Index "bronstijd in Nederland"
Index "eerste boeren in Nederland"  

Lezing Archeologische studiedag Boxtel 28 maart 1999

Wat kunt u verwachten op deze bladzijde?

  • De mening van enkele gerenommeerde archeologen: drs. L.Toorians, dr. Marian Diepeveen-Jansen en prof. dr. N.Roymans
  • Beschouwingen vanuit verschillende invalshoeken
  • Uitgebreide informatie over de ijzertijd, gerelateerd aan vondsten
Waren er Kelten in Noord-Brabant?

Dat deze vraag nog steeds actueel is bleek nogmaals op deze dag. Al in 1997 probeerde een symposium (zie eerdere lezing) deze vraag te beantwoorden en het lijkt erop dat deze vraag regelmatig als een soort publiekstrekker wordt opgeworpen. Maar het werkt.
Onder ruime belangstelling hielden enkele gerenommeerde archeologen een lezing in een klein zaaltje met als thema: Waren er Kelten in Noord-Brabant?
Dhr. G.v.Alphen zorgde voor de inleiding, en verder waren de volgende archeologen present:
Drs. L.Toorians
Dr. M. Diepeveen-Jansen
Prof. dr. N. Roymans

Ieder zou vanuit een eigen invalshoek proberen een antwoord op deze vraag te geven.

Dhr. G.v.Alphen lichtte de keuze van het onderwerp toe.
"Kelten, waar hebben we het eigenlijk over?"

De begrippen "Kelten" en "Keltisch" worden in ons land systematisch vermeden terwijl ze in andere landen staan voor een zelfstandige cultuur. In Belgische musea is alles wat inheems is in de Romeinse tijd al gauw "Gallisch" en "Keltisch" en in Frankrijk speelt dat ook. In Nederland sprak men tot WO II over Germanen, totdat dat begrip te beladen werd en na WO II gewoon over "brons- en ijzertijd mensen" werd gesproken.
De begrippen "Kelten" en "Keltisch" worden in verschillende landen ook verschillend geïnterpreteerd wat voor verwarring zorgt.

Verder hebben we te maken met veel vragen:
Hoe kwamen de prestige-goederen hier? En de Hallstatt wagens? Waren dat bouwpakketten? Waren er nou Germanen of Kelten in Nederland?

De heropening van het vorstengraf van Oss heeft tot de aanleiding gezorgd voor deze themadag. Het is de bedoeling dat er nog dit jaar wordt begonnen met de reconstructie van dit graf, als een soort monument.
(Overigens bleek tijdens de lezing de beschrijving "vorstengraf" niet juist te zijn... H.)
Laten we eens wat dia's bekijken die Keltische kenmerken hebben.
Diverse dia's passeerden de revue, waaronder grafheuvels, Oss, grafgiften Oss, Rhenen, Wijchen, Bonn, Nijmegen.
Hier zijn enkele afbeeldingen te zien
Opvallende opmerkingen n.a.v. deze dia's:

  • Het vorstengraf van Oss is eigenlijk een bijzetting in een bronstijd-grafheuvel van 1800 v.C.

  • Er is wat raars aan de situlae van Oss ("a." op de afbeelding) en van Rhenen: er zitten in de rand van beide emmers 2 groepjes van 2 klinknagels die schijnbaar geen functie hebben.
  • Het vorstengraf van Wijchen bevatte de eerste spaakwielen die in Nederland ooit zijn gevonden.
  • De wagen van Wijchen was net zo'n platte 4-wielige wagen als er gevonden is in Bonn.

  • De wagen van het Trajanusplein in Nijmegen was een 2-wielige wagen zoals die kenmerkend zijn in de La Tène periode rond 400 v.C.
  • Een ijzeren torque / halsring uit Oss was ook typisch Keltisch, en komt op de Gundestrup ketel (Denemarken) ook voor als godsdienstig symbool

  • Uit Oss komt verder nog een raar konisch stukje glas, met gele glaspasta versierd, dat bovendien ook nog eens doorboord was...

