Homofilie: de aard van de geaardheid
Het spreekwoord "ongekend is onbemind" gaat in veel gevallen op, maar in heel wat andere geldt de vaststelling dat ongekend ook ongevreesd is. Dat is onder meer zo voor wat betreft homofilie.
Een grote meerderheid heeft weliswaar een vaag gevormde opinie over dit onderwerp, maar als men er dieper op ingaat, blijken de meningen meestal niet gestoeld op betrouwbare feitenkennis. Wat we hierover moeten of mogen denken wordt ons momenteel als het ware van hogerhand voorgekauwd en wie dit "correct denken" in vraag durft te stellen, loopt het risico om onverbiddelijk bij de onverdraagzamen te worden gecatalogeerd. Juist nu we in toenemende mate kunnen beschikken over de resultaten van degelijk gedocumenteerde studies die ons een dieper inzicht verschaffen in wezen, oorzaak en gevolgen van homofilie, worden we opgezadeld met goedbedoelde halve waarheden en opzettelijke hele leugens hierover. Niet dat over homoseksualiteit reeds alles zou geweten zijn (dit is evenmin het geval met de normale of met andere seksualiteit), maar het wordt wel hoog tijd om de schade te beperken van het pseudo neutraal amoreel gezwets over dit en andere seksuele onderwerpen.
(Zogenaamd seksuologische uitzendingen van het niveau van die van Goedele Liekens zijn zeker niet de aangewezen middelen om het Dutroux-tijdperk achter ons te laten).
De bedoeling van dit artikel is concreet feitenmateriaal aan te reiken, als tegengewicht voor de eenzijdige balast aan onjuistheden waarmee de meeste media de opinies ter zake vervormen. Het hiernavolgende is gebaseerd op twee vlot leesbare werkjes, geschreven vanuit twee heel verschillende visies en situaties. Ondanks het verschil in oorsprong en opzet, vullen ze elkaar aan en bevestigen ze elkaar in grote trekken.
Het eerste boekje is het getuigenis van een Fransman die gedurende twintig jaar een homoseksueel leven leidde. Het is getiteld: 'Ne deviens pas gay, tu finiras triste" (Wordt geen homofiel, je zal er droef van worden).
In de loop van zeven vraaggesprekken, opgetekend door de journalist Pierre Pastré, schetst de betrokkene onder het pseudoniem Sébastien zijn overstap naar het aparte wereldje der mannelijke homofilie, het reilen en zeilen binnen zulke gemeenschappen en zijn moeizame ontworsteling aan de greep van zijn homoseksuele verslaafdheid. Het is een schrijnend verhaal dat de lezer indringend confronteert met de innerlijke verscheurdheid en eenzaamheid die achter de mondaine façade van die kringen schuilgaat.
Zijn realistische onthullingen maken komaf met een aantal stereotypen aangaande homofilie, die hoe langer hoe meer ingeburgerd geraken; ze vormen tegelijkertijd een pleidooi tegen de invoering van het homoseksueel huwelijk. Het werkje verscheen recent bij de uitgeverij François-Xavier de Guibert, Parijs.
Onze tweede bron is getiteld:
"Geaardheid of scheefgroei?"; het boek is van de hand van de Nederlandse psycholoog-therapeut Dr. G.J.M. van de Aardweg en verscheen bij de uitgeverij Tabor te Brugge in 1984. De publicatie bevat achteraan een lijst van wetenschappelijke literatuur van de decennia voordien, waarin een aanzienlijk aantal deelaspecten van het thema worden behandeld. Een aanrader dus voor wie de materie grondiger wil leren kennen.
Op een systematische en heldere wijze behandelt de auteur een aantal knelpunten en misvattingen en licht zijn zienswijze toe met een stevige argumentatie vanuit theorie en praktijk. Hij behandelt zowel de mannelijke als de vrouwelijke homoseksualiteit, die onderling nogal wat gelijkenissen vertonen.
Door de schrijver worden consequent de termen homofielvoelende of homofiel georiënteerden gehanteerd, in plaats van homofielen. Verderop zal duidelijk worden waarom hij deze laatste term als te determinerend beschouwt.
