is het moeilijk het objectief te omschrijven. Gewoonlijk zijn definities van schizofrenie vaag of inconsequent. Bij voorbeeld, toen een arts die onderdirecteur was van een groot psychiatrisch ziekenhuis gevraagd werd wat schizofrenie is, antwoordde hij geheel serieus “gespleten persoonlijkheid – dat is de meest populaire definitie.” In tegenstelling, in een pamflet getiteld “Wat is schizofrenie?” uitgegeven door de National Alliance for the Mentally Ill (vereniging van familieleden van psychiatrische patiënten in de V.S.) staat “Schizofrenie is niet een gespleten persoonlijkheid.” Maryellen Walsh zegt in haar boek Schiz-o-phre-nia: Straight Talk for Family and Friends (Schiz-o-fre-nie, normale taal voor familie en vrienden), uitgegeven in 1985, “Schizofrenie is een van de meest verkeerd begrepen ziektes op de aarde. De meeste mensen denken dat het betekent een gespleten persoonlijkheid hebben. De meeste mensen hebben ongelijk. Schizofrenie is niet een versplintering van de persoonlijkheid in meerdere delen.” (Warner Books, p. 41).
Het Handboek van de American Psychiatric Association (APA), de vereniging van psychiaters in de V.S., Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (tweede editie), ook bekend als de DSM-II, uitgegeven in 1968, omschreef schizofrenie als “typische stoornissen van gedachten, stemming of gedrag.” (p. 33). Het probleem met een dergelijke omschrijving is dat het zó breed is dat vrijwel alles dat mensen afkeuren of abnormaal beschouwen, dus iedere zogenaamde geestelijke aandoening, inbegrepen kan zijn. In het voorwoord van de DSM-II zegt hoogleraar Ernest M. Gruenberg, voorzitter van de APA commissie voor benamingen, dat: “Neem, bijvoorbeeld, de geestelijke stoornis die in het handboek ‘schizofrenie’ wordt genoemd ... Zelfs al zou het hebben geprobeerd, had de commissie niet overeen kunnen komen wat deze stoornis is.” (p. ix). De derde editie van de DSM-III, gepubliceerd in 1980, was ook volkomen eerlijk over de vaagheid van de uitdrukking. Daarin stond: “De grenzen van het begrip Schizofrenie zijn niet duidelijk.” (p. 181). In de herdruk uitgegeven in 1987, de DSM-III-R, staat een vergelijkbare verklaring: “Het moet opgemerkt worden dat geen een kenmerk is altijd aanwezig of uitsluitend gezien bij schizofrenie” (p. 188). De DSM-III-R zegt ook dit over een aanverwante diagnose, schizo-affectieve stoornis: “Het begrip schizo-affectieve stoornis is op veel verschillende manieren gebruikt sinds het was geïntroduceerd als een subtype van schizofrenie, en vormt een van de meest verwarrende en omstreden begrippen in psychiatrische naamgeving.” (p. 208). Vooral merkwaardig in de huidige heersende intellectuele klimaat waarin men geestelijke aandoeningen beschouwt als veroorzaakt door biologische of chemische factoren is hetgeen de DSM-III-R zegt over dergelijke somatische oorzaken in dit allesomvattende begrip van schizofrenie: het zegt dat een diagnose schizofrenie “wordt enkel gemaakt wanneer het niet kan worden vastgesteld dat een lichamelijke factor de stoornis heeft veroorzaakt en het doet voortduren.” (p. 187). Deze omschrijving van “schizofrenie” als niet biologisch wordt nog eens onderstreept in de 1987 editie van The Merck Manual of Diagnosis and Therapy, waarin staat dat een (zogenaamde) diagnose van schizofrenie wordt enkel gemaakt wanneer het gedrag waar het om gaat “niet is veroorzaakt door lichamelijke stoornis van de geestelijke vermogens.” (p. 532). Vergelijk dit met een verklaring van de psychiater E. Fuller Torrey in zijn boek Surviving Schizophrenia (Schizofrenie overleven), een gezinshandboek uitgegeven in 1988. Hij zegt “Schizofrenie is een ziekte van de hersenen, nu definitief bekend als zodanig” (Harper & Row, p. 