Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
China 1997
"Xiahe"

'Give me your hand". Als het Tibetaanse jongetje Engels had kunnen spreken, had hij iets dergelijks gezegd. Nu zegt hij het in zijn eigen taal, maar zijn naar mij uitgestoken hand is voldoende om aan mij duidelijk te maken, dat hij mij wil helpen om de koude, snelstromende rivier over te steken.

Xiahe is een Chinees dorpje met een overheersende Tibetaanse cultuur. Wie de Tibetaanse cultuur wil proeven, maar Lhasa, de hoofdstad van Tibet, te ver weg vindt, gaat naar Xiahe. Het dorp is voor Tibetanen een bedevaartsoord, het belangrijkste na Lhasa. Xiahe ligt in hartje China, in de provincie Gansu, op ca. 3500 meter. De lucht is er ijl.

Xiahe is een oase van rust in vergelijking met de grote Chinese metropolen, met de schoonste lucht die ik ooit ingeademd. De rode konen, nog kleinere ogen, paardenstaarten en kleurrijke kleding van de bevolking doen je denken dat je in een ander land bent: Tibet. Xiahe is door het toerisme ontdekt en de lokale bevolking maakt daar dankbaar gebruik van. Hotelletjes en touroperators schieten als paddestoelen uit grond. Hierdoor vervaagt de cultuur. Ik zie monniken in een restaurant een biertje drinken en op gympen lopen, spaghetti bolognese wordt in diverse restaurants geserveerd en de gebeden in de kloosters lijken meer op een theatervoorstelling, waar de toeristen gewoon bij mogen zitten.

Gelukkig biedt Xiahe dan cultuur: natuur. Ik huur een fiets om de omringende bergen in te gaan, waar het leven in de kleine dorpjes nog onverstoord is. Alhoewel. "Horse sir?" "No, thank you!" Een opdringere paardenverhuurder probeert mij ervan te overtuigen bij hem een paard te huren, terwijl ik nog nooit op een paard gezeten heb en doodsangsten uitsta bij de gedachte dat het paard op hol zou kunnen gaan. "Horse sir?" "No, thank you!" Deze man komt uit de stad en probeert een slaatje uit toeristen te slaan, die hier eigenlijk voor hun rust komen. "Horse sir?" "No!".

Ik zie al fietsend een totempaal, zo lijkt, op de top van een heuvelrug. Ik parkeer mijn fiets en besluit die paal eens van wat dichterbij te bekijken. Lopend door het doorweekte gras passeer ik een aantal landbouwer, dat even verbaasd opkijkt, een glimlachen toont en een glimlach van mij terugontvangt, om vervolgens weer door te gaan met de dagelijkse werkzaamheden.

Een rivier blokkeert mijn pad. Hij is te breed om over te steken en ik besluit een smaller punt op te zoeken. Na een half uur denk ik zo'n punt gevonden te hebben maar hier stroomt de rivier ook een stuk sneller. Een paar jongetjes kijkt verbaasd op als ik met mijn ontblote voeten het water op zijn temperatuur controleer. "Can you help me?", roep ik. Geen reactie. Ik pak mijn Mandarijns-Engelse woordenboekje en zoek 'Help' op, maar waarschijnlijk spreken ze alleen Tibetaans.

Twee jongetjes komen dwars door de rivier op mij af, tot hun knieën in het water en met een grote glimlach op hun roodgekoonde gezicht. Niet ouder dan tien, twaalf zullen ze zijn. Een van de twee jongetjes steekt zijn hand naar me uit. Ik geef hem de mijne. Met een ruk trekt hij me de stroom in. Ik voel duizenden messen door mijn voeten en enkels: het water is vrieskoud. Het jongetje blijft me stevig vasthouden. Al voor me uitlopend zoekt hij de goede plekjes uit, daar waar geen stenen zijn om over uit te glijden. De overkant van de rivier lijkt steeds verder weg. Ik voel de pijn van de kou tot in mijn neus, de jongetjes lijken nergens last van te hebben. Een hele lange minuut duurt de oversteek. Ik zeg 'Xiexie', wat 'dank je wel' betekent. De jongetjes glimlachen. Ik wil in mijn tas een pen pakken, waar ze hier dol op zijn. 'Yupe, yupe', heb ik al tientallen kinderen eerder vandaag nog tegen mij horen roepen, "pen, pen". Maar deze kinderen hebben liever mijn haast lege waterfles, die ze uit mijn broekzak zien steken. Ze rennen er schaterend mee weg. Zonder fles komen ze terug en ik wijs op de totempaal en klop op mijn borst.: ik ga naar de totempaal ga klimmen, maak ik zo duidelijk. Ze glimlachen en rennen weer weg.

De heuvel doemt voor me op en de rotsen steken hier en daar door het gras. Ze bieden me een welkom houvast: de heuvel gaat hier steil omhoog. Na een half uur klimmen bereik ik de top. De totempaal blijkt een paal te zijn waar omheen doeken met religieuze Tibetaanse teksten zijn gebonden. Inmiddels wordt de lucht aardedonker. Een flinke bui is op komst. Een zwerm adelaars cirkelt boven mijn hoofd. Ik hoor het gejank van zwerfhonden, veel hebben hondsdolheid, heb ik me laten vertellen. Ik zie ze niet, maar ik hoor ze wel. Tijd om te gaan dus. De jongetjes zijn inmiddels verdwenen, dus de rivier zal ik nu zelf over moeten steken. Zodra ik bij de fietsen ben, komt de paardenverhuurder op me af. "Horse sir?" Ik kijk hem aan en wijs op de aardedonkere lucht, ik stap op mijn fiets. Ik fiets zo hard als ik kan om op tijd binnen te zijn. Helaas, de eerste druppels en de daarop volgende liters, zorgen ervoor dat ik doorweekt mijn afgelegen hotelletje bereik.