De homofiele dwangmatigheid
In beide uiteenzettingen wordt de homoseksuele neiging beschreven als die van een seksualiteit op drift, met een overwegend obsessioneel en dwangmatig karakter, vergelijkbaar aan een verslaafdheid. Dit komt ook voor in de heteroseksualiteit, maar op verre na niet in de mate en frequentie die men bij homofielgerichten aantreft.
De beschrijving van de leefwereld waarin Sébastien vertoefde, geeft ons hiervoor een gedeeltelijke verklaring. Het gaat immers over "gemakkelijke" seks, waarin de factor verantwoordelijkheid volledig bijkomstig is. Daarenboven gaat het zoeken en vinden van de homoseksuele genotsbeleving gepaard met andere plezierige aspecten: reisjes, feestjes, het contact met kringen van een hoger artistiek en sociaal niveau enz.
Dieper gravend zien we dat zowel de zelfanalyse van Sébastien als de psychologische analyse van Dr. van de Aardweg de homoseksuele verlangens weergeven als een zelfgerichte onbevredigdheid. De psycholoog catalogeert de homofielvoelenden zonder omwegen in de groep der neurotische mensen, die aan een neiging tot zelfbeklag lijden. Sébastien gewaagt van "frénesie sexuelle" (seksuele razernij). Hij maakt een raming van het aantal avontuurtjes die hij in de loop der jaren had, en hij komt met een gemiddelde van een drietal per week op maar liefst drieduizend.
Zulk gedrag, zo schrijft hij, heeft in homoseksuele kringen niets exceptioneels. De perversiteit bereikt in dat milieu hoogtepunten als jonge mannen, in hun volle kracht, daarenboven nog stimulerende producten gaan gebruiken. Zelfs dat is niet uitzonderlijk, hetgeen goed geïllustreerd wordt door het misbruik dat door de homoseksuele gemeenschap gemaakt wordt van een cardiologisch medicijn, door het te gebruiken voor geslachtelijke stimulatie. Een studie heeft uitgemaakt dat 40 % van de AIDS-gevallen in de VSA een verband hebben met de inname van dit geneesmiddel.
De mythe van het homoseksuele koppel
"Onrust in de contacten, eenzaamheid, jaloezie, relatief veel zelfmoorden, neurotische depressies: dat is de andere zijde van de medaille, die we in de pers nauwelijks tegenkomen", aldus Dr. van de Aardweg.
De auteur citeert enkele interviews van de Amerikaanse journaliste Doris Hanson met homofielen. Een man verklaarde haar: "Het is een rauwe wereld die ik mijn ergste vijand niet zou toewensen. In de loop der jaren heb ik met een reeks kamergenoten geleefd. Sommigen van hen verklaarde ik zelfs mijn liefde. Ze zwoeren dat ze van me hielden, maar homoseksuele banden beginnen en eindigen met seks. Er is weinig anders om op te drijven. Na enige tijd worden de partners nerveus. Ze willen nieuwe opwinding, nieuwe ervaringen. Ze beginnen elkaar te bedriegen, eerst in het geheim, daarna openlijker... Er komen jaloerse uitbarstingen en ruzies. Tenslotte ga je uit elkaar en begin je rond te scharrelen, op zoek naar een nieuwe minnaar."
Deze verklaring kan zo in de mond gelegd worden van Sébastien, als resumé van de beschrijving van zijn twintigjarige homoseksualiteitsbeleving. Zowel de Franse ex-homofiel als de Nederlandse deskundige zijn hierover formeel: duurzame homo-relaties zijn uiterst zeldzaam en misschien zelfs quasi onbestaande, als men hiermee volstrekte wederzijdse trouw bedoelt. Die bewering wordt gestaafd door voldoende getuigenissen en kan worden onderschreven door ieder die ooit een diepgaand gesprek heeft gevoerd met een persoon die ten prooi viel aan de homoseksuele "verslaving".
