DE VAL, MARGA MINCO
Inleiding:
De opdracht was om met een groepje een romanalyse te maken. Wij
hebben voor het boek 'De Val' van Marga Minco gekozen. De hele
klas kreeg: De Grote Lijsters 1998. Bij deze boeken zat ook het
boek 'De Val' van Marga Minco. Dit was best handig, omdat we
anders allemaal hetzelfde boek hadden moeten aanschaffen en nu
hadden we allemaal al hetzelfde boek. Toen we het boek allemaal
hadden gelezen waren we het erover eens dat dit een leuk boek was
om ons verslag over te doen.
Boekbeschrijving
De titel geeft 2 belangrijke gebeurtenissen in het boek aan:
De eerste druk was in 1983 en voor zover bekend zijn er in de
volgende drukken geen veranderingen aangebracht.
Het boek is in Amsterdam geschreven.
Ter inleiding van het boek heeft de schrijfster een engelse spreuk geplaats van Saul Bellow. Bellow wil met deze spreuk zeggen dat je nooit helemaal zal weten wat je te wachten staat.
Het boek heeft 63 bladzijden en het verhaal bestaat uit 16 delen die niet met nummers worden aangegeven.
De voorkant van het boek bestaat uit een foto die nogal somber is en je aan de oorlog doet denken.
De schrijfster:
Biografische gegevens:
Marga Minco werd als Sara Minco op 31 maart 1920 geboren in het
Brabantse Ginneken. Haar vader, een vertegenwoordiger, was
afkomstig uit een orthodox-joods gezin, haar moeder, afkomstig
uit Groningen, was liberaler in haar opvattingen. Sara die al
gauw Selma genoemd werd, was de jongste van de 3 kinderen.
Artistieke ontwikkeling werd in het gezin gestimuleerd: Minco's
vader speelde toneel, haar broer Dave deed aan cabaret en speelde
in de schoolband en haar een jaar oudere zusje Bettie schilderde.
Na haar schoolopleiding kwam Selma in 1938 bij de Brabantsche
courant te werken: 'Ik leerde alles, ik moest overal naar toe,
naar een brand, een postzegelverzamelaar, een lezing over de
natuur, toneel.' Tijdens zo'n voorstelling ontmoette ze haar
latere echtgenoot Bert Voeten toen journalist bij het
concurrerende Dagblad van Noord-Brabant. Gedurende de
mobilisatieperiode ging de Bredasche courant op in het
rotterdamse Nieuwsblad en reise Minco heen en weer naar
Rotterdam.
Nadat de oorlog was uitgebroken, verloor Minco vrijwel direct
haar baan omdat de krant geen joodse personeelsleden meer in
dienst kon houden. In een interview in De Stem in 1992 zei de
schrijfster daarover: 'Ik was de eerste joodse verslaggeefster in
Nederland die werd ontslagen. Ik was verbaasd en boos, want het
was echt mijn plan om verder te gaan in de journalistiek.'
In het begin van de oorlog verbleef Minco in Assen, delft en
Amsterdam. Ze kreeg een lichte vorm van TBC en kwam daardoor
terecht in een ziekenhuis in Utrecht en een sanatorium in
Amersfoort. In het najaar van 1942 keerde ze terug naar Amsterdam
waar haar ouders inmiddels gedwongen in het 'Judenviertel'
woonden. In april 1943, bijna een jaar nadat haar zus en haar
zwager waren opgepakt en gedeporteerd, kwam het dramatische
moment dat haar leven zou veranderen: haar ouders werden thuis
gearresteerd. Selma wist via de achterdeur te ontkomen. De rest
van de oorlog verbleef ze op onderduikadressen. Een van haar
schuilnamen was Margaretha (Marga) Feas van Hoon. Aan de voornam
raakte ze zo gehecht dat ze die later als schrijfster zou blijven
gebruiken. Vanaf een onderduikadres in Heemstede zocht ze weer
contact met Bert Voeten met wie ze in de zomer van 1944 in
Amsterdam ging wonen. In december van dat jaar werd hun dochter
Bettie geboren, in augustus 1945 trouwden Minco en Voeten. Na de
oorlog bleek Minco, op een broer van haar vader na, de enige
overlevende van haar familie te zijn. De problemen die dit met
zich meebracht, werden nog vergroot door het gebrek aan interesse
en medegevoel van de Nederlanders dat overlevende joden ten deel
viel. Ook Minco maakte mee dat ze niet binnengelaten werd bij het
gezin dat spullen van haar moeder in bewaring had gekregen.
