MESOPOTAMISCHE MYTHOLOGY/DE GODEN

DE GODEN
Mesopotamische Mythology:

Mami, Mammitu, Mamu of Mama was in de Mesopotamische mythologie van het Mesolithicum de Schepperes van al wat is. Dit vrouwelijk beginsel of Moedergodin schiep, aldus de mythe, ook de mens uit klei. Zij voedde haar schepselen met de eigen magische fluïdums. Deze namen waren waarschijnlijk epithetons of andere aanroepingsvormen voor Ninhursaga. Zij wordt in de scheppingverhalen en in het zondvloedverhaal rond Atrahasis vermeld. In latere tijden zijn de attributen van deze Godin overgedragen op de Godin Nammu, die in het Sumerisch hetzelfde ideogram kreeg als dat voor 'zee' of 'oceaan' (symbool van het oerwater of vruchtwater van het heelal). Mami verschijnt eveneens als Belet-ili of Nintu in het Babylonisch epos Atra-Hasis.


Anu of An was de oudste Mesopotamische godheid van het firmament. Het zou de afstammeling zijn van het eerste paar goden: Anshar en Kisar. Samen met Enlil, god van de lucht en Enki, god van het water, vormde deze een oorspronkelijk onafscheidelijke triade. In de Sumerische kosmologie was er eerst en vooral de oeroceaan, waaruit de kosmische berg of wereldberg ontstond, bestaande uit 'An', hemel, en 'Ki', aarde. Ze werden gescheiden door Enlil. Daarop nam Anu de hemel voor zich en Enlil de aarde. Anu' verbleef in de hoogste hemel en was de koning en vader van de Anunnaki, de goden met wie hij beraad hield. Hij kon oordelen over wie zich had misdragen. Hij lag aan de oorsprong van de sterren die zoals soldaten de boosaardigen vernietigden. In de kunstvoorstellingen werd hij soms als een jakhals afgebeeld, en vaak met een koninklijke tiara, meestal versierd met twee paar stierenhoorns. Zijn cultus is prominent verbonden met Uruk, het bijbelse Erech, maar raakte op de achtergrond in de Babylonisch- Assyrische tijd, waar de cultus van Marduk en Assur overheersen. Toch zou er in de 3e eeuw v.Chr. een tijdelijke heropleving van de Anucultus hebben plaatsgevonden. Tempels van Anu zijn te vinden in Uruk en ook in Assur. Inanna wordt als zijn dochter beschouwd. Later werd Ishtar als zijn echtgenote beschouwd. Anu trok zich later meer en meer terug in de hogere sferen, het bestuur van het universum overlatend aan een jongere generatie goden: Marduk (Bel) voor de aarde en Ea voor de wateren. Zijn metgezellin was Antu (Anatum), een creatiegodin, die later vervangen zou worden door Ishtar.


Ki (godin) godin van de aarde.


Enlil was de god van de stad Nippur en de hoofdgod van Sumer en samen met zijn broer Enki de afstammeling van de oppergod Anu of Anoe. Enlil werd ten koste van Enki de hoofdgod.

Enlil was de Heer van de Lucht en daarmee van de levensadem. Hij was degene die de kroon op het hoofd van de koning zette . Zonder Enlil, de Grote Berg zou geen stad gebouwd, geen fundament gelegd geen stal gebouwd, geen schaapskudde gevormd geen koning verheven en geen hogepriester geboren worden Enlil was ook de bron van de wetgeving. Enlil werd later verdrongen door de god Marduk.


Enki was een van de belangrijkste goden in het pantheon van Mesopotamië. Hij wordt door de Babyloniërs Ea genoemd, maar is meer bekend onder zijn Sumerische naam Enki. Hij is de god van de afgrond of het diep(e water), de abzu, de belangrijkste (zoet)watergod en de god van de wijsheid in de Sumerische mythologie. Na An en Enlil is hij derde in grootte van de godenwereld. Hij is de uitvoerende godheid van de wil van Enlil. Het is dan ook Enki die orde aanbrengt in de wereld in de mythe Enki en de wereldorde: de ordening van de aarde en haar culturele processen. Hij stelt vele mindere goden aan om als beschermers van bepaalde zaken op te treden. Enki is ook de hoofdpersoon in een paradijsverhaal. Het paradijs wordt gesitueerd in Dilmun, hoewel dit land een werkelijk bestaande handelspartner van Sumer was, wordt Dilmun hier gezien als een land dat rein en klaar is en een land van de levenden waar sterfte onbekend is. Enki was de zoon van Nammu en Anu en de vader van onder andere Marduk en Nanshe. Hij wordt met verschillende vrouwen in verband gebracht en volgens de Enki-cyclus hield hij er zelfs incestueuze relaties op na. Enki was een van de machtigste goden van het pantheon. Hij staat vooral bekend als een ordende god en god van de wijsheid. Enki verbleef in tegenstelling tot de andere goden, niet in de hemel maar in het Apsu of zoete water. Hij was ook de god van de vruchtbaarheid en van het genezende water en zo ook van de bezweringen. Enki was de god van het genezende water geworden toen hij de oergod Apsu had vernietigd. Volgens het Babylonische scheppingsverhaal had Enki hem met een spreuk in slaap getoverd en dan afgemaakt. Volgens het mythologische Atrahasis epos was Enki de schepper van de mens, maar ook de redder van de mens. De goden wilden immers de mensheid vernietigen, maar Enki wierp zich steeds op als beschermer. Enki lichtte een trouwe volger, Atrahasis, ('de bijbelse Noach uit Mesopotamië') in over de plannen van de Oppergoden om de mensheid (geschapen door Enki) te vernietigen met een zondevloed. De vloed die in de Soemerische, Assyrische, Babylonische, Griekse, Romeinse mythologie voorkomt alsmede in de bijbel en de koran, en die ook reeds de Indiase Manu moest ondergaan. Sommige geleerden lezen in Adapa (de 'model-mens' van Enki) het bijbelse Adama, of Adam.