Het droevige lot van de homoseksueel
"Er komt een dag in het leven van de homofiel, waarin het plezier voorgoed plaatsmaakt voor het drama", vertelt ons Sébastien. Dat gebeurt gewoonlijk rond het einde van de dertiger jaren. De normale gematigde vrees die heel wat mensen beangstigt, bereikt bij de homoseksueel een buitenmaatse hoogte. Langzaam maar zeker verliest hij zijn fysieke aantrekkelijkheid en wordt hij afgezonderd van wat zijn leven aangenaam maakte. Het lot van de verouderende homoseksueel is de eenzaamheid. Hij kan zijn partners niet meer kiezen, tenzij hij rijk genoeg is om ze te betalen.
Onveranderlijk blijft de ouder wordende homofiel aangetrokken door de jeugd, maar die moet hem niet meer. Hij zal zich moeten tevreden stellen met partners van zijn ouderdom, die hij eigenlijk niet aantrekkelijk vindt, en hij zal een verloren strijd voeren om zelf een jeugdig voorkomen te behouden. De eenzaamheid waarin hij onherroepelijk vervalt, is in de grond niets anders dan een variatie op de eenzaamheid waarin hij steeds geleefd heeft, maar die verdoezeld werd door de feestjes en ontmoetingen die zijn leven vulden. Het homomilieu is een jeugdig milieu, en daar hoort hij niet meer bij.
Hoe komt het, zo vraagt de Franse ex-homofiel zich af, dat een man en een vrouw elkaar op hun vijftigste kunnen ontmoeten, elkaar bevallen en trouwen, terwijl hij nooit zulke situatie heeft meegemaakt onder de homo's, waar een echte "boulimie" (ziekelijke vraatzucht) voor de jeugd heerst.
Hijzelf prijst zich gelukkig dat hij een der weinigen is die, gedreven door een nooit verloren drang naar een duurzame relatie, erin slaagde om de homoseksualiteit af te zweren. Hierbij werd bij geholpen door een vrouw waarmee hij sinds een vijftal jaren een relatie aanging die gunstig lijkt te evolueren.
De oorzaken van de homofiele gerichtheid
Volgens Sébastien heeft een grote meerderheid van degenen die zich tot het homoseksuele milieu aangetrokken voelen, schrik van het contact met vrouwen, of heeft dit althans gehad. Vele homofielen voelen zich weliswaar perfect op hun gemak bij vrouwen, maar enkel nadat zij voorgoed hun homoseksuele situatie hebben vastgelegd. Hijzelf was in zijn jeugd een normale heteroseksueel. Als jongeman verloor hij zijn toekomstige echtgenote en kind in een ongeluk. In zijn psychologische ontreddering nadien ging hij na een toevallige ontmoeting een homoseksuele relatie aan. Een der redenen die hem tot deze stap bracht, was dat hij diep in zichzelf op een irrationele wijze de schuld voor het verlies van zijn zoon bij zijn toekomstige legde, een schuld die hij onbewust uitbreidde naar de vrouwen in het algemeen.
Slechts zeer weinigen zijn homoseksueel vanaf de geboorte, zo betoogt hij op basis van wat hij ervaren en vernomen heeft, alhoewel heel wat homofielen zulks van zichzelf zullen beweren. Degenen die de homofiele rangen gaan vervoegen, zijn jongeren die nog niet goed weten waar zij aan toe zijn en die schrik hebben van de wereld van de vrouwen. Eenmaal dat zij de stap hebben gezet, is de vergelijking vlug gemaakt tussen het homo- en het heteromilieu. In het eerste zijn de seksuele contacten veelvuldig en vlug, terwijl het aangaan van een heteroseksuele relatie heel wat meer vindingrijkheid, ijver, geduld en inspanningen vergen. De gemakkelijkheid, ziedaar het woord.
Dr. van den Aardweg spit hetzelfde onderwerp grondig uit. Hij constateert dat bij jonge mensen zonder neurotische remmingen, frustraties, minderwaardigheidscomplexen of innerlijke spanningen nooit een ontwikkeling naar homoseksualiteit optreedt.