5). Vanzelfsprekend, als schizofrenie een ziekte van de hersenen is, dan is het lichamelijk. Maar de officiële definitie van schizofrenie zoals velen jaren verklaard en gepubliceerd in de DSM sloot aandoeningen met lichamelijke oorzaak specifiek uit. Niet tot de publicatie van de DSM-IV in 1994 werd het uitsluitsel van aandoening met biologisch oorzaak verwijderd van de definitie van schizofrenie. In Surviving Schizophrenia geeft Torrey toe “de heersende theorieën in de Amerikaanse psychiatrie [waren] van psychoanalyse, [dat] familieomstandigheden [betrokken zijn] bij schizofrenie” (p. 149) Dit schijnt het te verklaren. In de uitgave van het tijdschrift Nature van 10 november 1988 heeft de genetische onderzoeker Eric S. Lander van de universiteiten Harvard en M.I.T. (V.S.) het zo samengevat: “In een bekende zaak van de Hoogste Raad van de V.S. verklaarde de toenmalige rechter Potter Stewart tijdens een spraakmakende tuchtzaak, dat alhoewel hij pornografie niet duidelijk zou kunnen definiëren, ‘ik het herken wanneer ik het zie.’ Psychiaters handelen min of meer op de zelfde wijze om te komen tot een diagnose van schizofrenie. Ruim 80 jaar na dat het woord voor het eerst werd gebruikt in de omschrijving van een hevige aandoening betreffende een geestelijke spleet tussen de functies van gedachte, emotie en gedrag, is er nog steeds geen algemeen aanvaarde definitie van schizofrenie.” (p. 105).
Volgens Torrey in zijn boek Surviving Schizophrenia houdt de zogenaamde schizofrenie diverse zeer verschillende types van persoonlijkheid in, o.a., paranoïde schizofrenen die “wanen en/of hallucinaties” hebben, die of “over achtervolging” zijn of over “grootheid”; hebefrenische schizofrenen, bij wie “goed-ontwikkelde wanen meestal afwezig zijn”; catatonische schizofrenen die de neiging hebben tot “vreemde lichaamshoudingen, starheid, verlamming en vaak mutisme” met andere woorden, ze zitten inactief en bewegingloos (in tegenstelling tot paranoïde schizofrenen die de neiging hebben achterdochtig en rusteloos te zijn); en simpele schizofrenen, die “een verlies van interesse en initiatief” tonen, zoals de catatonische schizofrenen (alhoewel minder extreem) en in tegenstelling tot de paranoïde schizofrenen hebben zij een “afwezigheid van wanen en hallucinaties.” (p. 77). In de DSM-II staat dat iemand die zich zeer gelukkig voelt (ondervindt “uitgesproken opgewektheid” kan voor die rede omschreven worden als schizofreen. (“Schizofrenie, schizo-affectieve type, opgewonden”) of zich zeer ongelukkig voelt (“Schizofrenie, schizo-affectieve type, gedeprimeerd”) (p. 35). In de DSM-III-R, van 1987 staat dat iemand een “diagnose” van schizofrenie krijgt wanneer hij noch geluk nog verdriet voelt (“geen tekenen van emotionele uitdrukking”) ( p. 189), het geen door Torrey “simpele schizofrenie” wordt benaamd (“afgestompte emoties”) (p. 77). In het boek The Powers of Psychiatry (de krachten van de psychiatrie) van Jonas Robitscher, hoogleraar psychiatrie, kunnen mensen die heen en weer schommelen tussen geluk en verdriet, de zogenaamde manisch-depressieven of mensen met “bipolare aandoening” ook schizofreen genoemd worden. “Veel gevallen die In de V.S. als schizofreen gediagnostizeerd worden zouden in Engeland of West Europa gediagnostizeerd worden als manisch-depressief.” (Houghton Mifflin, 1980, p. 165.) Dus de veronderstelde “symptomen” die de kenmerken van “schizofrenie” definiëren zijn uitermate breed, waarbij sommige mensen per definitie schizofreen zijn omdat zij wanen hebben of omdat zij geen wanen hebben, wel hallucineren of niet hallucineren, rusteloos zijn of catatonisch, gelukkig zijn of verdrietig, noch gelukkig noch verdrietig zijn, of heen en weer schommelen tussen geluk en verdriet.
