Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
India '99
"En de zwaan steekt de Ganges over"

Net op tijd haalt de persoon naast mij zijn elleboog binnen de bus. Een langsscheurende bus raakt de onze tot twee keer toe, om vervolgens met nog maar twee banden op de weg tot stilstand te komen.

Een reis naar India, een droom of een nachtmerrie? Mijn eerste tien dagen staan in het teken van een duwende, trekkende en bedelende mensenmassa, die je geen moment met rust laat. Heel veel Indiërs geven mij tig argumenten om mij ervan te overtuigen in hun riksja plaats nemen, in hun hotel te overnachten, in hun restaurant te eten, of in hun winkel mijn souvenirs te kopen.

"Hello sir". "Where are you from?" "Where do you wanna go?" "But, sir, you are my good friend from Holland". "Only look!" "Come to my shop!"

Voordat ik hier op een adequate manier mee kan omgaan, heb ik mijn eerste geldverslindende blunders , waarvan mijn taxichauffeur Singh het beste voorbeeld is, reeds gemaakt. Singh is een Sikh, die werkt voor een overheidsorganisatie, bij welke ik het een en ander op dag 1 in Delhi geregeld heb, zodat reizen in India makkelijker zal worden. Hotels van tevoren geboekt, treinreizen en dus Singh, die ons gedurende 8 dagen zal rondrijden. Op zich niks mis mee, maar…… De dagen met Singh geven mij het gevoel dat India achter gesloten ramen aan mij voorbij gaat. Ik heb India in die dagen niet goed leren kennen, omdat alles al geregeld is en omdat Singh mij er steeds op attendeerde dat er weinig tijd is om extra activiteiten in te lassen

Jaipur gaat als een flits langs me heen. "Make picture and come back, sir". Ik durf er in het begin niks van te zeggen, omdat ik weet dat Singh gewoon zijn werk doet. Maar ik voel me wel een gevangene in zijn auto.

Na Jaipur rijden we door naar Pushkar, een dorpje in de heuvels in centraal-Rajasthan, waar volgens de inwoners alle geloof ter wereld is ontstaan en waar gelovigen samenkomen om daar hand-in-hand naast elkaar te leven. Hier begin ik mijn eigen gang te gaan. Tijdens een eerste wandeltocht door Pushkar valt het me op dat de mensen gewend zijn om toeristen te zien. Sterker nog, ze zijn blij om mij, een boeren-Hollander te zien, aangezien het dorpje al maanden overspoeld wordt door luidruchtige Israëlische motorrijders, die allemaal net het leger hebben verlaten en dat in Pushkar komen vieren.

De bevolking van Pushkar is heel open en iedereen wil van alles over zijn of haar tempel vertellen. Een Hindu begint een verhaal over het ontstaan van zijn geloof en hoe hij zijn leven in dienst van het geloof heeft gesteld en biedt ons een lunch en melkthee aan, zonder achteraf zijn hand op te houden. Maar ook word ik meegesleurd door diverse 'Holy Men', mensen die zichzelf als heilig beschouwen, naar het heilige meer van Pushkar. Nadat ik braaf diverse teksten in het Hindi, waarvan ik de betekenis niet weet, heb herhaald, vraagt er een om een donatie. Een donatie om Pushkar te steunen in haar gemeentelijke tempel-restauratie, daar is niks mis mee. Maar een donatie voor mijn persoonlijke Holy Man geeft mij het gevoel dat hij zijn eigen geloof wil verkopen. Misschien noodzaak om te overleven, misschien een standaard ritueel om toeristen snel wat geld afhandig te maken. Het antwoord zal ik niet te weten komen, aangezien hij snel verder moet om andere toeristen in te wijden, dus tijd om naar het antwoord te vragen is er niet.

Pushkar roept met name sportieve instincten bij mij op. Ik maak een fietstocht door de bergen naar het 15 kilometer verder gelegen islamitische Ajmer en vervolgens een bergbeklimming van ruim een uur om een tempel voor de god Brahma te kunnen bekijken, maar vooral om van het spectaculaire uitzicht te kunnen genieten. Lekker onderuit gezakt op een platte steen, geniet ik van de omgeving. De begroeiing aan de andere kant van de heuvel wordt steeds schaarser, met hier en daar nog een struik of een graspol. Het is duidelijk dat de even verderop gelegen woestijn de vegetatie verdringt. Zodra de zon oranje kleurt bij zonsondergang, veranderen alle puntige heuvels en Pushkar, ver beneden mij, in een oranje schilderij. Een heerlijke rust doet al mijn negatieve gedachten over India teniet.

