Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
JOHAN DE WITH: MUSICUS


Terug naar Nuovo NieuwsNuovo Nieuws
Terug naar Ensemble Flauto NuovoEnsemble Flauto Nuovo
Terug naar Flauto NuovoFlauto Nuovo
Aan de Haedstijitte in Veenwouden woont Johan J. de With. "Musicus" staat er achter zijn naam en adres in het telefoonboek. Nu kan een "musicus" van alles zijn; het kan een pianist zijn, een violist, een fluitist, een organist, een dirigent, enz., enz

Een "musicus" kan ook een "componist" zijn. Welnu dat is Johan onder andere.

In 1992 ontving hij maar liefst drie compositieopdrachten en één daarvan kwam van de "Stichting Flauto Nuovo Friesland".

Het stuk, dat hij voor deze stichting schreef, gaf hij de titel "FNsa". Het is de bedoeling, dat het "Ensemble Flauto Nuovo" bovenge-noemde compositie op vrijdag 16 april in Theater Romein in première zal brengen. Het ensemble repeteert daarom momenteel gere-geld in aanwezigheid van de componist, die, waar nodig, adviezen en aanwijzingen geeft ten aanzien van de uitvoering van het stuk.

Dat Johan de With zich geen "componist" noemt, maar musicus, komt doordat hij een zeer groot gedeelte van zijn tijd aan andere muzikale bezigheden dan het componeren besteedt. Wat voor bezigheden Johan zoal heeft op het gebied van de muziek, hebben Dinie Goedhart en ondergetekende hem vlak voor de kerstdagen, tijdens een bezoekje aan hem, eens gevraagd. Hij zorgde niet alleen voor een lekker kopje koffie, maar vertelde in alle openheid over zichzelf en "zijn" muziek.

Johan de With was thuis - in Minnertsga -enig kind. Zowel zijn ouders als zijn beide grootvaders waren muzikaal. Grootvader van moederskant was onderwijzer, maar daarnaast ook organist en koordirigent. Grootvader van vaderskant speelde flageolet (een in onbruik geraakte blokfluit). De flageolet van zijn grootvader heeft Johan nu in zijn bezit, en hij koestert het instrument als een dierbare herin-nering. Johans vader en moeder speelden allebei in een "strijkje": vader speelde viool en moeder piano. Heel merkwaardig is het, dat zij na Johans geboorte weinig meer musiceerden. Hij heeft zijn moeder zelfs nooit horen spelen. Misschien hadden zijn ouders het op dat moment te druk met hun electrotechnisch bedrijf, maar een beetje vreemd is het wel. Als Johan vroeger op bezoek was bij zijn grootva-der van moeders kant, kon hij het niet laten de daar aanwezige piano uit te proberen en zelfs een enkele keer het orgel in de kerk~ Toch was het een ander instrument, dat later zijn hart stal: het akkordeon.

Toen Johan op zijn achtste jaar eens een akkordeonconcert bijwoonde in een aardappel-loods in zijn dorp, was hij meteen "verkocht". Hij kreeg niet onmiddellijk les, maar twee jaar later stemden zijn ouders erin toe, dat hij het eens zou proberen. Hoewel hij veel plezier had in het spelen, hield hij het met zijn eerste leraar niet lang uit. Hij stopte tijdelijk met de lessen en probeerde zelf het één en ander uit op zijn instrument. Na verloop van tijd zag hij echter in, dat hij toch weer lessen nodig had en meldde hij zich aan bij "Brouwers Muziekschool" in Giekerk.