Gezien geen somatische oorzaak voor “schizofrenie” ooit gevonden is, zoals we hieronder zullen zien, kan deze “ziekte” enkel “gediagnostizeerd” worden op grond van “symptomen,” die, zoals u kunt zien, nogal alom zijn. Zoals de advocaat Bruce Ennis zegt in zijn boek Prisoners of Psychiatry (psychiatrische gevangenen): “schizofrenie is zó een allesomvattend begrip en strekt zich tot zó een breed scala van gedrag dat er weinig mensen zijn die niet op een of ander tijdstip beschouwd zouden kunnen worden als schizofreen. (Harcourt Brace Jovanovich, Inc., 1972, p. 22).
Mensen die bepaalde dwanggedachten hebben of die dwanghandelingen uitvoeren zoals steeds op nieuw hun handen wassen, worden meestal beschouwd als lijdend aan een aparte aandoening genaamd “obsessieve-compulsiviteit”. Maar deze mensen worden ook schizofreen genoemd (b.v. door Torrey in zijn boek Surviving Schizophrenia,, pp. 115-116). In Surviving Schizophrenia geeft Torrey openlijk toe dat het onmogelijk is te definiëren wat schizofrenie is. Hij zegt: “De definities van de meeste menselijke ziektes zijn voltooid. ... Bij bijna alle ziektes is er iets dan kan worden gezien of gemeten, en dit kan gebruikt worden om de ziekte te definiëren en het te onderscheiden van de niet-zieke staat. Dit gaat niet op voor schizofrenie! Tot op heden hebben we geen enkel iets dat gemeten kan worden en waardoor we kunnen zeggen: Ja, dit is schizofrenie. Voor deze rede is de definitie van de ziekte een bron van grote verwarring en debat.” (p. 73).
Wat de schrijver van dit pamflet verwondert is hoe je deze verklaring van Torrey kunt rijmen met een andere verklaring die hij in het zelfde boek maakt, al eerder hierboven geciteerd, en voluit zegt “Schizofrenie is een ziekte van de hersenen, nu definitief bekend als zodanig. Het is een daadwerkelijke wetenschappelijke en biologische gegeven, even duidelijk als dat suikerziekte, spierziekte en kanker wetenschappelijke en biologische gegevens zijn.” (p. 5). Hoe kan schizofrenie een ziekte van de hersenen zijn wanneer we niet weten wat het is?
In werkelijkheid geeft het etiket schizofrenie, evenals de etiketten pornografie of geestelijke ziekte, aan dat we datgene waar het etiket op geplakt is afkeuren, en niet meer. Zoals “geestelijke ziekte” of pornografie, bestaat schizofrenie niet in de zin dat kanker of hartaandoeningen bestaan, maar enkel in de zin dat goed en kwaad bestaan. Zoals bij alle andere zogenaamde “geestelijke aandoeningen” is een diagnose van “schizofrenie” louter een weergave van de waarden of mening van de spreker of “diagnosticus” over hoe een mens “hoort” te zijn, samen met de valse (of in ieder geval onbewezen) stelling dat de afgekeurde gedachten, emoties of gedrag het gevolg zijn van een biologische abnormaliteit. Gezien de vele manieren dat het gebruikt wordt, is het duidelijke dat “schizofrenie” niets meer betekent dan “het bevalt mij niet.”
Daarom komt het respect voor deskundigen in de geestelijke gezondheid in het geding wanneer zij het woord schizofrenie gebruiken op een manier dat aantoont dat zij denken dat het een echte ziekte is. Dit is vergelijkbaar met het verlies van respect voor de waarnemingsvermogen of de intellectuele integriteit van iemand die “de nieuwe kleren van de koning” bewondert. Terwijl het gebruik van het woord schizofrenie door de leek, alhoewel inconsequent, nog enige zin lijkt te hebben, het gebruik van het woord op een manier dat aangeeft dat de spreker het over een echte ziekte heeft is gelijk aan het toe geven dat de spreker niet weet waar hij het over heeft. Veel “deskundigen” in de GGZ en “wetenschappelijke” onderzoekers houden overigens vol te geloven dat “schizofrenie” een echt bestaande ziekte is. Zij zijn als menigten mensen die naar de nieuwe kleren van de koning kijken, en niet kunnen of niet willen de waarheid inzien omdat zoveel anderen vóór hun hebben gezegd dat het echt is.
