W.F. Hermans - De donkere kamer van Damokles

G.A. van Oorschot/Amsterdam, 1958, 26ste druk 1984
foto omslag: Gerald Dauphin
ontwerp omslag: Gerrit Noordzij

Op 12-jarige leeftijd komt Henri Osewoudt in huis bij zijn oom en tante in Amsterdam. Aanleiding is een verschrikkelijke gebeurtenis die niemand hem durft te vertellen, maar waarvan hij evenwel op de hoogte is: zijn krankzinnige moeder heeft zijn vader vermoord. In Ria, zijn 19-jarige nicht, vindt hij een vervanging voor zijn moeder. Hun dubieuze relatie houdt stand tot hij op 18-jarige leeftijd aankondigt met haar te trouwen. Ze vestigen zich in Voorschoten, waar zij naast het uitbaten van het sigarenwinkeltje van Osewoudt’s ouders de zorg voor diens moeder op zich nemen. Op een avond in 1939, de oorlog is net uitgebroken, loopt een luitenant genaamd Dorbeck de winkel binnen en geeft Osewoudt een filmpje dat hij moet ontwikkelen. Enkele dagen later staat hij weer voor de deur; hij vertelt zojuist twee Duitsers op straat neergeschoten te hebben en heeft burgerkleren nodig. Osewoudt begraaft zijn uniform in de tuin. De volgende opdracht die Dorbeck geeft, is van zwaarder gewicht; hij moet samen met een man genaamd Zewuster iemand doden. Osewoudt doet wat hem gevraagd wordt. Uit de verschillende fotorolletjes die hij moest ontwikkelen, komen tenslotte maar drie foto’s, waarvan een het beeld van Dorbeck toont. Bijna vier jaar later krijgt Osewoudt de opdracht deze foto’s op te sturen naar een postbus. Kort daarna wordt hij opgebeld door een zogenaamde Engelse agente, Elly Sprenkelbach Meijer. Zij toont hem een van de foto’s en vraagt haar onderdak te verlenen. Hij logeert met haar bij oom Bart. De volgende dag vertelt Moorlag, inwonend student in Voorschoten, dat Ria en zijn moeder gearresteerd zijn door Duitsers. Hij helpt Osewoudt aan een nieuw persoonsbewijs en een onderduikadres. Hij laat ook zijn haar zwart verven door een lief -Joods- meisje, Marianne, met wie hij een relatie krijgt. Dorbeck contacteert hem opnieuw en beveelt hem samen met een verkleedde jeugstormleidster, die zich wederom met een foto identificeert een landverrader te vermoorden. Hij doodt niet alleen de verrader, maar ook diens vrouw en een jonge getuige. In de trein wordt de pseudo-leidster gearresteerd. Het zoontje van de verrader laat hij achter in Amsterdam om daarna hij met Marianne naar de bioscoop te gaan. Wanneer zijn foto op het scherm verschijnt, vlucht hij in paniek naar buiten en wordt prompt beetgenomen. De Duitsers beschuldigen hem van dingen waar hij niets vanaf weet; ze verwarren hem met Dorbeck, die als twee druppels water op hem lijkt nu zijn haar zwart is. Een van hen, Ebernuss, wil deserteren en spreekt met Osewoudt af dat de zwangere Marianne zal worden vrijgelaten wanneer hij hem via Dorbeck in het verzet introduceert. Die vertrouwt Ebernuss echter niet en in zijn opdracht vergiftigt Osewoudt hem. Dorbeck geeft hem een nieuw onderduikadres en een verpleegster- vermomming. In het ziekenhuis waar Marianne ligt, krijgt hij te horen dat hun kind dood is. Buiten wordt hij meegenomen door een Duitser, Krugener die hem mee naar Voorschoten neemt. Na daar zijn vrouw, die hem heeft verraden, zowel als zijn medereiziger vermoord te hebben, lift Osewoudt verder naar Breda. Hij meldt zich bij de Nederlandse autoriteiten en wordt op grond van verdacht op landverraad gearresteerd. Na een lange gevangenschap in Engeland, komt hij tenslotte in een Nederlands kamp terecht. Van hieruit heeft hij de kans te bewijzen dat hij op moet draaien voor de daden van zijn dubbelganger. Te bewijzen dat Dorbeck werkelijk bestaan heeft, blijkt echter een uitzichtloze zaak; hij is spoorloos verdwenen en zelfs het uitstekende opsporingssysteem van de staat slaagt er niet in hem te vinden. Alle bewijsmaterialen stellen hem in een eens zo verdacht licht: de drie foto’s zouden een manier van de Duitsers geweest zijn om te infiltreren in de ondergrondse beweging en de foto waar Osewoudt samen met Dorbeck op stond, is mislukt. De buitenwereld twijfelt eens aan zijn onschuld, dan aan zijn gezond verstand. Zelfs Osewoudt begint zich de vraag te stellen of hij niet alles heeft gedroomd. Wanneer hij bij het wegvallen van het laatste bewijs wanhopig het gebouw uitrent, wordt hij door bewakingsdiensten neergeschoten.