Gedurende zijn hele middelbare schoolperiode (gymnasium) kreeg Johan les in Giekerk. Hij kreeg bij "Brouwers Muziekschool" niet al-leen akkordeonlessen, maar ook lessen in harmonieleer en solfège. Het liefst was hij na het gymnasium akkordeon gaan studeren aan het conservatorium, maar in die tijd bestond dat vak nog niet aan de Nederlandse conserva-toria. Pas in 1960/1961 kreeg het akkordeon erkenning op conservatoriumniveau. Afgezien van de erkenning van het instrument, raadde Brouwer het Johan ook af om muziek te gaan studeren. Muziek garandeerde immers geen goed belegde boterham! Een muziekstudie was dus uitgesloten en Johan ging daarom "maar" natuurkunde studeren in Groningen. Omdat de muziek bij hem echter nog steeds op de eerste plaats kwam en hij meer tijd aan muziek dan aan natuurkunde besteedde, ging het met zijn universitaire studie wel goed, maar niet snel genoeg en kwam er een moment, waarop zijn vader weigerde, hem nog langer financieel te ondersteunen.
Voor Johan brak er nu een moeilijke periode aan. Hij moest studeren, d.m.v. allerlei baantjes (bijlessen in Latijn en wiskunde o.a. op het instituut van Prof. Wilhelmina Bladergroen) in zijn levensonderhoud voorzien en hij "moest" muziek maken. Na verloop van tijd gaf Johan de studie natuurkunde op. De directe aanleiding daartoe was, dat er in Leeuwarden een vakopleiding voor muziek van de grond kwam. Daar mocht ook akkor-deonles gegeven worden (het instrument was immers in 1960/1961 erkend) en hij was in 1960 één van de eerste leerlingen. Hij kreeg les van Philip van Loon uit Rotterdam, die weliswaar de akkordeonlessen aan het insti-tuut verzorgde, maar geen tijd had het akkor-deonensemble te leiden. Het uit 10 mensen bestaande ensemble kon echter niet zonder dirigent en Johan nam deze taak op zich. Helemaal onbekend met dirigeren was hij niet, want na het overlijden van Brouwer in 1963 was Johan dirigent geworden van "Brouwers Akkordeonorkest".

Omdat de heer van Loon ziek werd, kon Johan niet bij hem afstuderen. De leraar, die hem tot het eindexamen bracht, was de heer Wilt Boonstra.
Voordat Johan echter eindexamen deed, was hij zelf al aangesteld als vakdocent akkordeon aan het Leeuwarder instituut. Aan deze oplei-ding was ook de heer Wim van Lichtenberg verbonden en deze haalde hem over om net als hij in Zwolle theorie der muziek te gaan studeren. Johan was hier snel voor te vinden, aangezien hij het gevoel had, na vijf jaar van studie slechts "geroken" te hebben aan de muziek. Hij wilde dolgraag meer ervan weten. Bovendien wilde hij de akkordeonisteneer hoog houden door te laten zien, dat ook akkordeonisten "hersens" hebben. Nog steeds was het nl. zo, dat een violist, een fluitist, een organist etc. hoger in aanzien stonden dan een akkordeonist. Johan, die in het algemeen sympathie koestert voor de zogenaamde "Un-derdog", vond, dat er t.a.v. het akkordeon maar eens wat moest veranderen en zijn eerste stap op de goede weg dacht hij te zetten door in Zwolle theorie te gaan studeren. Tijdens zijn studie daar, werd hij na verloop van tijd in Leeuwarden benoemd tot leraar in de algemeen theoretische vakken. Langzamerhand kreeg hij aan de vakopleiding in Leeuwarden zoveel uren, dat hij moest stoppen met de lessen aan de muziekscholen in Leeuwarden en Buitenpost. In Buitenpost had Johan niet alleen akkordeonlessen gegeven, maar ook gitaarlessen en bovendien had hij wekelijks een heuse Beatband onder zijn hoede gehad. Lassen aan amateurmuzikanten hebben volgens hem in zoverre iets v66r op lessen aan vakmusici, dat men zich bij amateurmuzikanten aan een principieel leer-plan kan houden, terwijl men bij vakmusici aan een tijdsplan vastzit. Wat dat betreft miste Johan zijn muziekschoollessen wel eens.

Ofschoon Johan zijn eerste compositie op elfjarige leeftijd al schreef - hij componeerde al eerder, maar kon de noten toen nog niet op papier krijgen - leerde hij het componeren pas goed tijdens zijn studie in Zwolle. Hij kreeg in Zwolle les van Wim Brandse, die zijn leerlin-gen niet alleen stukken in de stijl van de oude meesters liet schrijven, maar ook plaats inruimde voor vrije productie. Nadat hij zijn studie in Zwolle had afgesloten, gaf Johan nog vele jaren les aan het Gemeentelijke Muziek-instituut Leeuwarden, dat later de naam Mu-ziek Pedagogische Academie kreeg en weer later de naam Conservatorium. Nu het conser-vatorium in Leeuwarden niet meer bestaat, geeft Johan alleen nog lessen in het hoofdvak theorie aan het conservatorium in Groningen.