Afbeelding: enkele vondsten van de Heuneburg, D.: Keltisch, maar ook een Grieks / Romeinse scherf

Drs. L.Toorians vervolgde de lezing met een taalkundige beschouwing
"Kelten, waar hebben we het eigenlijk over?"
Hij vroeg zich af:
Waren er ooit Kelten? Is er ooit "Keltisch" geweest? Wat waren Kelten?
Hij vertelde over zijn eigen achtergrond, en hoe hij zelf met het begrip in aanraking is gekomen.
In België is alles wat inheems Romeins is, vanzelfsprekend Keltisch. Naar aanleiding van het boek van Julius Caesar "De Gallische oorlog" werd het begrip "Gallisch" al gauw ingeburgerd in zowel Frankrijk als in België. Men was er ook al snel achter dat "Keltisch" en "Gallisch" hetzelfde was.
Tot WO II had men het in Nederland over Germanen en daarna in Zuid-Nederland over "Kelten". Mensen die in Goirle opgravingen deden zeiden dat ze "Keltische graven" hadden gevonden.
De begrippen "Keltisch" en "Germaans" waren erg vaag, dus archeologen hadden het later liever over "brons- en ijzertijd mensen".
Pas de laatste jaren durft men "Keltisch" en "Germaans" weer meer te gebruiken.

Het onderzoek naar talen dateert al uit de 17e eeuw. Dat gebeurde onder invloed van ontdekkingsreizen en bijbelvertalingen.
Halverwege de 18e eeuw ontdekte men verwantschap tussen talen en zo ontstond de eerste onderverdeling in groepen. Zo kwamen het Nederlands en Duits in dezelfde -Germaanse- taalgroep. Overigens samen met Noors, Deens en Fries.

De Keltische taalgroep bestond uit:
Engels, Welsh, Gaelic, Cornish, Manx en Bretons. Cornish en Manx worden als uitgestorven beschouwd.
Ouder Keltisch is te herkennen aan namen van stammen en stamhoofden die in diverse inscriptie's worden gevonden, o.a. in het Alpengebied en op de Povlakte. De moderne Keltische taalgroep en het oudere Keltisch zijn met elkaar verwand.

Naast deze groepen is er nog een belangrijke: de Italische.
Deze 3 groepen vormen dan samen weer het Indo-Europees. De "Indo-" term verwijst naar verwantschap met het Indisch, dat frappante overeenkomsten heeft met de Europese taalgroepen.

Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen bijvoorbeeld Nederlands en Duits. Maar deze verschillen zijn "regelmatig".
Talen veranderen altijd, wij praten nu een iets andere taal dan in het begin van deze eeuw. De term "regelmatig" betekent, dat veranderingen binnen een bepaalde periode plaatsvinden. Die veranderingen zijn typisch voor een taalgroep. Zo kan je zelfs oude talen reconstrueren, waardoor een "proto-taal" ontstaat. Naar aanleiding van een schema dat iedere aanwezige kreeg werd dit verduidelijkt.
Het Proto-Indo-Europese woord voor vader was rond 5000 v.C. "pater" of "patir" (nog te herkennen in het Latijn). De p veranderde in het Proto-Germaans rond 2000 v.C. in een f en daarna in het Nederlands in een v(ader); het Keltisch kende deze p niet dus werd het "atir".
In Nederland zijn ongeveer 10 inscripties gevonden van "magusanus". Dit woord is onverklaarbaar als je kijkt naar het Latijn. In Empel kwam daarbij nog het "fout" geschreven "magusenos" (de op 1 na oudste inscriptie ervan, op een plaatje uit de 1e eeuw A.D.).
Na lang onderzoek bleek het Keltisch een mogelijke verklaring te geven. "Magus"=jong, jongeling en "senos"=oud (het Latijnse senex wijkt te veel af).
De naam betekende dus zoiets als "jonge oudere": de magische combinatie van een oud lichaam en een jonge geest of andersom. Taalkundig wijkt het Germaans ook te veel af van deze inscriptie.
Voorzichtige conclusie m.b.t. magusenos: het woord is Keltisch uitgesproken en misschien door een Germaanstalige ingekerfd. [Dit klopt helemaal met de opvatting van sommigen dat het "volk" Germaans sprak en de "rijken" Keltisch zoals uit de Keltisch / Brabantse naam "Ambiorix" blijkt!... ed.]
Drs. L.Toorians durfde zelfs nog verder te gaan:
"We hebben genoeg taalkundig materiaal gevonden dat bewijst dat heel Nederland Keltischtalig was in de loop van de ijzertijd en later, vanaf de Romeinse tijd vanuit het noordoosten Germaanstalig. Dit kan misschien veroorzaakt zijn door een "taalmode".
Als taalkundige mag je in Nederland maar teruggaan tot ongeveer 25 jaar voordat Caesar hierover schreef. En dan kan je met enige zekerheid zeggen dat er Eburonen woonden in Zuid-Nederland. Caesar schreef namelijk dat hij hen op die plaats had uitgemoord.
Eburonen wordt verklaard als:
eburos=taxus on=gewijd, heilig (vaak voorkomend in namen van goden)
Er waren 2 leiders [Ambiorix en Catuvolcus, duo-leiderschap kwam vaker voor destijds...ed.] waarvan de ene zelfmoord pleegde door van de giftige bessen van de taxus te eten.
"Volgens mij zijn Kelten Keltischtalig en dan woonden er dus Kelten in Nederland. Maar de archeologisch-Keltische vondsten mag je er niet aan koppelen". Aldus drs. L.Toorians.