Hij komt tot het besluit dat de heteroseksuele instelling erfelijk verankerd is. De hersenen van man en vrouw verschillen tengevolge van embryonale processen en dit is ongetwijfeld de biologische basis voor diepgaande verschillen in de psyche, ook op gebied van de seksualiteit. Ook het onderzoek naar de seksualiteitsbeleving van hermafrodieten (mensen met stoornissen in de geslachtschromosomen) bezorgen interessante argumenten hiervoor. Tweelingenonderzoek bracht geen geldige argumenten ten voordele van de mogelijkheid tot een aangeboren homoseksuele aanleg.
De homofiele geaardheid bestaat simpelweg niet voor de Nederlandse psycholoog. Er is nooit een erfelijke factor gevonden waarin homofielvoelenden van anderen zouden verschillen. Zelfs Masters en Johnson, onderzoekers uit de school van Kinsey, voor wie homoseksueel gedrag best mag, verklaren dat het "van vitaal belang is dat alle beroepskrachten in de gezondheidszorg in gedachten zouden houden dat de homoseksuele man en vrouw in wezen een man of vrouw is door genetische bepaaldheid en homoseksueel georiënteerd door een aangeleerde voorkeur". Wetend dat de geslachtelijkheid van eenieder van bij de conceptie definitief en onherroepelijk bepaald wordt door de geslachtschromosomen (xx of xy) die men in iedere lichaamscel terugvindt, is dit besluit volkomen evident.
De auteur maakt verder komaf met bevooroordeelde uitspraken, zoals die over de seksuele gedragingen der oude Grieken, of deze die men bij sommige diersoorten kan merken. Hij schrijft terecht dat homofilie in de Griekse oudheid slechts in de mode was in bepaalde kringen en dat het fout is om op basis van de werken van enkele schrijvers en filosofen te besluiten dat in die cultuur de knapenliefde als normaal werd beschouwd door de meerderheid.
Wat het gedrag van de dieren betreft, daar komt echte homofilie niet voor; enkel tijdelijke homoseksuele gedragingen bij gebrek aan heteroseksuele partners, of reacties op waarnemingsfouten van bepaalde seksueel prikkelende eigenschappen bij leden van hetzelfde geslacht. Dr. van den Aardweg schrijft niets over het gedrag van sommige hogere apensoorten, waarbij volgens sommige waarnemingen homoseksuele gedragingen courant schijnen te zijn. Uit de analyse van die gedragingen bleek echter dat ook zij geen uiting zijn van homofiele aanleg, maar van onderlinge dominantie of onderwerping tussen mannelijke dieren in een hiërarchisch gestructureerde kudde.
Homofilie is het gevolg van fouten in de persoonlijkheidsontwikkeling, voornamelijk tijdens de pubertijd, aldus de psychotherapeut. De voornaamste oorzaak is de ontwikkeling van wat hij het "homofiel minderwaard-gevoelen" noemt. Dit complex ontstaat meestal tengevolge van een verkeerde opvoeding, in de eerste plaats vanwege de ouders, zoals in het geval van een al te dominerende moeder of bij een gebrek aan vaderlijke inbreng. Maar zowel bij jongens als bij meisjes is de doorslaggevende factor de sociale: het zich vergelijken met anderen van hetzelfde geslacht en het gevoel hebben dat men anders is, dat men er niet bij hoort, als te zwak jongetje bijv. of als te weinig gewaardeerd meisje. Er ontstaat aldus een onbevredigd, eenzaam en zelfgericht kind dat ook bij de latere volwassene innerlijk voortleeft. Het seksueel gevoel voor de andere sekse is in die fase nog niet of nauwelijks ontdekt en ook andere objecten, zoals oudere mensen, kinderen, zelfs voorwerpen kunnen dan in de fantasie met de ontwakende erotische gevoelens verbonden worden. Dr. van den Aardweg licht dit in detail toe en onderbouwt het met statistische argumenten.
Men kan uiteraard niet verwachten dat hiermee alle facetten van het onderwerp zouden zijn aangesneden, laat staan uitgeput. Geen van heide auteurs spreekt zich bijv. uit over de transseksuelen.