Nanna (Akkadisch Suen, Assyrisch en Babylonisch Sin, ook Utukku in archaïsch Mesopotamië) is de Sumerische maangod, patroongod van Ur, zoon van de luchtgod Enlil en Ninlil, de graangodin. Zijn gezellin is Ningal, "De grote Dame", zijn kinderen zijn onder andere de zonnegod Utu, Inanna (of Ishtar) en de dondergod Adad. Hij is ook de vader van Shamash, de zonnegod, en van Nusku de god van het vuur. Zijn residentie is de goedbewaarde Ziggurat van Ur (de tempel van Ikinugul of Ekishnugal) uit het 21e eeuw v.Chr. Ook in Harran in Opper-Mesopotamië was hij de patroongod. Als Sin werd hij in Assur vereerd. Voor hem en zijn zoon Shamash werd hier in de 15e eeuw v.Chr. een gemeenschappelijke tempel opgericht, de Sin-Shamash tempel. Hij wordt altijd weergegeven als godheid met een gehoornde kroon (hemelstier), terwijl hij in een boot in de vorm van een liggende maansikkel zit. De maansikkel was sinds de 25e eeuw v.Chr. het symbool van Nanna. Door de positie aan de zuidelijke hemel had men een voorstelling van een "vrachtschip aan de hemel": Nanna drijft in een sikkelvormige boot over de nachtelijke hemel. Sin werd als heel wijs beschouwd. Hij kon ook de tijd meten door zijn wassen en weer afnemen. Bovendien deed hij het water in de moerassen van Ur wassen, waar de tempel stond, en verzekerde daarmee het welzijn van het vee dat erdoor volop aan voedsel kwam. Sin ziet eruit als een oude man met een blauwe baard. Over zijn geboorte gaat de Sumerische mythe Enlil en Ninlil. Als Sin wordt hij al sinds de 26e eeuw v.Chr. in inscripties gedocumenteerd. Sin en Nanna overlapten bijna volkomen, alleen werd Sin net als Shamash bovendien als orakelgodheid gezien. Opperpriesteres van Nanna was in de regel de dochter van de Sumerische vorst van Ur. Een laat-Akkadische mythe poogt middels de figuur van Sin een maansverduistering te verklaren: de godheden Sin, Ishtar en Shamash proberen een deel van de macht van de god Anu te verwerven. Deze stuurt vervolgens zijn kinderen, de Zevengodheid omsingelen en blokkeren Sin. Pas na interventie door Enki wordt hij bevrijd. De godheid corresponderend met Nanna/Sin heette bij de Hurrieten Kushuh, de proto-Hattische maangod Kaskuh, bij de Ugarieten Jarich. Bij de Hettieten en Luwiërs heette hij Arma (tenminste, zo heet het teken van zijn naam). In het spijkerschrift wordt hij, op basis van de 30 dagen van een maanmaand, met het teken voor 30 weergegeven.



Shamash of Sama was de gebruikelijke Akkadische naam van de zonnegod in Babylonië en Assyrië, in het oude Sumerië bekend als Utu. De naam betekent "zon". Zowel in vroege als in late inscripties wordt Sha-mash aangeduid als de "nakomeling van Nanna", dus van de maangod, en aangezien in de enumeratie van het pantheon de maangod Sin over het algemeen precedentie krijgt boven Shamash, is het waarschijnlijk in de relatie met de maangod dat de zonnegod de afhankelijke macht lijkt. Zulk een veronderstelling lijkt gerechtvaardigd uit het belang van de maan in de kalender en in astrologische berekeningen, zowel als met het feit dat de maan-cultus afkomstig is van het nomadische, en daarom vroegere, stadium van beschaving, terwijl de zonnegod pas tot vol belang komt na uitvinding van landbouw. De twee belangrijkste centra van zonaanbidding in Babylonië waren Sippara, in de heuvels bij Abu Habba, en Larsa, in het moderne Senkerah. De belangrijkste heiligdommen in beide plaatsen werden E-barra (of E-babbara) genoemd, "het stralende huis" – een directe verwijzing naar de schitterende zonnegod. Van de twee tempels is die in Sippara de meest bekende, maar tempels voor Shamash werden in alle grote centra opgericht;– zoals Babylon, Ur, Mari, Nippur en Nineveh. De eigenschap die het meest met Shamash geassocieerd wordt is rechtvaardigheid. Net zoals de zon de duisternis verdrijft, zo brengt Shamash onrecht en misstanden aan het licht. Hammurabi schrijft de inspiratie die leidde tot het verzamelen van bestaande wetten en juridische procedures in een codex toe aan Shamash. Bovenin de stele waarop de code is geschreven staat in een bas-reliëf een scène waarin Hammurabi in verering aan Shamash, als de belichaming van het idee van recht, de codex overhandigd krijgt. Enkele eeuwen voor Hammurabi verklaarde Ur-Engur van de Ur dynastie (ca. 2600 v.Chr.) dat hij oordeel sprak "volgens de rechtvaardige wetten van Shamash". Het was een logisch gevolg van het concept van de zonnegod dat hij beschouwd werd als degene die een slachtoffer uit de greep van demonen kan bevrijden. Een zieke man kon daarom Shamash aanroepen als de god waarop men kan vertrouwen dat hij hulp verleent aan slachtoffers van onrecht. Dit aspect van de zonnegod wordt levendig gebracht in de aan hem gewijde hymnes, die daarom als de meest schitterende producties in het gehele domein van Babylonische literatuur gezien worden. Het is evident uit beschikbaar materiaal dat de Shamash cultus in Sippar en Larsa dusdanig de overige lokale zonnegoden overschaduwde dat deze opgenomen werden in de overheersende godheid. In het systematische pantheon werden deze kleinere zonnegoden dienaars van Shamash. Zo zijn er Bunene als zijn wagenmenner, wiens wederhelft Atgi-makh is, Kettu ("rechtmatigheid") en Mesharu ("recht"), die worden geïntroduceerd als dienaars van Shamash. Andere zonnegoden, zoals Ninurta en Nergal, de patroongoden van belangrijke centra, behielden hun onafhankelijke bestaan als bepaalde fasen van de zon. Ninib werd de zonnegod van de ochtend en de lente, en Nergal de zonnegod van de middag en de zomer zonnewende, terwijl Shamash gezien werd als de algemene zonnegod.
Samen met Sin en Ishtar vormt Shamash de tweede triade naast Anu, Enlil en Ea. De drie machten, Shamash, Sin en Ishtar, symboliseren de drie grote krachten van de natuur: de zon, de maan en de leven brengende kracht van de aarde. Some vinden we Adad, de stormgod, in plaats van Ishtar, geassocieerd met Sin en Shamash, en het kan zeer wel zijn dat deze twee varianten op de triade de doctrines van twee verschillende theologische stromingen in Babylonië weergeven, om vervolgens samengevoegd te worden in de erkenning van een groep bestaande uit alle vier de godheden. De metgezel van Shamash stond bekend als A. Ze wordt echter nauwelijks genoemd in de inscripties behalve in combinatie met Shamash.