Na een verblijf in Frankrijk in 1947 schreef Minco in de periode
1950-1954 verhalen voor het satirische tijdschrift Mandril, het
Haarlems Dagblad en het Parool. IN 1956 werd haar tweede dochter,
Jessica, geboren.
In 1985 kwam Marga Minco in het nieuws doordat zij bezwaar maakte
tegen de wijze waarop haar boek 'Het bittere kruid' door Kees van
Oostrum was verfilmd. De hoofdpersoon in de film staat namelijk
op vriendschappelijke voet met een NSB-gezin waarvan de kinderen
bij de Jeugdstorm zijn. Ze spande een rechtzaak aan en kreeg het
recht voorafgaand aan de film een verklaring op te nemen waarin
ze afstand neemt van het product van de regisseur.
Na de dood van haar echtgenoot in 1992 ging Minco bij haar
dochter in Amsterdam wonen. Lezingen geven op scholen over haar
werk en haar ervaringen, doet ze niet meer: 'Ik vind dat ik
genoeg gedaan heb.'
Hoofdlijnen van het werk:
'Ik kom altijd weer op die periode 1940-1945 terug, ik wil het
vaak niet, maar die jaren hebben bij mij het hevigst
aangegrepen.' Als er een auteur is in wier werk de Tweede
Wereldoorlog en specifiek de jodenvervolging centraal staat, is
het wel Marga Minco.
Haar debuut, de novelle 'Het bittere kruid', verscheen in 1957
vlak voor de herdenkingsdagen en wordt nog steeds veel herdrukt
en gelezen, met name ook door scholieren. Inmiddels zijn er ruim
400.000 ecemplaren van verkocht.
Dichtregels van haar echtgenoot Bert Voeten gaf ze mee als motto
aan deze 'kleine kroniek' zoals de odnertitel luidt: 'er rijdt
door mijn hoofd een trein vol joden, ik legde het verleden als
een wissel om.' In deze novelle, opgebouwd uit korte, min of meer
losstaande schetsen, vertelt een jong joods meisje over haar
ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is onmiskenbaar
Minco's eigen verhaal, al maakte zij de hoofdpersoon tien jaar
jonger dan dat zij destijds was. Door de zuiverheid van de stijl
en de eenvoudige einddoelen waarmee Minco op ontroerende wijze
een idnrukwekkend verhaal vertelde, kreeg het boek direct na
verschijnen veel waardering. Inmiddels is het in veel landen in
vertaling uitgebracht.
Na dit debuut probeerde ze in de in 1959 verschenen
verhalenbundel 'De andere kant' als schrijfster enigszins weg te
komen van de oorlog. Ondanks het feit dat zes van de twaalf
verhalen in de bundel geen uitgesproken oorlogsverhalen zijn,
slaagde zij daar niet in. In de zes 'niet-oorlogsverhalen' is
steeds sprake van een hoofdpersoon die geïsoleerd komt te staan
tegenover een persoon of gorep die machtiger is. Het verhaal 'Het
Adres' uit deze bundel had ze in 1957 ingezonden voor een
wedstrijd die was uitgeschreven door het Amsterdamse Bureaus voor
Postreclame en Adressen De Mutator. Ze won er de 1e prijs mee.
Ook in 'Een leeg huis' (1966), voortgekomen uit het verhaal 'Het
huis hiernaast' dat zein opdracht van de gemeente Amsterdam
schreef, draait alles om de oorlog en de verwerking van het leed
uit die periode.