Meer bepaald bij Dr. van den Aardweg mist men een bespreking van de gevolgen van seksueel misbruik op jeugdige leeftijd. Het is immers opvallend, dat mensen met een afwijkend seksueel gedrag dikwijls beamen dat zij in hun kindsheid of pubertijd door ouderen zijn verleid, misbruikt of tot seksuele contacten gedwongen.
Voor wat de transseksuelen betreft, constateert men ook in kerkelijke kringen een zekere terughoudendheid. Men krijgt de indruk dat men niet goed weet welk standpunt in te nemen. Die houding is nefast, want zwijgen is ook in dit geval toegeven.
Met de overwinning van Dana International in het Eurosongfestival verkreeg de homofiele wereld een wereldbekend idool, een levende reclame voor het aanvaardbare, normale, zelfs succesbevorderende van de consequente homoseksuele levenswijze. Nochtans zal ook dit idool, dat zich nu voordoet in een aantrekkelijke vrouwelijke gedaante met een bekoorlijke stem, in essentie altijd een man blijven, alle hormonale behandelingen en chirurgische ingrepen ten spijt.
Niemand schijnt zich af te vragen wat het einde zal zijn van de aldus behandelde menselijke wezens.
Met plastische chirurgie kan men veel verwezenlijken, maar is dit geneeskunde? Welke zijn de gevolgen op lange termijn van die ingrepen? Maakt men hiermee iemand gelukkiger en waardevoller als mens? Is de transseksuele ontmanning geen monstruositeit die iemand voorgoed van zijn wezenlijke originele hetero-seksualiteit afsnijdt en de neurotische seksuele obsessie waaraan hij lijdt consolideert? Leidt zij niet naar een pijnlijke toekomst, nadat de aantrekkelijkheid van de uiterlijke schijn zal zijn verdwenen en de betovering van het leven in een andersoortig lichaam zal hebben plaatsgemaakt voor de leegte van een niet meer te bevredigen verziekelijkte hunker?
Is de overgang naar een heteroseksueel leven mogelijk?
Zoals hiervoor al onrechtstreeks werd verteld, schat Sébastien de slaagkansen voor een definitieve terugkeer of overstap naar de normale heteroseksualiteitsbeleving zeer klein. Veel mannelijke homofielen belanden volgens hem in een stadium waarin zij een afkeer gekregen hebben van de vrouwelijke geslachtelijkheid en voor hen is de weg naar heteroseksualiteit onmogelijk nog te nemen, hoezeer zij dit ook willen.
In het laatste hoofdstuk van zijn betoog geeft Dr. van den Aardweg daarentegen verschillende voorbeelden van met succes behandelde en van hun homofiele verslaafdheid verloste patiënten. Het is een proces van verscheidene jaren, maar zelfs personen van boven de veertig kunnen blijkbaar nog met succes een definitieve omschakeling bereiken. Het vergt uiteraard een grote wilsinspanning en veel geduld, zowel van de zijde van de psychotherapeut als van degene die op hem beroep doet.
Een sterke motivatie is hiertoe een essentiële vereiste. Gemakkelijker is het natuurlijk om met de zogenaamd progressieve tendens mee te lopen en de hulpzoekenden te "genezen" door hem haar te overtuigen dat zijn/haar neurotische afwijking gewoon een normale seksuele variant is.
Er is dus geen reden tot moedeloosheid voor de homofielvoelenden die er oprecht iets willen aan doen; maar misschien is er wel reden tot radeloosheid als men ziet hoe overheden en gezagsdragers zich in toenemende mate laten inschakelen als protagonisten voor het progressieve wolvenkoor.