Agra, mijn volgende halte, komt op mij over als niet meer dan een volgende metropool met bijhorende smog en een bevolking die door elkaar heen krioelt als mieren. Ik ben hier met name gekomen om de fameuze Taj Mahal en Agra Red Fort, het mooiste fort in India, volgens de reizigers die ik in India ontmoet heb, te zien. Als ik het fort bij zonsopgang bezoek zie ik de nevels van de Ganges als een sluier om de Taj heen hangen. Ik waan me in een Aladdin-film.

Met de nachttrein reis ik door naar de heiligste plaats in India, Varanasi. 's Ochtend om 6 uur rolt de trein het station binnen. In Varanasi ben ik ook voor het eerst zonder Singh om me heen. Dat Varanasi heilig is, blijkt wel uit het feit dat op iedere hoek een tempel is gebouwd, maar meer nog, uit de verbrandingsplaatsen aan de Ganges. Het is voor iedere Hindu het doel, mits financieel haalbaar, om in Varanasi de laatste adem uit te blazen en vervolgens, na verbrand te zijn, op een vlot de Ganges af te drijven. Een tochtje over de Ganges is ook iets dat iedere toerist hier doet, maar niet iedere toerist zonder misselijk te worden volbrengt. Niet omdat de Ganges een woeste rivier is, maar omdat hier en daar lijken voorbij drijven.

Ik zet mijn tocht per trein voort naar Dehra Dun, mijn overstapplaats op mijn weg naar Shimla. Met een vertraging van ongeveer 10 uur, gaat het landschap aan mij voorbij. Heerlijk vind ik het om bij het raampje te zitten en lekker naar buiten te staren. Het is ook een ervaring om een baby midden in een treincoupe zijn behoefte te zien doen. Maar het meest spectaculair zijn de wc's aan boord. Een gat in de vloer, zo klein, dat niet iedere wc-bezoeker goed kan mikken. Vooral als de machinist plotsklaps op zijn rem gaat staan heeft dit een heel leuk effect op de kraakhelderheid van de wc.

Het regent in Dehra Dun gedurende mijn verblijf, wat ook zeker invloed heeft op de aantrekkingskracht van de stad op mij, namelijk geen. Ik arriveer hier laat in de middag en vertrek de volgende ochtend vroeg per bus naar Shimla. Ik word van de ene naar de andere bus verwezen, blijkbaar weet niemand welke naar Shimla gaat. Uiteindelijk word ik naar een bus geroepen, waarvan de chauffeur meldt dat ik halverwege moet overstappen. Een groot avontuur begint.

De bus is nu eens stampvol, met vier mensen op een bankje dat geschikt is voor twee, en veertig mensen die tegen elkaar gedrukt staan, en dan weer halfleeg, als we een redelijk groot dorp zijn gepasseerd. Een ogenschijnlijk gehucht binnenrijdend, komt er een behulpzame man naar me toe die zegt dat ik er hier uitmoet om over te stappen. Ik volg zijn advies blindelings. De tocht wordt vervolgd en we gaan nog richting Shimla ook. Het landschap wordt inmiddels aardig heuvelachtig en de bus heeft nu en dan flinke problemen om de wegen te kunnen beklimmen.

De wegen worden steeds smaller en het is bijna onmogelijk voor twee bussen om elkaar te kunnen passeren. Mijn lot dient een tegenligger aan. De chauffeur van de mijne, anticipeert door aanzienlijk vaart te minderen en geheel links aan de bergkant te gaan rijden (in India rijdt men links). De naderende bus denkt dat hij er makkelijk langs kan en mindert geen vaart. Een foute inschatting. Tot twee keer toe klapt de tegenligger tegen onze bus aan en belandt met nog twee wielen op de weg half in een ravijn. Onze buschauffeur heeft dit blijkbaar vaker meegemaakt en vervolgt zijn weg alsof er niks gebeurd is.

In de bus naar Shimla ontmoet ik een modern uitziende Indische jongen, gekleed in een spijkerbroek met bijbehorend T-shirt en baseball-cap van een bekende Amerikaanse kledingfabrikant. In eerste instantie komt hij dus niet op mij over als Indiaas, ook niet omdat zijn gelaatstrekkingen eerder Japans of Koreaans aandoen. Maar als hij aan mij vertelt dat hij graag in het Indiase leger wil, in vloeiend Engels, zijn mijn twijfels weggenomen. Vol trots vertelt hij over zijn toelatingstest en zonder enige blijk van angst uit hij zijn wens om in Kashmir te mogen vechten. Hij lijkt nog zo jong en toch al zo vastberaden. Misschien heeft hij zijn vader bij eerdere gevechten rondom het probleemgebied Kashmir verloren en wil hij nu hem vereren. Zal ik deze jongen ooit nog zien? Ik hoop niet in de winkeletalages van Kargil, waar alle gevallenen met foto's worden herdacht.

