uit: Verzameld proza,Ó Erven Jan Walravens
Paris, Amsterdam / Manteau, Brussel, 1971
druk: Erasmus, Gent
typografische verzorging: Karel MartensWat waar is, is goed
De auteur vertelt in dit verhaal over zijn opvoeding en, nauw daarmee verbonden, zijn kennismaking met de literatuur en de schone kunsten. Zijn ouders waren arm doch niet ongeletterd; zijn vader, een overtuigd socialist en anarchist, fanatiek, en toch maar een brave zondagsschilder, gaf hem met zijn bruisend leergierige geest de bestaansreden van zijn schrijverschap: de drang om te creëren. Een eerste poging -leren de viool te bespelen- ontaardde in een mislukking. En dan ‘stond daar plotseling een verhaaltje van anderhalf bladzijde’, ontsproten uit zijn liefde voor de kinderverhaaltjes die hij toen nog las. De grote literatuur heeft hem in mindere mate geďnspireerd, door de jaren heen wel bewogen en verrijkt. Leesmoeheid doet hem op zijn oude dag terugkeren naar zijn oorspronkelijke drang: het schrijven niet vanuit de boeken, maar vanuit zijn leven.
De blaffende krekel
Een klein meisje wordt krankzinnig. Het ratelen van een krekel wordt voor haar een obsessie; ze is ervan overtuigd dat het Hemiboree is, een blaffend vogeltje dat haar blijft achtervolgen, soms als vriend en metgezel, soms als vijand. Haar ouders moeten toekijken hoe haar geest van dag tot dag zieker wordt. Jacqueline heeft het meeste contact met haar, weet van haar andere vriendjes Oranje en Peter, en heeft haar evolutie volledig meegemaakt. Pas teruggekeerd van een lange reis dringt tot haar vader pas later door wat er aan het gebeuren is met zijn dochter. Toch wordt hij haar ingewijde. Het feit dat hij als kind hetzelfde, maar in mindere mate, meemaakte, verwart hem maar vormt tevens de enige draad naar zijn dochter toe.
Hoe porselein breekt
In het laatste bezettingsjaar gaat een Vlaams meisje een voorzichtige vriendschap aan met een Duits officier. De schuldgevoelens van het diep katholieke meisje worden gedempt door het besef dat Diedrich net zo rusteloos, bang en eenzaam is als zij, en evenzeer naar het einde van de oorlog verlangt. Met bidden sust zij haar angst en twijfels. Haar broer, die het gebeuren met ongeruste ogen aankijkt, vangt Rosa op wanneer ze de gruweldaden van de oorlog niet meer kan rechtvaardigen met Gods woord. Na de bevrijding wordt zij ruw aangepakt door de geallieerden. Het trauma van haar gevangenschap ondersteunt het afbrokkelen van haar geloof.
Slapen ik
Slapen kan een kwestie van ‘s avonds gaan liggen en in de morgen opstaan, maar ook de enige vreugde van een blinde zijn. Zijn verhouding tot het slapen schetst de auteur met het voorbeeld van de door zaken verblinde man en zijn ontrouwe vrouw, die via een periode van onverschilligheid ten opzichte van elkaar en de wereld, hun band terugvinden in het geheim van de slaap. Een relaas over hoe slapen voor sommigen een diepe kuil van angst is en voor anderen een diepe verbintenis kan creëren.
De slag bij Waterloo
Een man lijdt aan een ziekte zonder pijn en zonder naam. Hij is vermoeid door de vele dokters die al zwijgend aan zijn bed hebben gestaan wanneer hij hoge koorts had, de talrijke ingrepen en de medicijnen die hij heeft geprobeerd, steeds zonder resultaat. Tijdens een wandelvakantie snijdt gedurende een seconde een verlammende vermoeidheid door zijn lichaam en geest; ‘Zo is het begonnen’. Om de vreemde gezwellen onder zijn armen te verwijderen, belandt hij in de kliniek. Passief ondergaat hij onderzoeken en nietszeggende resultaten. De anonimiteit van zijn ziekte maakt hem vrij, maar toch vreest hij de dood. Hoofdpijn stelt uiteindelijk zijn diagnose. Hij sterft aan een gezwel in zijn schedel.
II. PLAATS EN RUIMTE
Op een uitzondering na spelen de verhalen zich af in een moderne, maar verder ongedefinieerde tijd. Hoe porselein breekt speelt in het jaar ’45, in Vlaanderen. De Vlaamse afkomst van de schrijver komt vaak boven, zowel in het taalgebruik als in plaatsnamen.III. STRUCTUUR
De auteur hanteert een tamelijk eenvoudige structuur, wat niet wil zeggen dat zijn verhalen simplistisch zijn opgebouwd. Steeds beginnen ze met een korte sfeerschepping, een situering van de gebeurtenis of het onderwerp, waarna men onmiddellijk in het verhaal terechtkomt. In De blaffende krekel is de sfeer vanaf het begin gezet, maar slechts geleidelijk aan wordt de lezer duidelijk waar het precies om gaat. Het tempo van de tijd verschilt uiteraard. In zijn autobiografische verhalen, Wat waar is, is goed en De slag bij Waterloo, overbrugt Walravens de periode van zijn prille jeugd tot aan zijn dood. Ook in de andere werken is het hoofdpersonage een handelende ik-verteller.IV. STIJL
Walravens’ stijl is persoonlijk en rijk aan gevoelens. In weinig woorden kan hij een beeld op een treffende manier typeren. Zijn taal is rijk aan beeldspraak, levendig, origineel en net zoals zijn thema’s, vaak moedig. De meest ongewone gebeurtenissen vertelt hij ontroerend realistisch. Dramatische feiten weet hij over te brengen zonder dat emoties pathetisch worden.V. PERSONAGES
De personages zijn gewone burgers, die echter vaak in een uitzonderlijke situatie zitten. In deze situatie moeten ze zich schikken en dat doen ze elk op een andere manier. Vaak leven ze ietwat teruggetrokken van de buitenwereld en is er een gevoel van vervreemding aanwezig.VI. MENING
Ik heb deze verhalen erg graag gelezen. Vooral de stijl vond ik erg mooi (ookal zou ik absoluut niet kunnen zeggen hoe die is); ik denk dat het het romantische is wat mij aantrekt. Alhoewel ze heel vlot lazen, heb ik sommige verhalen meerdere keren moeten lezen om alles te vatten, met name slapen ik. Het verhaal De blaffende krekel kende ik al langer en was de aanzet voor mij meer werk van Jan Walravens op te zoeken. Toen ik het voor de eerste keer las, was ik vreselijk onder de indruk. Ik vind het meesterlijk beschreven, hard en ontroerend, gruwelijk en fascinerend tegelijk.