Dr. M.Diepeveen-Jansen: "Vechtende en drinkende barbaarse vorsten?"
Zij behandelde het archeologische deel met de nadruk op het kerngebied "Marne en Moezelregio" en zei dat ze expres de term "Keltisch" vermeed in de vraagstelling.

In de Marne en Moezelregio is veel Etruskisch [Noord-Italiaans...ed.] vaatwerk ontdekt dat daar "goedkope imitatie van Grieks vaatwerk" wordt genoemd.
Overzicht:
450-250 v.C.:Vroeg- La Tène: meestal in naam "Keltisch"
voor 450: Hallstatt: Proto-Kelten

Er zijn 3 belangrijke cultuurgebieden uit die tijd in de Marne en Moezelregio:
Aisne-Marne (ten oosten van Parijs), Moezel (ten noordoosten daarvan) en de Ardennen (Z-O België)
Deze Marne en Moezelregio ligt ten noordwesten van het westelijke Hallstatt gebied (Zwitserland)
Het Hallstatt C kerngebied ligt meer oostelijk, in Oost-Zwitserland en West-Oostenrijk. Kenmerken: lange zwaarden.
Typische graven uit deze periode:
duidelijk aanwezig in het landschap, halverwege hellingen, langs doorgaande wegen.
Grafgiften:
4- wielige wagens, vaatwerk is altijd drinkservies, dolken

Hallstatt D: dolken, zoals de bronzen dolk uit Haps, een echte laat-Hallstatt dolk.
Verder 4-wielige wagens, situlae, elitegraven op heuveltoppen bij nederzettingen.

Later, in de vroege La Tène fase:
graven in grafvelden in plaats van in nederzettingen.
Grafgiften: 2-wielige wagens, vaatwerk, tuitkannen, wapens: zwaarden en helmen, hiebmessen, voedsel
Om het graf heen een gegraven greppel met een kuil in het centrum
De simpele wagen verdwijnt. Servies gaat op elkaar lijken en drinkgerei is bijna altijd van lokale makelij. Zwaarden worden steeds langer en zwaardschedes worden met koraal ingelegd.
Elementen van de Keltische kunst:
1)bogen, lotusvormen, dieren
2)opengewerkte versiering gemaakt m.b.v. passers (ook in Drenthe)
3)maskermotieven

Tijdens de Hallstatt periode bevatten vooral de mannengraven torques.
Men nam lange tijd aan dat in de vroeg-La Tène tijd (La Tène A) vooral vrouwengraven torques bevatten, maar onlangs is bij Haunheim een mannelijk stenen standbeeld gevonden met een torque. Dat stond waarschijnlijk heel lang bovenop het midden van een grafheuvel.
Tijdens La Tène A is er meer sprake van afgebroken motieven, in de periode daarna (La Tène B) komen er meer vloeiende, doorlopende motieven.

