Vereniging van Archiefonderzoekers te Dokkum
DE FRIESCHE ADMIRALITEIT.


Vrijwel direct na het ontstaan van de Verenigde Nederlanden werd ter bescherming van de handel, het land en zeegaten de behoefte gevoeld een organisatie op te richten die deze taak zou kunnen uitvoeren. Maar door allerlei geschillen tussen de provincies onderling die elk dachten het op hun eigen manier te kunnen en niets aan invloed en macht in wilde leveren werd er na veel gepraat en vergaderen pas in 1597 besloten tot het oprichten van een Generaliteits-College, een overkoepelende organisatie van alle admiraliteiten.

In 1586 waren er 3 admiraliteiten te weten in Amsterdam, Rotterdam en Zeeland en was Graaf van Leicester Kapitein-generaal, na zijn afstand en vertrek in December 1587 werd Prins Maurits benoemd tot Admiraal-generaal van de Verenigde Nederlanden.

Na verloop van tijd werd er na vele strubbelingen ook een admiraliteit opgericht in Enkhuizen en Hoorn, namelijk het Noorderkwartier.

Friesland behoorde wat de zeezaken en convooien betrof onder de admiraliteit van Amsterdam. Maar door onenigheid van de Staten van Friesland met Amsterdam over de zeggenschap van inkomsten uit de convooien en in-en uitvoerrechten de licenten, het financiële beleid, de bescherming van de zeegaten en ook omdat Amsterdam nogal ver van Friesland lag, dachten zij dat het beter was om zelf een admiraliteit in te stellen.
De Staten van Friesland besloten daarom in een resolutie op 6 Maart 1596 tot "Oprichting van een Kamer ofte Raad van Admiraliteit voor deze Landschappe". Welke zou bestaan uit 4 personen tot Raden en een secretaris. In geval de Staten van de Stad-Groningen en de Friesche Ommelanden er behoefte aan hadden werd er goedgevonden en besloten dat deze zich bij de nieuw in te stellen admiraliteit konden aansluiten. Nader kon dan onderhandeld worden over het toe te laten aantal afgevaardigden.
1 April 1596 werd een instructie van de State van Friesland vastgesteld voor het oprichten en instellen van de Friesche Admiraliteit en commissie verleent aan Sicke van Dijckstra, Hoitze Aisma, Feijcke Tatmans of Tetmans en Frans Jansz. om daarin zitting te nemen. De eerste drie werden op 3 April 1596 beëdigd, in de plaats van Frans Jansz. die inmiddels lid van Ged.Staten was geworden werd op 5 Mei 1597 door de volmachten van de Steden tot het lidmaatschap voorgedragen Klaas Wabbesz.

Er waren nu 5 admiraliteiten. Om tot een organisatie te komen werd in de vergadering van de Staten-Generaal van 14 Juni 1597 bij meerderheid goedgevonden dat er provisioneel voor 1 jaar en onverkort het recht van zowel de generaliteit als van de afzonderlijke provinciën, besloten tot het instellen van een overkoepelend Generaliteits-College.
De instructie voor het instellen van het GeneraliteitsCollege werd op 13 Augustus 1597 vastgesteld. De Colleges van Amsterdam, Rotterdam, het Noorderkwartier en Friesland zouden er elk in vertegenwoordigd worden door 7 Raden waarvan 4 leden op voordracht van de provinciën binnen welke het college resideerde en 3 leden uit de andere provinciën. Het college van Zeeland werd er in vertegenwoordigd door gecommitteerde Raden van Zeeland en 3 leden uit de andere provinciën. In het geheel werden in de Colleges door de Provinciën voorgedragen door Gelderland 3, Holland 15, Zeeland 10, Utrecht 2, Friesland 4, Overijssel 2 en Groningen 2 leden.

Van alle Colleges te samen als afzonderlijk werd de Admiraal-Generaal van de Unie hoofd en president. Bij afwezigheid werd dat de Luitenant-Admiraal in het betreffende college. Het ledental van de raad in de Admiraliteit van Friesland bestond begin 1600 uit 4 raadsleden uit Friesland en 2 uit Groningen. Het aantal raadsleden werd in de loop van de tijd gewijzigd, zo bestond het in 1739 of zoveel eerder uit 10 leden, te weten 4 uit Friesland en uit Gelderland, Holland, Utrecht, Overijssel, Stad Groningen en uit de Ommelanden elk 1 gecommitteerde. Friesland had behalve in haar eigen college ook 3 gecommiteerde in de andere colleges. De leden van de Raad werden voor een periode van 3 jaar benoemd. Van een van de Friese raadsleden uit de beginperiode, Mattheus Augustijns Steyn (1539-1605) en zijn vrouw Dirckje Tymansdr Gael (1539-1613) zijn portretschilderijen bewaard gebleven in het Rijksmuseum.

Portret van Mattheus Augustijns Steyn Portret van Dirckje Tymansdr Gael



Naast de raadsleden werd er in elk college een ontvanger-generaal, een advocaat-fiscaal en een secretaris benoemd door de Staten-Generaal uit de dubbeltallen door de betrokken colleges voorgedragen. De lagere ambtenaren zoals klerken, cherchers, equipagemeesters, deurwaarders en boden mochten door de colleges zelf worden benoemd.

De benoeming van het varende personeel voor wat betreft de Luitenant-Admiraal, Vice-Admiraal, Schout-bij-nacht en "kapiteinen te water" geschiedde door de Admiraal-Generaal uit een dubbeltal door het desbetreffende college voorgedragen, waarbij de Admiraal-Generaal het recht had zelf ook kapiteins te benoemen zonder nominaties. Friesland had het recht een Luitenant-admiraal en Groningen een vice-admiraal te nomineren. Zo ook wat de kapiteins betreft Friesen op Friesche schepen en Groningers op schepen van Groningen.