Centraal in de roman staan twee jonge joodse vrouwen die ieder
als enige van hun familie de oorlog hebben overleed. De drie
gedeelten waaruit de roman bestaat, hebben als titel data uit
1945, 1947, 1950. Beide vrouwen, Sepha en Yona, ometen een neiuw
leven zien op te bouwen om in het reine zien te komen met het
schuldgevoel dat zij als enigen aan de dood ontsnapt zijn. Sepha
is getrouwd, maar voelt zich ook in haar huwelijk
ge"isoleerd en probeert krampachtig levenslustig (o.a. in
erotische contacten) het gevoel van ontheemd zijn te boven te
komen en contact te krijgen met haar omgeving. Hoewel
wankelmoedig kiest zij steeds voor het leven, waar Yona die niet
het vermogen bezit om te vechten, zich los te maken van haar
verleden, uiteindelijk zelfmoord pleegt. In besprekingen van 'Een
leeg huis' is er vaak op gewezen dat biede hoofdpersonen gezien
kunnen worden als 'vertegenwoordigers' van twee kanten van een
persoon, de vereenzaamde, achtergebleven overlevende die
tegenstrijdige reacties vertoont o phet doorstane leed. Door het
wisselend vetelperspectief en de verschuivingen in de tijd is
'Een leeg huis' aanmerkelijk gecompliceerder dan 'Het bittere
kruid'. In 1992 bewerkte Minco deze roman tot een toneelstuk dat
onder regie van Leonard Frank werd gespeeld door het Theater uit
het Oosten. In 1983, na jarenlang stilzwijgen, verscheen 'De
val', een novelle waarin de oorlog opnieuw een centrale rol
speelt. In intervies vertelde Minco hoe het idee voor het boek
ontstond nadat ze een krantenbericht had gelezen over een
93-jarige vrouw die voor de val in een niet goed afgeschermde put
van de stadsverwarming om het leven kwam. Minco kende het
slachtoffer, zo bleek; ze was de moeder vna haar schoonzus (Lotte
in 'Het bittere kruid').
Bron: Openbare Bibliotheek Delfzijl, Literom, NBLC dienst leesbevordering, NBLC auteursinfo © 1996
Primaire bibliografie:
Verfilming:
Bron: Literom, Openbare bibliotheek Delfzijl, NBLC auterusinfo, © 1994 NBLC dienst Leesbevordering
Samenvatting van de inhoud:
Het verhaal gaat over Frieda Borgstein. De eerste dag die
beschreven wordt is de dag voor haar 85e verjaardag, een koude
winterdag. Ze had de afgelopen 40 jaar haar verjaardag niet
gevierd en ze wilde haar 85e verjaardag wel vieren.
In de oorlog zijn Frieda's man en haar 2 kinderen afgevoerd naar
een concentratiekampt. Hein Kessels zou in 1942 de familie
Borgstein naar Zwitserland bregen, maar de Duitsers waren hem
voor doordat ze verraden waren. Frieda was op dat moment net weer
het huis in gegaan om nog snel even een vest te pakken maar
voordat ze beneden was en weer buiten stond waren haar man en
kinderen al meegenomen. Dit is een van de redenen waarom ze haar
verjaardag zo lang niet gevierd heef.
Twee monteurs van gemeentewerken, Baltus en Verstrijen, zijn de
dag voor Frieda's verjaardag met een verwarmingsput bezig voor
het tehuis waar Frieda woont. Als Frieda de stad in gaat om
gebakjes te bestellen en naar de kapper te gaan let ze niet goed
op en valt in de put. Baltus en Verstrijen waren net even weg
gegaan maar komen haar snel te hulp. Frieda is na de val niet
direkt gestorven maar wel snel nadat het gebeurd was.
Ze had in het tehuis waar ze woonde niet veel vrienden alleen met
de klusjesman, Ben Abels, kon ze erg goed opschieten. De dag voor
de begrafenis heeft Ben Abels een afspraak met Heinn Kessels. Hij
verteld over de voorbereidingen die ze hadden getroffen voordat
ze de familie Borgstein naar Zwitserland wouden smokkelen en dat
ze hier eigenlijk helemaal geen ervaring in hadden.
Ze hebben destijds een fout gemaakt die hun fataal is geworden.
Hein Kessels vertelt ook nog dat hij zelf daarna ook nog
meegenomen is. Na de oorlog is hij in een andere plek gaan wonen
en daarom heeft Frieda nooit geweten wat er die avond fout is
gegaan.
Personen en hun onderlinge relaties:
Thema:
Concrete thema:
Bij de eerste val van de trap ontkomt ze aan de dood omdat ze
daarom niet wordt meegenomen. De tweede val in de put is haar
eind.
Abstracte thema:
Toeval, het toeval geeft het leven een totaal andere wending.
