Kinderen vertonen in deze periode over het algemeen een toenemende mate van emotionele stabiliteit en een redelijke dosis zelfvertrouwen.
Ze worden zich ervan bewust dat eigenschappen en vaardigheden niet vastliggen, maar zich ontwikkelen onder invloed van leeftijd, oefening en sociale omgeving.
Ze richten zich in het algemeen steeds sterker op leeftijd- en seksegenoten (identificatie) en zijn ook steeds beter in staat zich in te leven in de ander en daarmee rekening te houden.
Het verwerven van een plaats en van status binnen de groep geeft nogal eens nabootsing van gedrag van de meest actieve of dominante groepsleden te zien. Soms ontstaat de neiging stoer te doen of indruk te maken (verhoogd veiligheidsrisico).
Ze vertonen een toenemende mate van onafhankelijkheid, laten steeds meer een eigen mening horen en claimen meer eigen verantwoordelijkheid. Dit gaat vaak gepaard met een grotere gevoeligheid voor ethische consequenties van gedrag en een grotere interesse voor achterliggende bedoelingen en opvattingen (veel waarom-vragen).
Daarnaast laten ze in toenemende mate zien wat in de eigen etnische groep waardevol/nastrevenswaardig gevonden wordt. Door de confrontatie met de `eisen' van de Nederlandse samenleving kan de situatie optreden van niet goed kunnen kiezen tussen twee culturen.
Onder invloed van ouders, leerkrachten, vrienden en media nemen in deze periode ook de vooroordelen toe. Dit is vaak sterker bij kinderen met een autoritaire persoonlijkheid en met een etnische identiteit waarin de eigen groep als dominant wordt beschouwd.
Leerlijn voor groep 7/8