II. PLAATS EN RUIMTE
Het leven van Osewoudt speelt zich hoofdzakelijk af in Nederland. Geboren in Voorschoten, reist hij in functie van zijn opdrachten naar o.a. Amsterdam, Haarlem, een afgelegen dorpje dat Lunteren heet en Breda. Er komen i.v.m. het verzet veel verwijzingen naar Engeland voor. Hier wordt hij op het einde van de oorlog in gevangenschap gehouden. Het werkelijke verhaal begint vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en eindigt in het bevrijdingsjaar.

III. STRUCTUUR
Het verhaal is gezien vanuit het perspectief van Osewoudt. De verteller echter staat buiten het verhaal, is subjectief en alleswetend. Op enkele terugblikken na, die bepaalde daden van Osewoudt herhalen, komen de gebeurtenissen in chronologische volgorde. De tijd staat in functie van de gebeurtenissen: een dag waarop veel gebeurt wordt in detail beschreven en neemt een groot aantal pagina’s in, maar periodes waarin niets gebeurt, -zoals de vier jaar waarin Dorbeck niets van zich laat horen- worden overgeslagen.

IV. STIJL
Hermans stijl is erg zakelijk en doelbewust. Hij verspilt geen woorden aan dingen die niet van belang zijn in het verhaal. Door zijn nauwkeurige beschrijvingen van plaats en tijd versterkt hij de indruk van objectieve realiteit. Dit boek is volledig vrij van beeldspraak, maar bevat wel een zekere verdekte humor, die vooral te vinden is in de soms karikaturale beschrijvingen van personages. Het verhaal en de titel, dewelke op zich banaal lijken, verwijzen naar een dieper liggende betekenis, nl Herman’s persoonlijke aanklacht tegen de maatschappij. Zij zijn een weerspiegeling van zijn sombere kijk op het leven.

V. PERSONAGES
Osewoudt is het enige hoofdpersonage. Naar Hermans oordeel verdient hij niet zulk een heldhaftige titel; hij wordt beschreven als een kleine, onaantrekkelijke man, een vrouwelijk type zonder baardgroei en enige eigen wil. Hij heeft geen werkelijke mening over zijn of het leven in het algemeen en geen toekomstplannen. Het is uit gemakzucht dat hij met zijn nicht trouwt en de sigarenwinkel overneemt. Met Dorbeck lijkt het eerste ideaal in zijn leven verschenen te zijn. Hij bewondert hem mateloos en ziet hem als zijn ‘goede kopie’. Blindelings volgt hij zijn bevelen en aarzelt niet mensen waarmee hij in feite niets te maken heeft, te vermoorden. Dit doet hij absoluut koelbloedig, zonder na te denken of zich vragen te stellen. Ondanks haar krankzinnige aard houdt hij veel van zijn moeder. Tussen zijn moorddaden door informeert hij regelmatig naar haar. In alle meisjes die hij verleidt, vindt hij zijn moeder terug.

VI. MENING
Toen ik halverwege dit boek was, begreep ik nog steeds niet waarom het zo alom bekend is. Des te meer dat het ook veel slechte kritieken heeft gekregen. Ik hou niet van Hermans realistische manier van schrijven, van het concept dat de handelingen de bovenhand voeren in een boek. Om die handelingen boeiend te maken, moeten er ook gevoelens beschreven en personages uitgewerkt worden, iets wat hier nauwelijks gebeurt. Het simpel beschreven verhaal doet vermoeden naar een diepere achtergrond, een symbolische waarde, maar naar mijn mening wil Hermans enkel zijn eigen ideeen naar voren brengen. Zijn wereld lijkt zeer chaotisch en onherbergzaam. Enkel het (surrealistische?) motief van de spoorloze Dorbeck vond ik interessant. Ik vind dit, achteraf, geen slecht boek, maar voor mij moet er toch iets meer zitten in een verhaal, qua sfeer en taalgebruik. Ik wil Hermans echter geen onnodig kwaad toedoen; het is goed mogelijk dat ik gewoon niet begrijp wat hij bedoelt met zijn donkere kamer....

terug naar inhoud