Motieven:
Vertelsituatie:
In dit boek wordt gebruik gemaakt van: de personale
vertelsituatie. Het verhaal lijkt zich vanzelf te vertellen,
zonder tussenkomst van een verteller.
De gebeurtenissen worden verteld vanuit een romanpersonage. We
leren de gedachten en gevoelens van (Frieda Borgstein) een
personage kennen. De gebeurtenissen die in het boek voorkomen kom
je te weten door de gedachten van Frieda Borgstein op 21 april
1942.
Tijd en tijdsverloop:
Het verhaal speelt zich af in 1983. Alles vindt ongeveer plaats
in 2 dagen; de dagen van Frieda borgsteins dood tot en met de dag
van Frieda Borgsteins begrafenis. Maar voor Frieda telt de tijd
eigenlijk niet zo erg mee, want voor haar is het nog steeds 21
april 1942. Op deze dag zou Frieda met Jacob, Olga en Leo worden
opgehaald om naar Zwitserland gesmokkeld te worden. Doordat
Frieda Borgstein even voor Olga naar boven loopt is zij te laat
weer terug om nog mee te kunnen gaan.
De schrijfster maakt bij dit verhaal ook gebruik van flahs-back
en terugwijzigingen. Een voorbeeld van een flash-back staat op
bladzijde 28/29. Op deze bladzijde gaat het weer over 21 april
1942. Frieda dacht dat ze nog wel terug zouden komen om haar op
te halen, want ze wisten vast wel dat ze haar vergeten waren.
Frieda heeft in de deuropening staan wachten tot de duisternis
viel. Dit was een voorbeeld van een flash-back, omdat dit sti
over 21 april 1942 ging en niet over 1982. Het verhaal is
niet-chronologisch geschreven.
De vertelde tijd is langer dan de verteltijd. De vertelde tijd is
2 dagen. De verteltijd is ongeveer 3 uur.
Ruimte:
Het verhaal speelt zich af in bepaalde ruimtes. De belangrijkste
ruimtes in dit verhaal zijn: het bejaardentehuis waar Frieda
woont en de straat voor dat bejaardentehuis, want in deze straat
bevindt zich de put waarin Frieda valt. Doordat het verhaal in
een bejaardentehuis afspeelt weet je dat Frieda Borgstein dus een
bejaarde vrouw is.
In het gehele verhaal wordt geens tad genoemd, maar in het boek
staat wel dat het een stad aan een rivier is.
Er komt contrast voor in het boek. Namelijk het vieze, koude weer
buiten dat een tegenstelling is van de gezelligheid en de warmte
in het bejaardentehuis.
In het boek komt ook parallellisme voor. Namelijk het vieze,
koude weer buiten loopt parallel met het verschrikkelijke ongeluk
dat tot frieda Borgsteins dood heeft geleid.
Taalgebruik:
Het boek is makkelijk te begrijpen doordat de schrijfster zo min
mogelijk woorden gebruikt. Ook wordt er over de gevoelens van de
personages niet veel gezegd waardoor de inhoud ook niet erg
ingewikkeld wordt. En door met wienig emotie te schrijven moet je
als lezer die emotie zelf invullen. Het boek leest snel weg
doordat de schrijfster een makkelijke zinsopbouw gebruikt en door
de manier hoe ze het verhaal geschreven heeft.
Recensies:
Positieve recensie:
Auteur: Minco, Marga
Boektitel: Val, de
Jaar van uitgave: 1983
Bron: Trouw
Publicatiedatum: 05-05-1983
Recensent: Tom van Deel
De dood van een overlevende
Na jaren is er van Marga Minco weer een nieuw boek verschen,
de novelle 'de Val'. Het is een zorgvuldig en bijzonder
ontroerend geschreven verhaal waarin zoals vaker in haar werk, de
kleinste dingen groter en erge gevolgen hebben. Marga Minco
verstaat de kunts om details, die op zichzelf beschouwd
nauwelijks anders da banaal zijn, te laten oplichten zodra ze
gelezen worden in het geheel van haar verhaal. Het zijn bij haar
vooral de dingen die gezegd worden en die op het eerste gezicht
niet veel bijzonders betekenen, waarin tenslotte de wereld van
het verhaal blijkt samengevat te zijn. Als de vader in 'Het
bittere kruid' tegen zijn dochter zegt: "Haal onze jassen
even" en zij daarvoor de gelegenheid krijgt om het huis te
ontvluchten, ligt in dat eenvoudige zinnetje al het leed van
Minco's "kleine kroniek" besloten.