Ishtar is een van de godinnen uit het antieke Mesopotamië. Ze is de Akkadische tegenhanger van de Sumerische godin Inanna en de in gangbare Nederlandse vertalingen van de Bijbel genoemde Astarte. Zij is ook bekend als Anunit, Ashtoreth, Athtirat of Athtarat en Atarsamain.
Als Sumerische Inanna werd zij voor het eerst vereerd in Uruk (Unug in het Sumerisch, bekend als Erech in de bijbel) in de vroege periode van Mesopotamische geschiedenis. In bezweringen, gebeden, mythen, insripties etc. werd Inanna/Ishtar vereerd en aangeroepen als de brenger van levenskracht. Maar er was ook een donkere kant aan deze godin van leven. Als godin van vruchtbaarheid en seksualiteit had zij tevens de kracht landbouwgrond te vernietigen en dieren onvruchtbaar te maken. Ze werd aangeroepen als godin van de oorlog, tijdens veldslagen en achtervolgingen, in het bijzonder door de oorlogszuchtige Assyriërs, Volgens de overlevering verscheen Ishtar voor een veldslag voor het Assyrische leger, gehuld in krijgstenue en gewapend met pijl en boog. (Mogelijk was zij de voorloper van de Griekse godin Athene, die ook meestal zo afgebeeld werd.) Als echtgenote van de oorlogsgod Shalman werd de Ishtar van Jeruzalem (Ashtoreth) Salmanitu genoemd. Sommigen brengen de namen Esther en Mordekai uit het Bijbelboek Esther in verband met respectievelijk Ishtar en Marduk (god). In alle grote centra had Inanna, later Ishtar, haar tempels: E-anna, "huis van An", in Uruk; E-makh, "groot huis", in Babylon; E-mash-mash, "huis van offers", en in Nineveh. Inanna was de beschermheilige van prostituees en werd waarschijnlijk verzorgd door priesteres-prostitutees. (Zowel mannen als vrouwen). De (latere) toegewijden van Ishtar waren maagden, die zolang als zij in haar dienst waren, niet mochten trouwen. Tegen de Babylonische tijd werd Ishtar nog altijd beschreven als degene die de koning aanstelde: "Zij die de koning met gezag begiftigde". Ze werd in een bepaalde inscriptie ook aangeduid als "Zij die aan alle koningen de scepter, de troon, het jaar van regeren geeft", en ook "Raadgeefster van alle heersers, zij die de regeerperiodes van de koningen in handen houdt". Een van de eerste koningen, Sargon van Akkad schreef ca 2300 v.Chr. dat zijn moeder hogepriesteres was en zijn vader onbekend. Later ging hij "houden van Ishtar" en "ik oefende toen jaren het koningschap uit". Er is een parallel verhaal bij de Nubiërs.
Ishtar van Babylon, opvolgster van Inanna, wordt geassocieerd met de planeet Venus (een continent op Venus wordt tegenwoordig Ishtar Terra genoemd door astronomen). Het dubbele aspect van de godin (scheppend en vernietigend) komt mogelijk overeen met de enorme verschillen in de fasen van Venus tijdens de winter- en zomermaanden. In de Sumerische taal heet de planeet "MUL.DILI.PAT", wat "unieke ster" betekent. In sommige latere Babylonische teksten werd deze planeet Masat genoemd, hetgeen letterlijk 'profetes' betekent. Inanna (soms gespeld als Inana) betekent "Grote vrouwe van An" (An is de god van de hemel). De exacte betekenis van Ishtar is onbekend, al is het mogelijk dat de naam dezelfde stam heeft als Assur, wat haar "de leidende" of "baas" zou maken. De naam is ieder geval Semitisch van origine.
In een van de meest opvallende Sumerische mythes reist Inanna door zeven hellepoorten naar de onderwereld. Bij het passeren van elke poort verliest zij kledingstukken en attributen, totdat zij de laatste poort volkomen naakt doorgaat. De koningin van de onderwereld vermoordt haar, en hangt haar dode lichaam aan een haak aan de muur. Wanneer Inanna uit de onderwereld terugkeert door tussenkomst van haar oom, de slimme god Enki, moet zij volgens de regels van de onderwereld iemand vinden om haar plaats in te nemen. Op weg naar huis komt zij haar vrienden tegen in diepe rouw, maar in de stad van haar cultus, Kulaba, zit haar minaar Dumuzi, (een zoon van Enki), pontificaal op een troon. Zij laat hem arresteren en hij wordt van de troon gesleept om als haar vervanger te dienen in de onderwereld. Later mist zij hem, en regelt het zo dat zijn zuster hem 6 maanden van het jaar vervangt. (Dit verhaal ligt waarschijnlijk aan de oorsprong van het Griekse verhaal van Persephone).
Op een zegel uit Babylon toont Ishtar die een door slangen omwonden scepter vasthoudt. Het draagt de inscriptie "Vrouwe van Visie van Kisurru". Elders werd zij ook 'Zij die de Orakels leidt' genoemd en 'Profetes van Kua'. Babylonische tabletten vermelden talloze gelegenheden van berichten waarmee priesteressen profetisch advies geven in de heiligdommen van Ishtar. Sommige daarvan waren heel belangrijk voor het politieke gebeuren. Op monumenten en zegelrollen wordt Inanna/Ishtar vaak afgebeeld zittend op de koninklijke troon van de hemel, een staf waarlangs twee slangen kronkelen vasthoudend, of met pijl en boog, maar ook wel in eenvoudige lange gewaden met een kroon op haar hoofd en een achtpuntige ster als haar symbool. Ook zijn er grote hoeveelheden beeldjes gevonden die de godin naakt voorstellen met haar armen gekruist over haar borst, of met een kind in haar armen. Zij is de "Ster van Babylon", de "Grote Godin". In de Bijbel wordt ze Ashtoreth, Anath, Asherah, Esther en Koningin van de Hemel genoemd (Jer. 44:19), maar ook "De Grote Hoer" of de "Hoer van Babylon" (Openbaring 17:5), Moeder van Harlots, Godin Har, de medelevende prostitué. Veel liturgische prijsgezangen in de tenach zijn overigens geplagieerd van Babylonische gebeden aan Ishtar, aldus B.Warner. In de tempel van Jeruzalem werd de Moedermaagd Mari genoemd, ook Mari-Anna of Myriam. Haar heilige vrouwen rouwden jaarlijks in een ritueel voor de offerdood van Tammuz (Ezekiel 8:14).
Inanna/Ishtar vormt een drie-eenheid samen met de maangod Nanna of Suen (Sin in het Akkadisch) en de zonnegod Utu (Akkadisch: Shamash). Ze zijn personificaties van de aarde, de maan en de zon. Deze drie-eenheid overlapt een andere: An voor de hemel, Enlil voor de aarde en Enki (Ea in het Akkadisch) voor diepe wateren. Ishtar figureert veelvuldig in het Gilgamesj-epos.