Een blik door de artikelen over “Schizofrenie” in de Index Medicus, een register van medische tijdschriften, toont hoe breed verspreid de mythe van schizofrenie is. En omdat deze “wetenschappers” geloven dat schizofrenie een echte ziekte is, proberen ze er somatische oorzaken voor te vinden. Zoals de psychiater William Glasser zegt in zijn boek Positive Addiction (positieve verslaving) uitgegeven in 1976: “Schizofrenie heeft de klank van een ziekte, dus vooraanstaande wetenschappers hebben de waan te zoeken voor een geneesmiddel (Harper & Row, p. 18). Dit is een onzinnige poging, want deze veronderstelde vooraanstaande wetenschappers kunnen schizofrenie niet definiëren, dus ze weten niet wat ze zoeken.
Volgens drie hoogleraren van de universiteit van Stanford (V.S.), “twee hypothesen hebben in de zoektocht naar een biologische substratum van schizofrenie overheerst.” Zij zeggen dat deze twee theorieën zijn de transmethylatie hypothese van schizofrenie en de dopamine hypothese van schizofrenie. (Jack D. Barchas, arts, et al., “Biogenic Amine Hypotheses of Schizophrenia”, artikel in Psychopharmacology: From Theory to Practice, Oxford University Press, 1977, p. 100.) De transmethylatie hypothese stoelde op het idee dat schizofrenie veroorzaakt wordt door afwijkende vorming van methylated amines” die lijken op het hallucinogene recreatiemiddel
mescaline in de stofwisseling van zogenaamde schizofrenen. Na diverse pogingen om deze theorie te bevestigen te hebben doorgenomen, concluderen zij: “Meer dan twintig jaar na de introductie van de transmethylatiehypothese kunnen er geen conclusies getrokken worden over de relevantie of betrokkenheid bij schizofrenie.” (p. 107). Jerrold S. Maxmen, hoogleraar psychiatrie bij de universiteit van Columbia (V.S.) omschrijft de tweede heersende biologische theorie over zogenaamde schizofrenie, de dopaminehypothese, in zijn boek The New Psychiatry (de nieuwe psychiatrie) uitgegeven in 1985: “...veel psychiaters geloven dat bij schizofrenie overmatige activiteit van het dopaminereceptor systeem betrokken is ... de symptomen van de schizofreen zijn deels het gevolg van overlading van de receptoren door dopamine.” (Mentor, pp. 142 & 154). Maar in het eerder genoemde artikel door de drie hoogleraren uit Stanford staat “directe bevestiging dat dopamine betrokken is in schizofrenie blijft de onderzoekers ontwijken.” (p. 112). In 1987 schreef Jon Franklin in zijn boek Molecules of the Mind “Kort gezegd, de dopaminehypothese was fout.” (p. 114). In datzelfde boek omschrijft professor Franklin andere pogingen biologische oorzaken te vinden voor zogenaamde schizofrenie: “… [S]chizofrenie was de klassieke ziekte. Tijdens de jaren 1940 en 1950 hebben honderden wetenschappers zich bezig gehouden met het onderzoeken van monsters van lichaamsreacties en vocht van schizofrenen. Ze onderzochten de huidcellen, analyzeerde het bloed, speeksel, en zweet, en staarde aandachtig in reageerbuizen vol schizofrene urine. Het gevolg was een onaflatende stroom van mededelingen dat dit of dat verschil was gevonden. Één vroege onderzoeker, bijvoorbeeld, beweerde een stof te hebben geïsoleerd uit de urine van schizofrenen waarvan spinnen scheve webben weefden. Een andere groep dacht dat het bloed van schizofrenen een afwijkende metaboliet van adrenaline bevatte dat hallucinaties veroorzaakte. Nóg een ander postuleerde dat de ziekte werd veroorzaakt door gebrek aan vitamine. Dergelijke ontwikkelingen verzorgde sensationele krantenkoppen, die suggereerde, of openlijke beweerde, dat de mysterie van schizofrenie was opgelost. Ongelukkigerwijze, wanneer tegen het licht gehouden, bleken geen van deze ‘ontdekkingen’ een poot te hebben om op te staan.” (p. 172).