Kleinigheden, toevallige gebeurtenissen, hebben gevolgen waarvan
de draagwijdt pas van uit het hele verhaal kan worden begrepen en
over zien. Het scrijven van Marga Minco bestaat in feite uit dit
soort van samenvatten, het is het resultaat van schrappen en niet
toegeven aan een neiging tot uitleg. Voor deze techniek zijn in
de kritiek etiketten gebruikt als "zuiver",
"understatement", "geëmotioneerde
distantie", "kernachtig" en dergelijke. Zeker is
het een stijl die pathos schuwt, zowel in het taalgebruik als in
de verhaalstructuur. Dat daarmee in het beste geval de emoties,
hoezeer oook verdekt opgesteld, juist gebaat zijn, dat spreekt
vanzelf.
In 1957 verscheen 'Het bittere kruid', in 1959 'De andere kant'
en in 1966 'het lege huis'. Op nog wat vroege verhalen na, die
later gebundeld werden, is al zeventien jaar niets nieuws van
Marga Minco uitgebracht. Dat nu de novelle 'De Val' er is, mag
dus alleen daarom al opmerkelijk doen.
Het is het verhaal van de dood van een overlevende Frieda stond
met haar man en twee kinderen op een afgesproken uur in de avond
van 21 april 1942 achter de deur te wachten op de jongeman die
hun vlucht naar Zwitserland zou organiseren. Ze merkte dat haar
dochtertje kou had gevat en ging even naar boven om een vestje te
halen. Precies in die tijd word aangebeld: "Harde stemmen
drongen tot haar door uit de vestibule, een gesmoord tumult en
vlak daarop het slaan van de voordeur".
"wacht toch, wacht toch op mij!" riep ze. Ze stormde de
trappen af, maar struikelde op een van de onderste treden over
een losliggende roe. Terwijl ze viel hoorde ze het dichtklappen
van de autoportieren. Ze sprong op en struikelde opnieuw, over
een citybag die midden in de gang stond. Met het vest tegen zich
aangekleimd hinkte ze naar de duer. De natte schemerige kade
afkijkend zag ze nog net hoe ter hoogte van het bolwerk een
grizje auto vaart minderde en om de hoek verdween."
Net als het meisje in 'Het bittere kruid' is Frieda gered, maar
ze leeft dagelijks met de dood van haar gezin. Op het moment dat
Marga Minco met haar verhaal begint is ze bijna vijfentachtig
jaar. Ze woont in een joods bejaardentehuis, voelt zich nog
altijd schuldig omdat zij (waarom zij) het heeft overleefd en wil
vooral oud worden om zo lang mogelijk de nagedachtenis van haar
familieleden in ere te kunnen houden.
Open put
Op de dag van de novelle gaat ze, tegen het advies van de
directrice in, om voorbereidingen te treffen voor de viering van
haar verjaardag. Het is buiten koud, een harde wind waait en ze
kruipt diep weg in haar jas. Er is aan de overkant van de weg een
put, waaruit hete stoom opstijgt. Hij wordt aan het oog
onttrokken door een grijs autobusje, maar als ze dat passeert
ligt daar die open put, zonder hekje eromheen. Ze valt erin.
Marga Minco heeft in klein bestek deze val van Frieda Borgstein
subtiel een gecompliceerd voorbereid. De novelle begint met een
hoofdstukje waarin twee monteurs van de gemeentewerken 's ochtens
vroeg koffie drinken in hun koffiehuis. Hoewel er niets
bijzonders voorvalt, is dit begin buitengewoon dreigend. Ze
hebeen "een karwei" voor de boeg, maar weten niet wat
de loop der gebeurtenissen gaat inhouden. Ook andere personages
doen in de ontwikkeling van 'De Val' mee: personeel van het
bejaardentehuis, ouden van dagen, een kennis uit de oorlogstijd.