Adat (Indonesisch; in het Turks: Adet) betekent "gewoonte" of "traditie". Het woord is afgeleid van het Arabische woord adah (ﻋﺎﺪﺔ, ʿādah, zie artikel: sharia). Adat is de combinatie van (vaak pre-islamitische) sociale leefregels, omgangsnormen en traditionele gebruiken. Voor veel Indonesiërs staat het kennen (en leven naar) de adat gelijk aan welopgevoed en beschaafd gedrag. Als iemand onbeleefd is of zich onbehouwen gedraagt wordt er wel gezegd: 'tidak tahu adat' (hij of zij kent geen adat, met andere woorden: hij of zij is een barbaar) Naast de sociale regels van de adat (die van eiland tot eiland en per gebied kunnen verschillen) worden ook traditionele kleding, zang, dans en architectuur als deel van de adat beschouwd.


Enkidu


Inanna was een grote Sumerische Godin wier cultus een hoogtepunt kent rond 2500 v.Chr.. Vanaf dan is zij de houdster van de Me. Zij wordt veelal vereenzelvigd met de (Semitische) godin Ishtar. Nabij Uruk was een compleet heilig woud aan haar gewijd, zoals wel vaker gebruikelijk is in verband met een moedergodincultus, en er is ook een enorm tempelcomplex opgegraven. Volgens de oudste inscripties was zij degene, die het goddelijk koningschap naar Ur bracht. Zij was bijgevolg de belangrijkste godin inzake koninklijke ritualen waaronder het sacrale huwelijk. Inanna werd geassocieerd met de morgenster en de avondster (Venus) en beschouwd als Hemelkoningin.
Inanna's naam wordt algemeen afgeleid van Nin-anna "Vrouwe van de Hemel" (van het Sumerisch NIN "dame", AN "hemel")[1], alhoewel het spijkerschriftteken voor haar naam (Borger 2003 nr. 153, U+12239 ��) historisch geen ligatuur van beide is.
Inanna stamde af van de godin Nammu, (die haar grootmoeder was, en wier cultus haar hoogtepunt rond 3500 v.Chr. kende). Haar vader was An of Anu, god van het uitspansel. Haar echtgenoot was Dumuzi, de halfmythische koning. Ereshkigal, de Godin van de Onderwereld was haar zuster. Inanna was godin van de wijsheid, de liefde en de erotiek, maar ook van de oorlog en de dood.
Inanna is vooral de godin van de liefde en de hoofdpersoon van een uitgebreide cyclus van mythen rond haar en haar echtgenoot, de ongelukkige herdersgod Dumuzi:
ongelukkige herdersgod Dumuzi:

Dumuzi en Ekimdu: Inanna het hof gemaakt 
Het huwelijk van Dumuzi en Inanna 
Inanna's afdaling in de onderwereld 
De dood van Dumuzi 