Aisne-Marne:
In Franse graven vindt er veel heropening van het graf plaats om een dode bij te zetten. Er is weinig sprake van goud en nauwelijks van geïmporteerd bronzen vaatwerk, wel veel brons, en bronzen drankhouders en drinkschaaltjes.
Heel opvallend was dat er in een bepaald graf veel gekookte kikkerbilletjes zaten in een pot.
Een andere opvallende verschijning is dat er, wat vormen betreft, een flinke standaardisering plaatsvindt na de overgang van La Tène A naar B.

Als je kijkt naar de liggingen van de graven dan kan je niet spreken van "vorsten" of "koningen", maar wel van lokale leiders en rijke familie's.

Ardennen:
Hier is de grafvorm anders; ze zijn meer driehoekig.
Wapens en brons ontbreken, het paardetuig is "Frans".

Zijn het nou eigenlijk krijgermaatschappijen?
Het zijn geen vorsten.
Ze leven in boerengehuchten.
Er vinden strooptochten plaats.
Maar zijn het alleen krijgers? Er is een gemeenschappelijk repertoire van wagens, vaatwerk, wapens. Deze zorgden ervoor dat men, gecombineerd met een bepaald gedrag, een eigen plaats in het dorp kreeg.
De graven zijn dan ook te beschouwen als territoriale en sociale bakens die -samen met de grafgiften- een bepaalde cultuur uitdrukken.
In de ijzertijd vonden waarschijnlijk Keltische migratie's plaats waardoor met name typisch Keltische zwaarden en fibulae in ons land kwamen, terwijl de rest van het grafritueel inheems bleef. Denk maar bijvoorbeeld aan het graf in Oss. Het bevatte een mooi Keltisch zwaard maar toch was de man gecremeerd, in tegenstelling tot de grafgewoontes van de Centraal-Europese Hallstatt en La Tène cultuur.
Ook andere vondsten in Nederland wijzen daarnaar. In Anloo is mooi opengewerkt paardetuig (versieringen) gevonden, in Havelte een typisch Keltische dolk waarvan het heft opengewerkt was met tegelijkertijd op dezelfde plek ook inheemse grafgiften.

Conclusie volgens dr. Marian Diepeveen-Jansen:
Er zijn in dit vormenrepertoire Keltische elementen te herkennen maar "er is niet 1 soort Kelten".

Afbeelding: Grafkamer Hochdorf

grafkamer Hochdorf

Prof. dr. N. Roymans: "Kelten in Brabant?"
Hij begon met een algemene opmerking.
Archeologen hebben het vaak over de "etnische identiteiten". Vrijwel elk hedendaags conflict is een "etnisch conflict"; de eigen waarden tegenover die van de ander.

De antropologische definitie van "etnische identiteit":
Het hebben van een gevoel van een eigen identiteit ten opzichte van de 'culturele ander'.
Voor het opleggen van etnische labels zijn er 2 partijen nodig:
1 partij die zichzelf identificeert
1 partij die de ander labelt

Afhankelijk van het bronnenmateriaal kan je op 3 manieren tegen de etnisch Keltische identiteit aankijken:

  1. Historisch
    Benoeming van Kelten en Galliers door klassieke Griekse en Romeinse auteurs. Het nadeel hiervan is dat het een benoeming van buitenaf is.
    De taaldefinitie speelde geen rol in de Griekse en Romeinse wereld.
  2. Taalkundig
    Hier (in Nederland...H.) zijn groepen geweest met een Keltische taal. Maar dat hoeven geen Kelten geweest te zijn. Als wij Engels praten dan hoeven we nog geen Engelsen te zijn.
    Bovendien kan je bepaalde taalkundige elementen benadrukken en zo je eigen politieke mening verwoorden. Dat gebeurt tegenwoordig ook nog, als bijvoorbeeld Vlaamse onderzoekers in het Nederlandse en Vlaamse taalgebied taalkundig historische gelijkenissen ontdekken tegenover het Franse taalgebied.
  3. Archeologisch
    Je kan naar aanleiding van de materiële cultuur geen etiketten plakken; door de handel is materiële cultuur niet statisch. Voorbeeld: Keltische munten.