Zelf blijkt later (Frieda Borgstein is dan al dood) dat het
bezoek van een Zweedse architect aan het bejaardentehuis in
verband gebracht kan worden met Frieda. Er is, kortom, door Marga
Minco gearrangeerd op een manier die toch genoeg vrijheid laat
voor interpretatie.
enigszins vergelijkbaar met het slothoodstuk van Mulisch' 'De
aanslag', waarin plotseling iets wordt onthuld dat al het
voorafgaande in een ander licht plaats, laat Marga Minco op het
eind de jongeman optreden die de borgsteins naar Zwitserland zou
brengen. Hij kan het haar niet meer vertellen, zij is dood, maar
hij vertelt aan abels, haar kennis uit de oorlogstijd, dat hij
hen niet verraden had, maar kennelijk was gevolgd door
SD-agenten, die toen hij aanbelde in een auto plotseling
voorrden.
Dubbelzinnige tiel
Heel anders dan Frieda borstein een heel leven ahd gedacht. 'de
Val' is een dubbelzinnige titel. In de oorlog loopt de familie in
de val, en jaren later valt zij in de put. Het is moeilijk de
twee gebeurtenissen met elkaar in verband te brengen. Het zijn
toevallige gebeurtenissen: de familie werd niet verraden, maar
toch opgepakt, en frieda borgstein komt door een misstap,
veroorzaakt door een ongelukkig arrangement van weer en wind en
zorgeloosheid van gemeentearbeiders om het leven. Frieda
Borgstein, kan men zeggen, deelde tenslotte toch nog het lot van
haar familie. Die parallellie is door Marga Minco op
verschillende manieren aangeduid, van de grijze auto vroeger tot
het busje van de monteurs nu, van het vestje van haar dochter
toen tot het vest dat zij toch nog even voor ze naar buiten gaat,
van haar kamer haalt.
Dat zijn natuurlijk trucs, die een goede schrijver, als ze goed
worden toegepast, alleen maar sieren. Marga Minco siert het dat
zij weliswaar met dit soort middelen een heldere, samenhangende
verhaalinhoud vormt, maar ze niet dominant laat zijn. Het zijn
samenvattingen ergens van, en wel van gevoelens die met afscheid,
willekeur, trouw en dood te maken hebben.
Een nieuwe, en zuivere, stap in de richting van de formulering
van deze gevoelsn, op de haar typerende manier, is deze gave
novelle 'De Val'.
Bron: Literom, Openbare Bibliotheek Delfzijl, Trouw © 1983
Negatieve recensie:
Auteur: Marga Minco
Boektitel: Val, de
Jaar van uitgave: 1983
Bron: De Groene Amsterdammer
Publicatiedatum:22-06-1983
Recensent:
Is 'De Val' een klein meesterwerk?
Er zijn schrijvers die hun nationale bekendheid voor het
grootste deel te danken hebben aan het feit dat hun boeken zijn
doorgedrongen tot de uittrekselverzamelingen voor middelbare
scholieren. Titelst als 'Een zwerver verliefd', 'Oeroeg', 'de
Metsiers', 'Wierook en tranen', en 'Het bittere kruid' worden om
die reden met de regelmaat van de klok herdrukt. Twee dingen
hebben boekjes met elkaar gemeen: ze zijn probleemloos
toegankelijk voor iedereen en, minstens zo belangrijk, ze zijn
flinterdun. Over de kwaliteit is daarmee nog niets gezegd; de
leus dat het juist de kunst is met weinig woorden veel te zeggen
klinkt verdacht uit de mond van een luierik.
De roem van Marga Minco is in elk geval stevig gefundeerd in het
middlebaar onderwijs. Blijkbaar zo stevig, dat ze het zich kon
permitteren zowat een half schrijversleven lezingen te geven
(voor scholieren) en niets nieuws te produceren zonder dat haar
eputatie daaronder te lijden had: des ondanks verschenen novelle
'De Val' werd onmiddellijk in alle balden uitgebreid besproken en
unaniem geprezen. Wederom had Marga Minco een klein meesterwerk
geschreven, geraffineerd van structuur en veelzeggend juist op de
plaatsen waar zij weinig zei. En iedereen vond het voor de hand
liggen (en dus, merkwaardigerwijs, zinvol) om 'De Val' te
vergelijken met 'De Aanslag' van Mulisch. Na al die lof lijkt het
me geen kwaad hier een wat relativerende geluid te laten horen.