Blijkbaar had jaarlijks een mensenoffer plaats en het slachtoffer was de gemaal van de priesteres-koningin, de koning. Zijzelf bleef dan rouwend achter, maar nam spoedig een nieuwe gemaal zoals haar toegestaan was. Later werden deze mensenoffers gesubstitueerd door het offeren van bijvoorbeeld een stier of ram. De nieuwe gemaal werd beschouwd als de herboren jonge koning. Nadat deze 'zoon-minnaar' zich had bewezen bij Inanna door een hieros gamos werd hij Dumuzi. Hij werd tot 'schaapherder van het land' aangewezen. Omdat hij ooit opstandig was geweest, werd hij ter dood gebracht. De hogepriesteres verleende dus aanvankelijk een tijdelijk koningschap. Deze achtergronden spelen in de mythologische verhalen over het sterven van de zoon-minnaar, Dumuzi, die dan in de onderwereld opnieuw moet gehaald worden. Tegelijk is er een sterke verweving met de landbouwcyclus, waar het graan in de duistere wereld verdwijnt, sterft, en dan herboren wordt. Volgens een mythe maakte Inanna een reis naar de onderwereld, omdat ze de troon probeerde over te nemen van haar zus Ereshkigal die heerste over de onderwereld. Ze moest bij zeven poorten telkens iets afgeven, waardoor ze steeds naakter en kwetsbaarder werd. Uiteindelijk werd ze gedood door haar zus. Haar lichaam werd rottend aan een pin aan de wand gehangen, hetgeen symbool staat voor het sterven van de vruchtbaarheid van de aarde tijdens een rouwperiode. Haar dienares kwam haar echter helpen, en Inanna kon de onderwereld verlaten als ze een menselijke plaatsvervanger achterliet. Dat werd haar echtgenoot koning Dumuzi, die niet had gerouwd om haar dood, maar het er integendeel goed van had genomen. Bij haar terugkeer op aarde neemt Inanna wraak. Dumuzi wordt door de demonen van de onderwereld -de galla's- gedood en naar de onderwereld gesleept. Deze mythe is verwant met die van Cybele en Attis, van Aphrodite en Adonis, van Osiris en Isis, van Christus en Maria — allemaal verhalen van een jonge god die moet sterven en een (Moeder) godin die rouwt. In de mythe Enki en de wereldorde: de ordening van de aarde en haar culturele processen is zij de enige die bezwaren maakt tegen de wijze waarop Enki de taken onder de goden verdeelt. Hij verklaart echter dat zij niet alleen een herdersstaf bezit maar ook voorspellingen kan doen over oorlog en vrede en kleding kan weven.
In Inanna komen leven en dood, orde en chaos samen. Enerzijds wordt Inanna voorgesteld als een beschroomde maagd, anderzijds als een wulpse hoer. De mythe van Inanna wordt soms gezien als een verhaal over de rijping van een aanvankelijk wispelturige vrouw. Haar reis wordt opgevat als een levensreis die iedereen moet maken: het leven gaat gepaard met teleurstelling, depressie, lijden, verandering en keuzes maken. Maar ook wordt er gefeest, gelachen en lief gehad. In veel afbeeldingen van Inanna is dit zichtbaar.
Op een terracotta plaket van 2000-1700 v.Chr. staat Inanna afgebeeld als een naakte godin, gevleugeld als een bij, en met een typisch hoofddeksel opgebouwd uit een zes of zevental dikke open ringen, waarvan de geplooide voorkanten iets naar boven staan. Het lijken stierenhoorns. Verder heeft zij voeten als de klauwen van een gier waarmee ze boven op een paar leeuwen staat. In elk van de opgeheven handen houdt deze figuur een oneindigheidslus. Zij wordt geflankeerd door uilen, die later in de Griekse mythologie ook het symbooldier van de wijze goddelijke maagd Pallas Athena zullen blijken te worden. Inanna werd ook vaak symbolisch afgebeeld als een strijdende leeuwin. Dit en andere bijbehorende symbolen wijzen volgens sommigen, waaronder Sir James Frazer en de Lithouwse archeologe Marija Gimbutas, op de aanwezigheid van een cultus van de Moedergodin, verwant aan die van de Egyptische Isis of Hathor. (De Leeuwenpoort in Mycene is in feite een Leeuwinnenpoort.) Inanna is ook symbool van de maan. Het feit dat zij drie dagen in de duistere onderwereld doorbrengt verwijst naar de drie dagen waar de maan duister is alvorens opnieuw te gaan toenemen. Een andere symboliek is die van het graan dat eerst in de duisternis moet liggen om te kiemen en dan weer in een volgende cyclus tot leven te komen. Deze cyclus komt naar voor in de dood en wederopstanding van Dumuzi. In de Akkadische tijd werd Inanna vereenzelvigd met Ishtar en namen nieuwe godinnen een aantal van haar functies over. Inanna wordt tegenwoordig ook gezien als een godin die symbool staat voor een meer zelfstandige positie van de vrouw dan belangrijke vrouwen in het Jodendom, het christendom en de Islam dat doen. Feministen identificeren zich liever met Inanna, dan met minder zelfstandige vrouwen als Eva of Maria.
Inanna werd als ongetrouwde jonge vrouw aanbeden als beschermster van de liefde en de seksualiteit. Zij werd vooral vereerd in Uruk (Bijbelse Erech) en was er de beschermster van de centrale graanschuur. Langs de rivieren de Tigris en de Eufraat worden nog veel tempels gevonden die ter verering van Inanna zijn opgericht. Het tempelcomplex, bekend onder de naam Eanna bij Uruk bevat daarvan de grootste. Dit 5000 jaar oude tempelcomplex werd regelmatig herbouwd. Het bevat onder andere de kalksteentempel en de tempel D (de grootste, nl. 80 meter bij 50). De tempelwand was bekleed met rode, zwarte en witte kegeltjes, vastgedrukt in de zachte leem. De zuilen hadden een hoogte van 3 meter en waren in de vorm van palmbomen gemaakt. Men vond er een beeld van een vrouwenhoofd. Ook de bekende vaas van Uruk (thans in het museum van Bagdad) toont reliëfs die op een Moedergodincultus duiden (aan de godin gewijde bossen, mannen die landvruchten aanbrengen, geiten). Er is ook een reliëf dat de ontvangst van de halfmythische koning Dumuzi door de godin Inanna weergeeft, waar zij hem ontvangt ter gelegenheid van hun sacrale bruiloft op nieuwjaarsdag. Ook in de Kassitische tijd was er een tempel van Inanna. Deze dateert van de periode 1530 tot 1150 v.Chr. De Soemerische tempelvrouwen heetten Nadītu. Zij waren betrokken bij zakelijke activiteiten en bezaten onroerend goed in eigen naam. Er waren ook veel schrijfsters bij. Volgens het Gilgamesh epos wordt de schrijfkunst oorspronkelijk aan de Godin toegewezen. In de tempel van Inanna in Erech zijn de vroegste tabletten met schrift gevonden, daterend uit 3200 v.Chr.. Daar woonden veel Naditu vrouwen. Volgens archeoloog Stephen Langdon was de cultus van Inanna nauw verbonden met slangenverering (zoals die van de slangengodin van Kreta). Hij beweerde dat Nina een slangengodin was, die ook als profetes en dromenuitlegster werd vereerd. Een gebed op een kleitablet aan haar gericht luidt: "O Nina van de riten van de geestelijkheid, Vrouwe van de waardevolle beslissingen, de Profetes van de Godheden zijt Gij".



Marduk of Mardoek was in de Babylonische mythologie een Mesopotamische godheid die tot staatsgod uitgroeide. Marduk is waarschijnlijk de bekendste god uit Mesopotamië, wegens de verwijzingen naar hem in de bijbel waar hij Merodach wordt genoemd. Toch is Marduk nog niet zo'n oude god, want hij is pas geïntroduceerd in een later deel van de Mesopotamische geschiedenis. Dit was niet zo gemakkelijk te aanvaarden voor de Babyloniërs van wie Marduk de staatsgod was. Daarom zochten zij manieren om hem te koppelen aan oudere belangrijke goden. Ten eerste deden ze dat via een woordspel. Ze gaven een nieuwe etymologische betekenis aan zijn naam, namelijk amar Utuk, (letterlijke vertalling het kalf van Utu). Utu was een belangrijke zonnegod en Marduk zou dan zijn zoon zijn. Dit werd niet algemeen aanvaard en dus werd hij ook met een andere god geassocieerd, de minder belangrijke Asalluki, die echter wel de zoon van Enki was. De priesters stelden Marduk met hem gelijk en zo werd Marduk de zoon van Enki. Om Marduk's prestige verder op te voeren werd het scheppingsverhaal Enuma Elish ontwikkeld. Hierin wordt Marduk daadwerkelijk als de zoon van Enki beschouwd.
Ook vernemen we hoe hij de nieuwe oppergod van de Mesopotamiërs wordt. Hij zal immers de oergodin Tiamat verslaan door een wind in haar muil te werpen en haar vervolgens te doden met pijlen. Met haar lichaam zal hij de aarde en de hemel scheppen. Hij zal eveneens de tablet met de lotsbestemmingen rond zich dragen waardoor hij de belangrijkste god wordt. Ook zal hij de stad Babel scheppen, die hij bijzonder zal koesteren.