Andere pogingen om een biologische basis voor zogenaamde schizofrenie aan te tonen betrokken hersensscans van eeneiige tweelingen wanneer enkel één van de twee verondersteld werd schizofreen te zijn. Ze toonde inderdaad aan dat de zogenaamde schizofreen hersenschade heeft die zijn tweeling niet heeft. De bedrieglijkheid van deze onderzoeken ligt in het feit dat de zogenaamde schizofreen onherroepelijk hersensbeschadigende middelen genaamd neuroleptica was toegediend als zogenaamde behandeling voor zijn/haar zogenaamde schizofrenie. Het zijn deze hersensbeschadigende psychofarmaca, niet de zogenaamde schizofrenie, die de oorzaak waren van de waarneembare beschadiging aan de hersenen. Iedereen die met deze farmaca “behandeld” wordt zal een dergelijke beschadiging oplopen. (Overigens mag er nooit abrupt gestopt worden met het gebruik van deze middelen, wegens de uitermate gevaarlijke onthoudingsverschijnselen.) Het beschadigen met farmaca – die (abusievelijk) geacht worden antischizofrene eigenschappen te hebben – van de hersenen van mensen die zodanig excentrisch, asociaal, fantazierijk of verstandelijk gehandicapt zijn dat ze schizofreen genoemd worden, is een van de meest verdrietige en onverdedigbare gevolgen van het hedendaagse geloof in de mythe van schizofrenie. In zijn boek The New Harvard Guide to Psychiatry (psychiatrische gids) uitgegeven in 1988, zeggen Seymour S. Kety, hoogleraar emeritus van neurowetenschap en psychiatrie, en Steven Matthysse, hoogleraar psychobiologie, beide van de medische faculteit van Harvard, “een onbevooroordeelde lezing van de recente literatuur verschaft niet de gehoopte verheldering van de catecholaminehypothese, noch komen er andere overtuigende gegevens naar voren over biologische verschillen die de hersenen van mensen met geestelijke stoornissen zouden kunnen typeren.” (Harvard University Press, p. 148). Het geloof in biologische oorzaken voor zogenaamde psychische stoornissen, inclusief schizofrenie, stoelt niet op wetenschap maar op “wishful thinking,” of op de wens om de ervarings/omgevingsoorzaken van het misgedrag of de ellende van mensen niet onder ogen te zien. Het herhaalde falen van de pogingen om biologische oorzaken te vinden voor zogenaamde schizofrenie toont aan dat “schizofrenie” enkel thuis hoort in de categorie sociaal/cultureel onaanvaardbaar denken of gedragen en niet in de categorie biologie of “ziekte” waar vele mensen het plaatsen.
1998 UPDATE:
“De aetiologie van schizofrenie is onbekend ... Schizofrenie wordt door velen toegeschreven aan een neurobiologische basis. De meest opmerkelijke theorie is de hypothese die postuleert dat schizofrenie veroorzaakt wordt door hyperactiviteit in de dopaminergische paden van de hersenen ... Meer recente onderzoeken hebben zich gericht op structurele en functionele afwijkingen door hersensscans te maken bij schizofrenen en controlegroepen. Geen enkele bevinding of theorie tot op heden is op zich voldoende om de aetiologie en pathogenie van deze complexe ziekte te verklaren.” (Blueprints in Psychiatry [blauwdrukken in de psychiatrie] door Michael J. Murphy, Ronald L. Cowan en Lloyd I. Sederer, hoogleraren aan de medische faculteit van Harvard, uitgeverij Blackwell Science, Inc., Malden, Massachusetts, 1998) p. 1.
Bron: http://www.antipsychiatry.org
Terug naar Index
Deze website word onderhouden door Prof. Albert C. Witteman, Psychiater. albert@xxss.org