De kleren maken de man en de mensen maken de streek.
De stad Halle heeft ook zijn figuren en gezichten.
Onze Pa ging met zijn vader elke zondag naar de basiliek om zich daar verplicht te bezinnen over het leven. Het was voor hem een verschrikkelijk ritueel maar Opa vond het zijn plicht om zijn zoon de kans te geven God graag te zien. Na de mis ging Opa nooit een pint drinken maar werd er wel een taart of een "pateike" gehaald alvorens naar huis te gaan. Elke zondag schuimden zij de verschillende bakkerijen van Halle af. Toen waren er nog fameuze bakkerijen : "Renaux" (opzij van de basiliek, nu "Rip Rap"), daar hadden ze kleine "sandwichkes", niet goedkoop maar lekker. Voor taarten zat je goed bij Roland Lauwers op de Grote Markt (toen "de Rode Leeuw", nu "'t Groot Café"). Als geboren carnavalziel hield Roland meestal van een grapje. De "pateikes" en de "bokkepuute" werden meestal gehaald bij Mariette Lauwers (aan de Brusselpoort). Ze zei steeds tegen Opa, "och menier, ik werk nie gère", wanneer er zo'n 20 klanten ongeduldig stonden te wachten om bediend te worden. En dan was er dat kleine bakkerijtje van Wouters op de Beestenmarkt. Over deze bakkerij wil ik het nu hebben. Laten we eerst eens terug gaan in de tijd.
In 1931 deden de dochter en drie zoons van Jean Wouters afstand van al hun rechten en werd Henri, de vierde zoon, eigenaar van de bakkerij. Deze zoon huwde Florentine Walravens. Dit huwelijk bracht vier kinderen met zich mee : François werd geboren als eerste zoon in 1920, Marie-Thérèse, twee jaar later, Victor in 1925 en Ghislain in 1928. De bakkerij lag op de plaats van de vroegere afspanning Waterpoort. Vóór 1950 zag je op de Beestenmarkt een zeer hoge telefoonpaal, een gietijzeren urinoir, zeven cafés waarvan 1 opengehouden werd door een wijnhandelaar en 2 tegelijkertijd bakkerij waren, een blokkenwinkel, een stoffenwinkel, een elektricien, een behangwinkel en een ijzerwinkel. In de aangrenzende Hoornstraat waren er liefst drie viswinkels, vandaar de naam "Vissestrotje". Tijdens de tweede wereldoorlog werden er in een stal, achter aan de bakkerij van Wouters, varkens gehouden.
Bij het terugkomen naar Halle, na een vlucht in het begin van de oorlog, was het huis leeg gehaald door de Hallenaren. De Duitsers gaven de bakker de keuze : of een bakkerij of een pasteibakkerij. Er werd voor het laatste gekozen. Je kon er ijscrème krijgen die gemaakt werd in een houten bak, eerst manueel, daarna elektrisch. Een plaatselijke club speelde er ook schaak.
Toen vader Wouters stierf in 1964 en later zijn echtgenote in februari van 1972, nam dochter Marie-Thérèse de bakkerij officieel over. Ze had tijdens haar jeugd vaak in de bakkerij gestaan en kende de knepen van het vak. Tot 1993 heeft Marie-Thérèse de zaak helemaal alleen gerund, ze was er toen 71. Jammer dat de muren van haar gebouw niet konden spreken. Het was immers niet alleen een gekende bakkerij maar vele verenigingen konden er ook vergaderen. De toneelgroep "Volharding", onder leiding van wijlen Albert Devogel, repeteerden er en Marie-Thérèse speelde vele malen mee. De zangers van het Sint-Gregoriuskoor, waar ze nu nog steeds erelid van is, gingen er na de hoogmis in de Paterskerk iets drinken. Op later leeftijd huwde ze Louis Cardijn, neef van de kardinaal en bij haar pensioen verhuisde ze maar bleef in de oude stadskern van Halle wonen. De kasseien zijn niet meer wat ze waren maar de directe omgeving verlaten was niet voor Marie-Thérèse.
Op 24 oktober 2002 wordt Marie-Thérèse 80 jaar.
Mogelijk kom je ze eens tegen op de markt op een donderdag of op zondag in de Paterskerk. Als de redactie van de Gazet van Halle niet de kans zou krijgen haar op een pintje te trakteren, wensen wij Marie-Thérèse evenwel nog vele jaren.
De Gazet van Halle