Ninlil was in de Mesopotamische mythologie de Sumerische graangodin, die soms met Ninhursaga werd geassocieerd. Zij woonde in Dilmun met haar ouders. Volgens de mythe zag Enlil haar op een dag baden in een kanaal nabij Nippur en kon niet aan de drang weerstaan om haar schoonheid te proeven. Hij verkrachtte Ninlil en maakte haar zwanger met water. Als straf werd Enlil toen uit Nippur gebannen en ter dood veroordeeld. Maar Ninlil volgde hem, zodat hij zou zien hoe zij hun kind baarde. Dat werd de maangod Nanna of Sin. Enlil was door verdriet overmand omdat zijn zoon met hem in het land van de doden zou moeten vertoeven. Hij overtuigde Ninlil om nog een kind van hem te nemen, dat Nanna zou vervangen in het land van de levenden. Ninlil stemde daarin toe. Hij bezwangerde haar in de gedaante van de poortwachter en schonk de tweede zoon Nirgal het leven. Hij werd de god van de dood. Zo ook bezwangerde Enlil haar een derde keer als de man van de rivier van de nederwereld, een mensverterende rivier en zij baarde Ninazu, god van de onderwereld. Uiteindelijk bezwangerde hij haar als de man van de boot en schonk zij het leven aan Enbilulu, de god van rivieren en kanalen. Daarmee stemde ze de godin van de onderwereld Ereshkigal mild voor het verlies van Nanna. In sommige mythen is Ninlil ook nog de moeder van Ninurta. Na haar dood werd zij weergodin zoals Enlil. Ze werd mogelijk geassocieerd met de zuiderwind, terwijl Enlil met de koude noorderwindstormen werd geassocieerd. Ninlil zou ook aan de basis kunnen liggen van de demon Lilitu in het Gilgamesh epos.


Ninhursag is de naam van een Sumerische godin in de Mesopotamische mythologie, ook de "Pottenbakkersgodin" of "Grote Mammetun". Deze moedergodin schiep de mens uit aarde en infuseerde hem met bloed. De naam Adam is afgeleid van adamah, wat 'rode aarde' betekent of 'bloedaarde'. Dit ritueel werd overgedragen op de gewoonte om figurines te maken en deze aan de aarde toe te vertrouwen om een goede oogst te garanderen. Ninhursag werd met heilige slangen geassocieerd, symbool van krioelend leven. Zij werd vereerd in de Sumerische stad Lagash rond 3500 v.Chr.. Zij wordt vaak als een van de vier grootste godheden van de Sumerische godenwereld beschouwd na An, Enlil en Enki. Samen met Utu, Inanna en Nanna-Sin vormden zij de zeven hoofdgoden van Sumer, zij die het lot bepalen. Soms wordt Ninhursag zelfs als eerste genoemd, wat erop wijst dat zij ooit een nog voornamere rol heeft gespeeld. Waarschijnlijk was haar naam oorspronkelijk Ki ofwel Aarde en was zij de echtgenote van An, de hemelgod, en werden zij ooit als de hoofdgoden gezien. Zij staat ook bekend als Ninmah de verheven vrouwe. Zoals haar Egyptische tegenhangster Hator verscheen zij soms in de vorm van een koe. Mesopotamische koningen stelden zichzelf graag voor als voortdurend gevoed door Ninhursag's melk. 'Heilige melk' van een zuivelhoeve van de tempel voedde Assyrische koningen vijfduizend jaar geleden. Er werden kalveren in de rol van 'eerstgeborene' aan haar geofferd. De Todas in Zuid-India offeren nog steeds een kalf aan de 'Koemoeder' die de aarde voorstelt. Ze uiten daarbij een gebed waarin het woord Ninkurshag voor komt. Volgens hen is de betekenis ervan onbekend maar is het een heilig woord. In een mythe speelt zij een belangrijke rol bij de schepping der mensheid, in een andere veroorzaakt zij een reeks goddelijke geboortes in het paradijselijke Dilmun.
Ninhursag betekent letterlijk "Vrouwe van de heilige berg" (van het Sumerisch NIN "vrouw" en ḪURSAG (of ḪUR.SAG, ḪUR='berg', "heilige berg"). Zij draagt nog andere namen waaronder Ninmah ("Grote Koningin"); Nintu ("Vrouwe der Geboorte"); Mama of Mami (moeder); Aruru (zuster van Enlil); Belet-Ili (Vrouwe van de goden - Akkadisch). Minder belangrijke synonymen zijn Ninzinak (Vrouwe van het embryo); Nindim (Vrouwe der vormgeving); Nagarsagak (Schrijnwerkster van binnen); Ninbahar (Vrouwe van het pottenbakken); Ninmag (Vrouwe vulva); Ninsigsig (Vrouwe der stilte); Mudkesda (bloedtrouw); Amadugbad (kniespreidende moeder); Amaududa (moeder die geboorte gaf); Sagzudingirenak (vroedvrouw der goden); Ninmenna (Vrouwe van het diadeem). Volgens de legende veranderde haar zoon Ninurta haar naam van Ninmah in Ninhursag om zijn schepping van de bergen te gedenken. Als Ninmenna plaatste zij volgens een Babylonisch investituur ritueel de gouden kroon op het hoofd van de koning in de Eanna tempel. Volgens sommigen was Ki (aarde) de originele godin van de aarde en gezellin van An (hemel) identiek met een vroegere vorm van Ninhursag. Dit zou best kunnen, aangezien sommige auteurs beklemtonen dat Ki nooit als een godheid op zich werd beschouwd in de geschiedenis. Er zijn geen aanwijzingen van een cultus voor deze 'godin' en haar naam komt slechts beperkt voor in Sumerische scheppingsverhalen. Dit soort syncretisme kan wel tot enige verwarring leiden, aangezien Ki, Ninhursag de moeder van Enlil zou zijn, daar waar zij volgens andere bronnen zijn zuster zou zijn. Een aantal namen waren eerst met afzonderlijke godinnen geassocieerd (zoals Ninmah en Ninmenna), die dan later met Ninhursag samensmolten. Er zijn ook mythen waar de naam Ninhursag niet in vernoemd wordt. Bij de Griekse filosoof Damaskios is haar Griekse naam Dauke.
In de legende van Enki en Ninhursag baarde zij hem een dochter Ninsar ('Vrouwe groen'). Ninsar baarde Enki een dochter Ninkurra. Die baarde hem dan weer een dochter Uttu. Enki vervolgde Uttu, die kwaad was omdat hij niet om haar gaf. Op advies van haar voorouder Ninhursag begroef Uttu zaad van Enki in de aarde. Daaruit ontsproten acht moederplanten, de eerste op aarde. Toen Enki ze zag at hij van deze planten, maar hij werd ziek in acht organen van zijn lichaam. Nunhursag genas hem door de planten in haar lichaam op te nemen en acht dochters te baren: Abu, Nintulla (Nintul), Ninsutu, Ninkasi, Nazi, Dazimua, Ninti, en Enshag (Enshagag). In de tekst 'Schepper van de Schoffel' voltooide zij de geboorte van het mensdom nadat de hoofden waren blootgelegd door Enki's schoffel. In scheppingsverhalen treedt Ninmah (een andere naam voor Ninhursag) op als vroedvrouw terwijl de moedergodin Nammu verschillende soorten menselijke individuen uit kleihompen maakt. Dit laatste gebeurt tijdens een feest door Enki gegeven ter ere van de schepping van het mensdom.
Spijkerschrift teken 'KI' (Borger 2003 nr. 737; U+121A0 ��) is het teken voor "aarde", maar ook "plaats locatie". Het wordt ook gelezen als GI5, GUNNI (=KI.NE) "haard", KARAŠ (=KI.KAL.BAD) "kamp, leger", KISLAḪ (=KI.UD) "dorsplaats" en SUR7 (=KI.GAG). In de Akkadische orthografie dient het als determinant voor toponymen en heeft de syllabenwaarden gi, ge, qi en qe.