Levensavond
'De Val' behandelt de laatste dag uit het leven van een oude
vrouw, Frieda Borgstein, die haar levensavond nogal vereenzaamd
slijt in een bejaardentehuis. Nadat zij vorige verjaardagen
stilletjes voorbij had laten gaan, is zij van plan haar
huisgenoten ditmaal (zij wordt vijfentacht) eens te trakteren.
Het wordt haar weliswaar afgeraden met dit slechte weer naar
buiten te gaan (het heeft flinkn gevroren en er staat een ijzige
wind). Maar zij is niet van haar sutk te brengen, ze zal vandaag
de benodigde boodschappen gaan doen. Nu is het echter al gauw
duidelijk dat die koppigheid haar fataal zal worden: ze zal in
een verwarmingsput vallen, waaraan twee mannen
onderhoudswerkzaamheden moeten verrichten. Naar de val in de put
wordt consequent toegewerkt, beurtelings vanuit de monteurs en
vanuit mevrouw Borgstein. Het is dan ook geen verrassing als die
gebeurtenis op driekwart van het boek plaats vindt; te vaak heeft
Minco (om een oneerbiedige vergelijking temaken) een close-up van
de bananenschil getoond waarover de held tenslotte moet
uitglijden.
Dat vind ik een zwak punt. De kracht van het toeval, die (ook
blijkens het motto van Saul Bellow) te domstreren viel, komt door
de voorspelbaarheid van de gebeurtenissen niet uit de verf. Ik
hou niet zo van dat soort vergelijkingen, maar als ik 'De
Aanslag' erbij moet halen zou ik dat doen om erop te wijzen dat
Mulisch er in tegenstelling tot Minco wel in is geslaagd is
allerlei toevalligheden op zo'n manier uit de structurering van
de gebeurtenissen te laten voortkomen dat ze ook voor de lezer
verrassend zijn en pas achteraf logisch en begrijpelijk, voor
zover dat bij die gebeurtenissen überhaupt mogelijk is. Anthony
Mertens had het in verband met 'De Aanslag' in deze krant niet
ten onrechte over de charme van de zorgvuldig gedoseerde
raadsels.
Die charme ontbreekt aan 'De Val', zoals die aan vroeger werk van
Marga Minco ontbreekt. Ook in haar beste verhalen zijn witregels
al door de context te ondubbelzinnig ingevuld, het zijn geen
plaatsen waar de lezer zelf ontredeerd, tastend, fantaserend)
verbanden moeten leggen. Minco schrijft wel beheerst en met een
scherp oog voor emotionerende details, maar ze houdt mij alles
wat te zichtbaar in de hand. Dat is de reden dat haar werk voor
geen enkele middelbare scholier een probleem is. Dat van Alberts,
om eens iemand te noemen die om zijn suggestieve eenvoud wordt
geprezen, vindt elke leerling ide eraan begint mateloos saai en
onleesbaar. Wat mij betreft is dat een bewijs uit het ongerijmde
voor het niveau verschil tussen beide auteurs.
Herinneringen
De overeenkomst met 'De Aanslag' ligt louter op het preliteraire
niveau van de stof: ook in 'De Val' speelt een gebeurtenis uit de
oorlog een belangrijke rol. Via een kennis, Hein Kessels, zou het
gezin Borgstein naar Zwitserland vluchten, maar op het moment dat
Kessels hen komt halen worden Frieda's man en twee kinderen
gearresteerd; zelf ontkomt ze aan deportatie doordat ze toevallig
nog even naar boven moest om iets te halen. De manier waarop
Frieda Borgstein met die herinneringen leert te leven en vooral
de pogingen die ze doet om de herinneringen aan haar man en
kinderen leven te houden, behoren tot de sterkste aspecten van
het verhaal. Minder goed is de manier waarop heden en verleden
met elkaar zijn verbonden, beide lagen blijven te zeer een eigen
leven leiden. Ronduit een constructiefout bevat het slot van het
boek. Na de fatale val gaat het verhaal nog zo'n twintig
bladzijden door, een soort appendix waarin Hein Kessels, die na
de oorlog nooit meer contact met mevrouw Borgstein had durven
zoeken, maar die nu als vertegenwoordiger van de provinciale
bejaardenzorg een bezoek brengt aan het tehuis, de ware toedracht
vertelt van de deportatie van het gezin Borgstein. Kessels
blijkt, anders dan Frieda Borgstein had gedacht, geen verrader te
zijn geweest. Niet alleen voor haar komt dat verhaal echter te
laat, ook voor de lezer is het mosterd na de maaltijd. Het boek
zou na de val in de verwarmingsput uit moeten zijn. En dat had
gekund als de schrijfster er bijvoorbeeld voor had gezorgd dat
mevrouw Borstein zou hebben geweten, althans vermoed, dat Kessels
naar het tehuis kwam en dat hij daarom, om die man te
ontvluchten, perse in dat hondeweer de straat op wou; het
bestellen van de verjaardagstaartjes zou zij dan als dekmantel
hebben kunnen gebruiken voor haar afwezigheid. Literair zou zo'n
scenario heel wat winst hebben kunnen opleveren.