Door deel uit te maken van ensembles zorgt hij ervoor, dat hij zelf blijft musiceren.

Johan beschouwt zichzelf niet als een topspe-Ier. Om topmuzikant te worden moet je erg jong al beginnen en in dat opzicht was Johan te laat. Dat spijt hem overigens in het geheel niet. Hij kent een aantal topmuzikanten - o.a. de grote Mogens Ellegaard uit Denemarken -en is zeker niet jaloers op de grote inspannin-gen, die deze mensen moeten leveren.

Als historicus houdt Johan zich erg veel met het akkordeon bezig. Hij woont internationale congressen bij en geeft lezingen. Op zulke momenten voelt hij zich in hart en nieren akkordeonist. Wanneer hij echter deelneemt aan een congres op theoriegebied, voelt hij zich op en top theoreticus. Als theoreticus wil hij graag allround zijn in muziekstijlen. Het "zo maar" naar muziek luisteren is er bij Johan niet bij. De muziek, die hij beluistert, is meestal de muziek, waarmee hij zich in het kader van zijn werk bezighoudt. Voor diverse componisten uit heden en verleden heeft hij veel waardering, zodat er bij hem geen sprake is van hevige bewondering van één componist in het bijzonder. Hoewel hij zich aangetrokken voelt tot de dodecafonie (twaalf-toonsmuziek) van Schönberg, waarin met name het kleuraspect hem boeit, loopt hij toch niet echt achter Schönberg aan. Het principe van de dodecafonie heeft Johan overigens toegepast in de compositie van "FNsa".

In deze compositie heeft hij bovendien bewust gebruik gemaakt van boventoonakkoorden. Ook door de volksmuziek van de Balkan heeft hij zich bij het schrijven van de compositie laten inspireren. Voordat hij met de composi-tie begon, heeft hij zich door de leden van het "Ensemble Flauto Nuovo" laten voorlichten over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de blokfluit. Desondanks is "FNsa" geen gemakkelijk stuk geworden. Het is technisch erg moeilijk en het is zeer moeilijk wat betreft de zuiverheid.
Johan heeft bij het schrijven voortdurend de gedachte in zijn achterhoofd gehad, dat er technisch steeds meer mogelijk is op de blokfluit en dat het mogelijk is, op de blokfluit uiterst zuiver te spelen, alhoewel dat tegelij-kertijd zeer moeilijk is. Als het stuk tijdens de premiere enigszins anders gespeeld wordt dan eigenlijk zijn bedoeling was, vindt Johan dat niet onoverkomelijk. Wat hij wel erg zou vinden, is het veranderen van bepaalde noten of articulaties "voor het gemak". De composi-tie "FNsa" zal binnenkort opgenomen worden in een door Walter van Hauwe samen te stellen bibliografie, zodat de compositie in de toekomst niet "verloren" gaat.

"FNsa" betekent in het Nederlands 'F enzo-voort" De titel verwijst tevens naar de raam van het ensemble "F(1auto) N(uovo)". In maat 65 van de compositie, hierboven afgebeeld, heeft Johan de eerste letter van de achter-namen van de ensembleleden verwerkt: H(ou-ten) (de Duitse H is onze B), B(akker) en B(uursma) (de Duitse B is onze Bes), en de G van G(oedhart).

Zoals al eerder aan de orde is geweest, is "FNsa" een van de drie compositieopdrachten die Johan in 1992 kreeg. In dat jaar schreef hij nog een compositie voor koor en één voor een blazersoctet. Gelukkig krijgt hij steeds ~ drachten, want anders zou er van componeren wel eens niet zoveel kunnen komen. Johan heeft het immers razend druk met allerlei andere zaken. Vandaar ook:
Johan L de With: MUSICUS.


RENNIE VEENSTRA


Terug naar Nuovo NieuwsNuovo Nieuws
Terug naar Ensemble Flauto NuovoEnsemble Flauto Nuovo
Terug naar Flauto NuovoFlauto Nuovo