Ninurta, ook Ningirsu, was in de Mesopotamische mythologie de god die geassocieerd werd met de irrigatie van het akkerland. Hij wordt in sommige mythen als de zoon van Enlil en Ninhursaga beschouwd. Zijn echtgenote is Gula de godin van regeneratie en genezing. In vroege Sumerische mythen had Ninurta de gedaante van Imdugud, de stormvogel, maar geleidelijk kreeg hij een menselijke vorm. Meestal werd hij met vleugels afgebeeld. Op het strijdtoneel verscheen Ninurta als een stormvogel met leeuwenkop. Hij was namelijk ook god van de strijd. In een mythe streed hij met de elementen, waardoor de hele natuur tegen hem in opstand kwam, ook de rotsen en de gesteenten. Maar Ninurta overwon spoedig zijn vijanden. Diegenen die met hem mee hadden gestreden beloonde hij met macht en glorie, terwijl hij de anderen liet waar ze onder de voet waren gelopen. Zo kwamen er mooie schitterende stenen en matte. In een andere mythe ontving Ninurta de stenen tafelen van het lot van de stormvogel Zu.


Tiamat (ook Ghanna) is de oergodin in de Sumerische en Babylonische mythologie en speelt een centrale rol in het Enuma Elish scheppingsverhaal. Ze is de personificatie van het principe van zoutwater oceaan als tegenpool van haar gemaal Apsu, principe van zuivere zoetwater oceaan. Nadat de jonge goden, hun kindskinderen, haar en Apsu met hun lawaai en bedrijvigheid gewekt hebben, wil Apsu de rustverstoorders tenietdoen. Maar nadat hij zelf door Enki/Ea gedood wordt, zweert Tiamat wraak en gaat een verbond aan met haar zoon Kingu, aan welke jonge god ze grote macht verleent. Samen met een leger van monsters wil ze nu haar kindskinderen bekampen. Maar die sturen Marduk, de zoon van Enki/Ea er tegenaan. Tiamat wordt bevochten door Marduk (Babylonische zegelafdruk)Deze overwint Tiamat in een tweekamp, splijt haar lichaam in twee en maakt uit de twee helften het firmament en de wereld (scheppingsdaad).
De naam betekent zij die allen baarde, aangezien zij samen met Apsu in de oertijd voor de schepping de eerste generaties goden voortbracht (Lachmu en Lachamu o. a.). Als concept is Tiamat moeilijk na te trekken. Ze belichaamt tegelijk de persoonlijkheid van de godin en het principe van de zoute oeroceaan. Hetzelfde geldt voor Apsu, wiens naam als persoon later ook voor het verblijf van de god Enki (of Ea) gebruikt wordt. Op bas-reliëfs wordt Tiamat meestal afgebeeld als draak, in navolging van de zogenaamde chaosdrakenstrijd: John C. L. Gibson, in de Ugaritische samenstelling van Canaanite Myths and Legends, bemerkt dat "tehom" in de Ugaritische tektsten, ca. 1400-1200 v.Chr. voorkomt in de eenvoudige betekenis van de "diepten van de zee". Zulke gedepersoniseerde Tiamat (de -at uitgang maakt haar vrouwelijk) is "Het Diepe" (Hebreeuws tehom), dat aan het begin van het boek van Genesis aanwezig is. Haar naam schijnt uiteindelijk Sumerisch, waar Ti = Leven en Ama = Moeder, lijkt te suggereren dat haar oorspronkelijk naam “de moeder van alle leven” betekende (Thorkild Jacobsen, (1968) "The Battle between Marduk and Tiamat" Journal of the American Oriental Society, Vol. 88, No. 1 (Jan. - Mar.), pp. 104-108.) Deze titel werd ook verleend aan de vergoddelijkte eerste koning van de derde Dynastie van Kish, Kubau, die in de Hurritische mythologie heropduikt als Kheba (geïdentificeerd met de “moeder van de Goden” — Hannahanna) – en met de Hebreeuwse naamgenote Havva (Eva, die ook “de moeder van alle levenden” wordt genoemd in Genesis. ("Adam and Eve in Babylonian Literature". American Journal of Semitic Languages and Literature Vol 15 (1899), pp.193-214)
Voor de wereld zoals deze nu is, die door Marduk werd gemaakt, bestond een wereld die wij ons amper kunnen voorstellen, omdat hij enkel uit 'vloeistof' bestond, de rusteloze eindeloze oceaan. Tiamat en haar echtgenoot Anu heersten in die wereld die aan de onze voorafging, en er leefden drie generaties goden. Tiamat was als godin reusachtig groot, vruchtbaar en heftig van aard. Ze werd voorgesteld als een draak of zeeslang met twee vertakte geweien. Marduk was haar tegenstrever. Marduk (zonnegod) ging op weg in zijn wagen. De elf bondgenoten van Tiamat sloegen ervan op de vlucht. Tiamat lag hem op te wachten, maar de zonnegod ving haar in een net van licht. Hij slingerde een orkaan tussen haar waterkaken en schoot pijlen dwars door haar. Daarna sneed hij ze als een platvis in twee. Haar gespikkelde bovenhelft spande hij uit als firmament, de onderste helft werd de wereld met alle zeeën en oceanen. Zoals de god van het Oude Testament begon Marduk daarna de natuur te vormen en te ordenen zoals wij die kennen. Daarbij schiep hij ook het mensdom.
Tiamat was de schitterende godin van zout water die brulde en tekeer ging in de chaos van de originele schepping. Zij en Apsu vulden de kosmische afgrond met de oerwateren. Zij is daarom ook “Ummu-Hubur die alles vorm gaf”. Bij Tiamat verwekte Apsu (of Abzu, van het Sumerisch Ab = water, Zu = ver) de oudere goden Lahmu en Lahamu (de "modderige"), een titel ook verleend aan de wachters van de Enki Abzu tempel in Eridu. Lahmu en Lahamu waren op hun beurt de ouders van de as van de hemel Anshar (An = hemel, Shar = as of draaispil) en van de wereld (Kishar). Anshar en Kishar werden beschouwd elkaar aan de horizon te raken, waardoor zij de ouders werden van Anu en Ki.
De jongere god Enki (later Ea) geloofde terecht dat Apsu verveeld zat met de chaos die de jongere goden hadden geschapen en deze wilde ombrengen. Daarom bracht Enki Apsu om. Dit vertoornde Kingu, hun zoon, die het gebeuren aan Tiamat meldde. Daarop begon zij monsters te vormen die de goden zouden bestrijden. Ze bracht ze zelf voort: zeeslangen, stormdemonen, viswezens, schorpioenwezens en veel andere soorten. Tiamat was ook in het bezit van de “Tafels van het Lot” en in de eerste strijd gaf ze die aan Kingu, de god die ze had gekozen als haar minnaar en als aanvoerder van haar leger. De Goden beraadslaagden in angst, maar Anu (vervangen eerst door Enlil en na de 1ste Dynastie van Babylon, door Marduk, de zoon van Ea, in de late versie die is overgebleven), ontrukte hen eerst de belofte dat hij als “Koning van de Goden” zou worden vereerd, en overwon haar daarna, gewapend met de pijlen van de winden, een net, een knots en een onoverwinnelijke speer.
En de Heer stond op haar achterdelen, 
En met zijn onmeedogende knots sloeg haar de schedel in. 
Hij sneed door de vaten van haar bloed, 
En hij deed de Noordenwind het wegvoeren naar geheime plaatsen. 