Om te beginnen zouden heden en verleden dan director en logischer
op elkaar aansluiten; de beslissende handeling in het heden zou
immers heimelijk worden gemotiveerd door een gebeurtenis uit het
verleden, met alle mogelijkheden tot verhullen en dien.
Vervolgens zou het de dramatische spanning ten goede zijn
gekomen, zeker als de lezer via een kunstgreep te weten was
gekomen wat mevrouw Borgstein niet wist, namelijk dat Kessels
zijn bezoek aan het bejaardentehuis had willen gebruiken om na al
die jaren eindelijk schoon schip te maken. Tenslotte had 'De Val'
kunnen worden beëindigd op de enige plaats die daarvoor
in aanmerking komt.
Bron: Literom, Openbare bibliotheek Delfzijl, De Groene Amsterdammer © 1983
Eigen mening:
Emily:
Ik vond het boek niet leuk.
Meestal als je een boek leest moet het eerste hoofdstuk wel leuk
zijn anders is je zin om te lezen gelijk weg. Ik vond het eerste
hoofdstuk ook niet nodig geweest. Als de schrijver dit hoofdstuk
wat leuker had geschreven dan had ik het boek veel leuker
gevonden. Er gebeurd ook niet veel in het boek. In de inleiding
staat dat wij het wel een leuk boek vonden, maar wij zijn er
dieper ingegaan en ik vind het geen leuk boek.
Dennis:
Het boek viel mij een beetje tegen,
aangezien ik verwacht had dat het boek meer over deportatie en
andere ellende van joden ging, dit was niet het geval dus dat was
toch wel een beetje een teleurstelling. Het boek was bij tijd en
wijle, vond het boek een beetje langdradig. Persoonlijk vond ik
de laatste 20 bladzijden over de dood van frieda overbodig,
jammer.
Anita:
Ik vond het op zich wel een leuk boek om te lezen.
Maar hoe meer we er mee bezig gingen hoe saaier ik het verhaal
begon te vinden. Ik hou meer van verhalen die wat meer op de
gevoelens van de personages ingaan en waar de vertelde tijd wat
langer duurt zodat je de personages goed leert kennen. Het
verhaal was wel goed maar er had wat meer mogen gebeuren. Dat had
het me waarschijnlijk meer geboeid.
Gerjonne:
Ik vond het boek leuker dan ik had verwacht.
Ik was een tijdje geleden begonnen om dit boek te lezen, maar
nadat ik het eerste hoofdstuk had gelezen vond ik het erg saai,
en ben toen maar gestopt met lezen. Maar omdat wij het boek voor
Nederlands gingen lezen moest ik hem wel lezen en toen ik doorlas
na het 1e hoofdstuk bleek het best een aardig verhaal te zijn.
Het was ook geen moeilijk boek, het las heel gemakkelijk want het
was op een gemakkelijke manier geschreven en daardoor las je
steeds door, en ging het niet vervelen. er had alleen wel wat
meer mogen gebeuren, of wat spannender worden geschreven. Dat
vond ik wel jammer. Toen wij het boek bezig gingen voor dit
verslag kwam je ook dingen tegen wat je helemaal niet was
opgevallen toen je het boek las. En daardoor ging je het boek
beter snappen, dat was wel leuk. Ik vond het best een aardig
boek.
Gebruikte Literatuur:
Literom, Openbaren bibliotheek Delfzijl
Dit boek is naar mij opgestuurd door Gerjonne bouwsema, bedankt!!!
Heb je zelf nog uittreksels stuur ze dan naar mij.