"Mijn eigen mening is:

De etnische identiteit kan je herleiden op basis van historische bronnen waarin groepen zichzelf zo herkennen of door anderen zo worden genoemd.
In de ijzertijd zitten er (vanaf de bronstijd) autochtone groepen in Zuid-Nederland. Kijk dan welke invloeden er dan binnenkomen.
Er was verschil tussen het Nederrijnse gebied [rond Nijmegen...ed.] en het Keltische kerngebied. Uitwisseling was heel kleinschalig. Men kan de termen
"Hallstatt-isering" en "La Tènisering" gebruiken om die uitwisseling te symboliseren.
Er zijn ongeveer 15 graven waarin stukken zijn die door het Nederrijnse gebied zijn geïmporteerd.

De "vorsten" waren lokale elites. Daarvoor zijn 2 indicatie's:
1)Ze werden bijgezet in oudere urnenvelden die er al waren.
2)Ze werden gecremeerd tijdens Hallstatt C, 7e eeuw v.C.
In het Hallstatt kerngebied werd men toen geïnhumeerd (begraven).
Een ander verschil in de grafcontext was dat de situlae dienden als crematie-urn en niet als drinkservies (in de grafcontext dus, daarbuiten kan de situla natuurlijk voor andere dingen gebruikt zijn)."

Importstukken:
7e eeuw v.C.: diverse situlae
6e eeuw v.C.: Hallstatt dolk Haps, verder weinig
5e eeuw v.C.: (La Tène A) import uit het Midden- (rond Trier) en Bovenrijns rivierengebied
4e eeuw v.C.: (La Tène B) fibulae van het Münzingen type: brons, diermotief met emaille en / of koraal uit de Waal bij Dreumelen
3e, 2e, 1e eeuw v.C.: fibulae Kessel en Empel "Caesar en post-Caesar", draadfibulae uit de 1e eeuw v.C.
Zwaarden: typisch ritueel onbruikbaar gemaakt door ze te vouwen en in het water te gooien; in graven komen ze dan niet voor.
 

Conclusie: een cultusplaats is dan het meest voor de hand liggend.
Een zwaard met bronzen schijven om het gevest is in het Nederrijns gebied gemaakt, ongeveer midden 1e eeuw v.C., rond de tijd van Caesar.

Het valt op dat er een soort Noord-Franse invloed was op de cultus:
Zowel bij Kessel in de Maas als in Empel op een zanddonk bij de Maas ontstonden cultusplaatsen die een boven-regionale betekenis kregen.
Uit de Maas is er verder heel wat botmateriaal onderzocht, wat van mensen afkwam en vooral dateerde uit de late ijzertijd, wat een crematie-periode was. Het is dus waarschijnlijk dat er, net als bij de nederzetting bij La Tène, mensen werden geofferd in het stilstaande water. Het waren zeker geen botten uit verspoelde graven.

Een opvallend materiaal wat men uit deze tijd vindt is glas, en dan vooral glazen armbanden. Tot nu toe zijn er zo'n 3 à 4000 fragmenten gevonden en in Weert had elk -volwassen- vrouwengraf op een bepaald moment zo'n 10 armbanden.
Het rivierengebied rond Nijmegen is een gebied waar enorm veel glas is gevonden. Volgens een dia van een kaart met glasvondsten zijn verder goed vertegenwoordigd: de -vanaf Nijmegen bovenstroomse- Rijnoevers en Maasoevers en het gebied rond Weert.
De produktie was vooral lokaal. De grondstoffen kobalt en eventueel halffabrikaten konden wel geïmporteerd zijn.
In West- en Noord-Nederland zijn er nauwelijks glasvondsten gedaan. En de vondsten die zijn gedaan kunnen worden verklaard door vrouwen die elders gingen wonen na hun trouwen.

Door de komst van de Romeinen verlaat Zuid-Nederland de prehistorie het eerst. De groep Eburonen in het Nederrijns gebied [Oost-Brabant...ed.] hebben zowel materieel als taalkundig overeenkomsten met Kelten.
Maar door Caesar worden ze "Germani Cisrenani" genoemd; Germanen aan deze zijde van de Rijn.