Voor de vestigingsplaats van de Friesche admiraliteit werd in 1597 voor Dokkum gekozen. Omdat in het begin bij de admiraliteit er niet zoveel en geen grote schepen waren, 2 oorlogsschepen en een aantal kleinere schepen op de Wadden voor de controle van de in-en uitvoerrechten de zgn. lincenten, gaf dit eerst niet te veel problemen. Maar naarmate er aan meerdere en grotere schepen behoefte was om konvooien en oorlogsvloten samen te stellen, om de eigen vissers- en handelsschepen tegen de vijandelijkheden van kapers en de oorlogsschepen van Spanje te beschermen, en mede door het verzanden van de Dokkummer Ee gingen er stemmen op om de Admiraliteit naar Harlingen te verplaatsen.

Vanaf ongeveer 1620 tot plusminus 1636 waren de grote oorlogsschepen van de Friese Admiraliteit bij de Admiraliteit van Amsterdam geequpeerd. De schepen van Groningen bij Zeeland. Later in 1636 waren de Friesche schepen bij de Admiraliteit van Rotterdam gevoegd. De kleinere plusminus 9 Wadschepen bleven Dokkum als thuishaven hebben. Door de behoefte aan grotere Friese oorlogsschepen werden deze in Amsterdam geequpeerd omdat ze Dokkum niet meer konden bereiken en om de in die tijd slechte financiele situatie van de Friese Admiraliteit.

In 1631 gingen er stemmen op om de Admiraliteit naar Harlingen te verplaatsen, maar om verschillende redenen duurde het toch nog tot 1645 voor dit ook daadwerkelijk beslist en het verplaatst werd, waarbij de schepen voor het innen van de lincenten in Dokkum bleven, en de oorlogsschepen in Harlingen werden gestationeerd. Tevens werd er een Admiraliteitswerf gebouwd.

Het besluit tot reorganisatie en het instellen van een Generaliteits-College in 1597 voor slechts 1 jaar, zoals we reeds eerder schreven, is gebleven tot 1795 zowat 200 jaar, tot op de val van de Republiek.

Het bovenstaande is in vogelvlucht een overzicht van de Friese Admiraliteit.

Ten geleide.

Wat is en was er van de Friese Admiraliteit bekend ? Niet veel en wie meer wil weten, komt er gauw achter dat er maar heel weinig bekend is van deze organisatie. Bij een grote brand op 12 en 13 Januari 1771 in het Admiraliteitshuis te Harlingen zijn de gehele secretarie en al de daar aanwezige papieren, documenten en scheepsmodellen verbrand en verloren gegaan niets is er van overgebleven. Een nog grotere verwoesting vond er plaats op 8 Januari 1844 bij de brand die het Departement van Marine in Den Haag in de as legde en waarbij het nog resterende archief gedeelte bijna geheel vernietigd werd.
Er zijn in het verleden wel artikelen geschreven over de Friese Admiraliteit maar altijd zeer fragmentaries. Dit komt waarschijnlijk ook omdat er bijna niets overgebleven is van de archieven van de Friesche admiraliteit.
Om toch meer aan de weet te komen is er een onderzoek gedaan naar de structuur van de organisatie, benoeming bestuursleden en lagere ambtenaren, vlootlijsten met daarin voorkomen schepen van Friesland en Groningen met de daarop varende bevelvoerders en de acties waaraan ze meededen.
Het onderzoek strekte zich eerst uit tot alle literatuur die er te vinden was o.a in Prov.Bibliotheek te Leeuwarden en het archief van N.O.Friesland te Dokkum. De gegevens uit de literatuur waren vaak onduidelijk of onjuist en de gegevens uit het archief in Dokkum heel weinig, daarom werd het onderzoek voortgezet in het Rijksarchief te Den Haag. Door te zoeken in de archieven van de Staten-generaal en van de andere admiraliteiten werden er heel wat gegevens boven water gehaald. Aan de hand van deze gegevens is getracht een overzicht te krijgen, waarbij opgemerkt zij dat het niet de pretentie heeft volledig te zijn.
Over een periode van plusminus 10 jaar is er aan gewerkt met afwisselend succes. Soms fanatiek soms met de moed der wanhoop om elke keer weer iets verder te komen. Maar wetend dat er nog zoveel te vinden is, is het goed nu eerst alles eens op een rij te zetten en het openbaar te maken.
Met dank aan de gehele familie, in het bijzonder aan mijn vrouw Rieke, die mij steeds stimuleerde om dit op papier te zetten.

Klik op onderstaande links voor gedetailleerde informatie over werknemers van en bronnen voor de Friese Admiraliteit.
Advocaat-fiscaal
Staten-Generaal
Ontvanger-Generaal
Secretarissen
Raadsleden
Varend Personeel
Adm. Personeel
Vlootlijsten
Literatuur

Dokkum, 31 December 1995.
E.Smits FAzn, Dokkum.

Dit is een online versie van 'De Friesche Admiraliteit boven water', van Eimert Smits FAzn.
De tekst is alleen voor persoonlijk gebruik en het is uitdrukkelijk verboden dit voor commerciele doeleinden te gebruiken. Copyright ligt bij Vereniging van Archiefonderzoekers te Dokkum/ Eimert Smits FAzn, Dokkum.

Een interessante website met informatie over de Engelse Oorlogen, waarin ook aan deze publicatie wordt gerefereerd, vindt u op de site van James Bender.

Kijkt u ook op de site van M.H. Engels over de Friese Admiraliteit te Dokkum.

Deze site hoort frames te bevatten. Ziet u geen frames, klik dan hier.