Hij splijt ze in twee en maakt uit de helften het firmament en de wereld. Haar tranende ogen werden de bron van de Tigris en van de Eufraat. Met instemming van de oudere goden nam hij van Kingu de Tafels van het Lot over en installeerde zich als hoofd van het Babylonisch pantheon. Kingu werd gevangen en later omgebracht. Zijn rood bloed mengde met de rode klei van de aarde om er het lichaam van het mensenras van te maken, dat als dienaars van de jongere Igigi goden zou functioneren door het land voor hen te bewerken.


Uttu


Utu was in de Sumerische mythologie de God van de Zon en Gerechtigheid. Utu was de zoon van de maangod Nanna (of Nana Sin) en de godin Ningal, die eveneens een lunair aspect bezat. Zijn zus was Inanna, de godin van de liefde. Met de godin Aja verwekte hij de zonen Enmerkar, Gud en Meskiaggasa. In de Gilgamesh epos brengt de held Gilgamesh aan Utu een offer, en vraagt hem om ondersteuning bij zijn reis naar het "Land van de Levenden". Uiteindelijke helpt Utu hem, door zeven slechte demonen, verantwoordelijk voor slecht weer, te verlammen Utu komt overeen met de Babylonische god Shamash.


Akkadisch-Babylonische Mythologie:
Adad was in de Akkadisch-Babylonische mythologie de stormgod van regen, wind en donder. Als zijn vader werd in het algemeen Anu beschouwd. Adad zorgde voor de jaarlijkse gunstige winden en regens waardoor de rivieren gingen overstromen en vruchtbaar slik op het land brachten. Hij droeg dan ook het epitheton Heer van de Overvloed. Hij was in staat in de toekomst te kijken en behoorde ook bij de goden die ooit een vernietigende zondvloed over de mensheid joegen. Adad werd vaak voorgesteld terwijl hij op een stier (teken van vruchtbaarheid) rechtstond, zwaaiend met een bundel van drie bliksemschichten in beide handen. Het Assyrische heiligdom stond in Kurba'il. Het Babylonische cultuscentrum van Adad/Ishkur was Karkara in het zuiden. Shala was zijn echtgenote en zij werd vereerd in een tempel genaamd E. Durku. In de Syrische mythologie van de Amorieten in Ugarit in Noord-Kanaän heette hij Hadad. Het is ook dezelfde stormgod als in de Sumerische mythologie de god Ishkur.



ANTUM:
Antu of Antum, ook Anatu, was in de Akkadische mythologie de oorspronkelijke metgezellin van Anu, een creatiegodin, die later vervangen zou worden door Ishtar. Hun kinderen waren de Anunnaki en de Utukki. Antu is afgeleid van de oudere Sumerische Ki, maar de kosmogonie is veranderd om haar in een afzonderlijke traditie te laten passen. Antu was de dominante verschijning in het Babylonische akit festival dat tot 200 v.Chr. werd volgehouden. Haar zo relatief recent voorkomen leidde mogelijk tot identificatie met de Griekse godin Hera. Antu werd als echtgenote later vervangen door Ishtar of Inanna. Maar die zou ook als dochter van Anu en Antu worden gezien. Zij is vergelijkbaar met Anat.









Mesopotamische Mythology
Moedergodin
Gateways to Babylon
Encyclopedia Mythica
The Babylonian Creation Story
Akkadische Mythology