We naderen Shimla. Het regent. Boven mij torenen de huizen uit. Shimla, verscholen tussen gigantische heuvelruggen, kent slechts twee wegen waarover verkeer kan rijden. De huizen worden met elkaar verbonden door steil op- en aflopende weggetje, trappen met honderden ononderbroken treden en spekgladde modderpaadjes. De Engelse historie van Shimla is nog duidelijk: vier kerken, veel pooltafels en oud-Engelse theehuisjes.

Shimla is, net als Pushkar, een heerlijke plek om bij te komen van de stedelijke beslommeringen en, inmiddels ook ontdekt door de Indiase bevolking, welke hier komt om te ontsnappen aan de verstikkende hitte in de rest van India. Echt indrukwekkend is de Monkey Temple, 500 meter boven Shimla gelegen en alleen bereikbaar via eindeloze trappenwegen, niet. Maar de ca. 200 apen die de tempel tot hun huis hebben gemaakt, zorgen er voor dat de klim van bijna een uur niet voor niks is geweest. Een paar grote stappen richting een aap die mijn tas ontdekt heeft, voorkomt mijn gang naar de politie om aangifte te doen van diefstal van mijn fototoestelhoesje.

Een ware uitputtingsslag vormt de wandeltocht naar Chadwick Falls, een waterval van 60 meter, een paar kilometer buiten Shimla. Door rond te vragen bij de lokale bevolking kom ik steeds dichter in de buurt van het paradijs waar ik op hoopte. De ene persoon begrijpt beter wat we bedoelen met 'waterval' dan de ander, maar met gebaren en geluiden kom ik een heel eind. Zo ver buiten de stad zijn mensen vriendelijk en behulpzaam. Een oude Indische man met evenveel tanden als een pasgeboren baby, die mij in eerste instantie de verkeerde kant had gewezen, komt mij in de stromende regen achterna gerend en wijst mij alsnog de goede weg, een heel klein bospaadje dat steil naar beneden loopt. Vanaf dit punt is concentratie vereist, één foutje en je glijdt meters naar beneden. De paar bakstenen, die in het bospaadje verzonken zijn, bieden nog enigszins houvast, hoewel ze spekglad zijn. Een boomtak hier, een uit de grond omhoog gegroeide boomwortel daar, bieden meer zekerheid. Het geluid van de continue regen tegen de blaadjes, geven mij de illusie dat ik de waterval bijna bereikt heb. De ene splitsing na de andere volgt, en iedere keer is het een gok welke weg te nemen. Maar ik heb geluk. Een enorme watermassa boven mij lijkt zo uit de bomen naar beneden te storten, zo dicht begroeid is de omgeving. Een paar apen schieten brullend voor me weg.

Helaas moet ik weer terug naar Delhi. Tijdens de eerste dag in Delhi heb ik de stad voor het grootste deel bekeken per taxi. Dus dat moet ik nog even overdoen. Ik maak de Main Bazaar in Paharganj, gelegen in het oude deel van Delhi tot mijn uitvalsbasis. Niet in de laatste plaats omdat in dit gedeelte het echte Delhi te bewonderen is. Overal kleine winkeltjes, straatrestaurantjes met een in een maanden niet afgewassen kookgerei, een man die met koe en wagen met daarin een vrachtlading van 50 hooibalen de drukste straat probeert door te lopen. Uiteraard zijn de hostels in deze buurt ook typisch Indiaas, zodat mijn reisgenoot niet het enige levend wezen is dat met mij een kamer deelt.

Ik zie vele historische dingen in Delhi, zoals Delhi Red Fort, India Gate, Jama Masjid, etc, maar met name geniet ik van het dagelijkse leven dat aan me voorbij trekt. Bij mij is er een gevoel van vrijheid en innerlijke rust ontstaan. India, een land van ongekende mogelijkheden op het gebied van cultuur en natuur, een land zo divers dat je er 3 maanden, maar ook 3 jaar kunt rondreizen, een land waarin armoede en rijkdom zoals nooit door mij aanschouwd hand-in-hand gaan, een land met niet een kroegje, maar een koe op iedere hoek. India heeft mij uiteindelijk bevrijd van het wrange gevoel, dat zich meester van mij maakte gedurende de eerste anderhalve week.