Vondsten.
Munten geven de periferie van het Keltische gebied aan. Pas vondsten van tijdens de Gallische oorlogen [1e eeuw v.C...ed.] zijn lokaal gemaakt. Muntvondsten zijn er vooral op de linker Maasoever. Misschien zijn ze lokaal gemaakt, maar dat is niet zeker.
Triquetrum ("driebeen") munten zijn gevonden in 3 gebieden:

  1. Het eerste is het oudste gebied en ligt in Hessen, waar de Chatten woonden.
  2. Het chronologisch tweede gebied ligt meer naar het westen bij Keulen en Bonn, waar de Ubii woonden.
  3. Ten slotte kwamen deze soort munten vooral voor in het Nederrijns gebied. Daar verschenen ze (werden ze gemaakt?) nadat ze bij de Chatten niet meer werden gemaakt.

Deze vondsten sluiten aan bij de historische bronnen over de Bataven (voor 15 v.C.) die misschien uit Duitsland kwamen.
Een mogelijke verklaring van deze vondsten is dat een koning en zijn gevolg uit Hessen emigreerden naar het Nederrijns gebied via Keulen / Bonn.

De Griekse auteur Ptolemaeus noemde Leiden "Lughdunum Batavorum" en schreef dat er een "Insula Batavorum" lag tussen Nijmegen en Leiden t/m Zeeland.

Ook wat de Bataven betreft moeten we voorzichtig zijn als we het hebben over een etnische identiteit. Die kan namelijk verschillen per situatie. Zo gedroeg de Bataafse leider Julius Civilis zich Romeins in de buurt van de Romeinen en Germaans bij zijn stamgenoten.

Conclusie:
"Kelten" of "Germanen" mag men hen niet noemen. Ze noemden zichzelf waarschijnlijk niet zo. En: welke betekenis hadden die begrippen destijds?
Misschien begon Caesar hen "Germanen" te noemen en namen anderen, zowel schrijvers als stammen, die term over waarna misschien iedereen die zich wou onderscheiden van de Romeinen zich zo ging noemen.

Nawoord:
Er kwamen op deze dag nogal veel 2- en 4- wielige wagens voorbij, met de bijbehorende overige grafgiften en uitleg.

Er waren heel wat bijzondere vondsten te zien, niet alleen op foto's maar ook in levende lijve. Zo haalde iemand tijdens de pauze opeens een doosje met daarin twee groene, 2000 jaar oude armbanden uit zijn zak. En als bijen kwam iedereen op die honing af. Het gevoel dat je iets in je handen hebt dat zo oud is is een hele bijzondere ervaring. Een enorme publiekstrekker was ook de bronzen helm die een versiering had die leek op 2 ogen met sierlijke wenkbrauwen en klinknagelgaten in de nek. Helaas was er niemand die er wat over kon vertellen. Als u meer informatie heeft over deze helm, dan verzoek ik u contact op te nemen met de ed..
In een vitrine lagen ook enkele fibulae, waarvan er 1 een gele gloed had die leek op messing. Toen ik prof. dr. N. Roymans erop wees, zei hij dat bronzen uit die tijd verschillende samenstellingen hadden. Mijn indruk was dat de bewuste fibula van messing was en waarschijnlijk uit het begin van onze jaartelling stamde.

Behalve die helm heeft 1 ander opmerkelijk feit ons allemaal geraakt. Namelijk dat de Franse keuken uit die tijd stamt; de vondst van ruim 100 gekookte kikkerbilletjes in het graf van een jongen bewees dat. 

Update n.a.v. "Andere Tijden", VPRO, 19-11-2006

Het oudste Nederlandse woord dat in teksten voorkwam is "Wadan" = "wad", wat voorkwam in een tekst van Tacitus, 170 AD. Het derde oudste woord is "Twente".
 

Referentie's:

  • Calendarium van de Nederlandse Taal: De geschiedenis van het Nederlands in jaartallen – Nicoline van der Sijs , SDU 90 12 11737 2
  • Wat iedereen van het Nederlands moet weten en waarom – Nicoline van der Sijs, Jan Stroop en Fed Weerman Bert Bakker, 90 351 3083 9
  • De geschiedenis van het Nederlands in een notendop- Nicoline van der Sijs, uitg , Prometheus, isbn 90 35 12 8400
  • Taal als mensenwerk. De geschiedenis van het ABN – Nicoline van der Sijs, uitg. SDU, isbn 901 2105 870


Informatie over de schrijver / editor