De verantwoordelijkheid van de overheden
Als ex-homofiel die jarenlang het wel en wee van de "gays" heeft meegeleefd, maakt Sébastien zich ongerust over de merkbare mentaliteitsverandering waardoor men in toenemende mate homoseksuele relaties als heel normaal gaat beschouwen. Weifelende jongeren die vroeger waarschijnlijk nooit homofiel zouden geworden zijn, verloren aldus de ontradende bescherming vanwege een maatschappij waar de grote meerderheid homoseksuele gedragingen afkeurt. En als ex-insider kan Sébastien gemakkelijk de gevolgen hiervan vaststellen. Ondanks de terreur die zich bij de aanvang van de AIDS-epidemie meester maakte van het homovolkje, ziet hij intussen hun ontmoetingsoorden langs de Seine gaandeweg uitdeinen.
De verantwoordelijkheid ter zake van de gezagsdragers, civiele, clericale, educatieve of andere, is groot. Zij spelen immers een primordiale rol in de mentaliteitsvorming. Sébastien vraagt zich af door wie de politieke wereld van zijn land onder druk werd gezet om met een voorstel tot invoering van het homohuwelijk voor de dag te komen. Hij vermoedt dat dit het werk is van een combatieve homofiele lobby, die slechts een kleine minderheid van de gays vertegenwoordigt. De meeste homofielen zijn daar immers niet in geïnteresseerd en wensen hun zaken onder mekaar te regelen, volgens de gangbare praktijken in deze onderwereld van de seksualiteit. Blijkbaar gebeurt hetzelfde in ons land, waar de lobby zelfs over iemand uit eigen rangen beschikt op het tweede hoogste burgerlijk gezagsniveau.
De institutionalisering en officiële erkenning van al wat sinds mensenheugenis als verwerpelijk en zelfs als misdadig werd beschouwd (abortus, prostitutie, euthanasie, vrijlating van gevaarlijke criminelen, homoseksueel gedrag...) is een hedendaagse constante die klaarblijkelijk het gevolg is van mondiale campagnes. De geesten worden voor een zogenaamde eigentijdse taboedoorbrekende overheidsaanpak rijp gemaakt door de pervertering van begrippen als discriminatie en verdraagzaamheid.
Discriminatie houdt in dat personen of groepen in gelijke omstandigheden ongelijk worden behandeld ten overstaan van andere personen of groepen. Een homoseksueel koppel bevindt zich echter in heel wat opzichten in een andere situatie dan een heteroseksueel gehuwd koppel (qua gemiddelde stabiliteit, vruchtbaarheid, gezinsverantwoordelijkheid, morele aanvaardbaarheid, maatschappelijke en opvoedkundige nuttigheid...).
Het zou een historische enormiteit met verstrekkende gevolgen zijn als onder stelselmatige druk van een vrijzinnigheid die alle heilzame heilige huisjes door onheilzame onheilige wil vervangen, zulk koppel dezelfde officiële status en herkenning zou verwerven als een normaal gehuwd gezin, de basiscel voor een gezonde samenleving. Het toegeven aan die druk heeft niets te maken met verdraagzaamheid en vernieuwing, maar alles met permissiviteit en verval.
De campagnes uitgaande van de overheid ten voordele van de aanvaardbaarheid van homoseksualiteit (mede geïnspireerd door mandatarissen van een zogenaamd christelijke partij), wordt geschraagd met de verspreiding van opgedreven cijfergegevens. Er wordt kwistig gezwaaid met statistische percentages die oplopen tot tien percent homoseksuelen.
Het is misschien mogelijk dat - onder meer als gevolg van die ongepaste en laakbare overheidsbemoeienis - uiteindelijk zulke alarmerende verhouding zal worden bereikt, hetgeen zou wijzen op een mentaal zwaar verziekte samenleving. Maar meer betrouwbare bronnen houden het bij een actueel maximum van anderhalf percent. Zou het niet eerder de taak van de overheid zijn, om dit percentage zo laag mogelijk te houden? Dat kan onder meer via maatregelen (campagnes, subsidies enz.) die bevorderlijk zijn voor de stabiliteit en het aanzien van het gezonde gezinsverband binnen het normale huwelijk, de basis van een levenskrachtige maatschappij met toekomst.
Ook de kerk zou haar standpunt met meer kracht moeten kenbaar maken.
(Bron : Tijdschrift "Paradox" - Kievitstraat, 23 - 3600 GENK )