Hoewel
ik niet christelijke ben of gelovig , hoop ik toch
dat je iets aan deze pagina hebt.
Christelijke
Hulpverlening
Veel
mensen kampen met geloofsproblemen. Als je gelovig
bent opgevoed en je hebt met misbruik te maken,
zeker als het om incest door je vader gaat - kom je
in de knoei, ook met de taal van de kerk. Daar is
ook aandacht voor nodig en deze wordt ook meer en
meer gegeven.
"Incest
stempelt het hele leven"
Incest
komt in hogere milieus niet minder voor dan in
lagere. In christelijke gezinnen gebeurt het even
vaak als in niet-kerkelijke. Een op de zeven
vrouwen is slachtoffer. Het stempelt vaak hun hele
leven. Soms worden de daders nooit gepakt, of
aangepakt. Het kwaad heet: incest. Het is: seksueel
misbruik door vaak de meeste nabije familieleden.
"Ik weet niet precies hoe het zit met de zondeval",
zegt een van de slachtoffers,"maar mijn vader
verdreef me uit het paradijs".
Cijfers
over incest zijn bekend, komen kil over, maar
schokken altijd weer. Een op de zeven vrouwen heeft
voor haar 16e levensjaar ervaring met incest of
seksueel misbruik, constateerde dr. M. Draijer in
1990 na een onderzoek in opdracht van het
ministerie van Volksgezondheid onder 1054
vrouwen.
Seksueel
misbruik komt in alle kringen even vaak voor,
constateerde ze. Zij logenstrafte hiermee de
gedachte dat incest in de gereformeerde gezindte
vaker of minder vaak zou voorkomen dan elders. Dat
ook de aard van het misbruik niet minder is dan in
niet-kerkelijke kringen, bewijst het onderzoek dat
drie studentes onder 141 vrouwelijke
incestslachtoffers in reformatorische en
evangelische kringen deden.
Zij
presenteren de resultaten daarvan op 19 maart
tijdens een grootschalig congres van het
Samenwerkingsverband Voor Gereformeerd Jeugdwelzijn
(SVGJ) in Ede. Het congres heeft een breed doel en
dito doelgroep. Doel is aan te geven hoe mensen uit
onderwijs, (kerkelijk) jeugdwerk, gehandicaptenzorg
en politiediensten moeten omgaan met het signaleren
van seksueel misbruik. Organisatoren zijn Gliagg
"De Poort", Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn en
De Vluchtheuvel. Ook vijf onderwijsorganisaties, de
gehandicaptenorganisaties Dit Koningskind en
Helpende Handen en de secties politie/justitie van
de Reformatorisch Maatschappelijke Unie en het
Gereformeerd Maatschappelijk Verbond werken
mee.
Voor
hun onderzoek werkten drie studentes klinische
psychologie samen: Christine van den Brink-van der
Kolk en Hanna van Bergen Bravenboer van de
Universiteit Leiden en Aline Korpershoek van de
Universiteit Utrecht. Korpershoek vergeleek de
antwoorden vande protestants-christelijke groep met
die van een groep van 154 grotendeels
niet-kerkelijke vrouwen met een incestverleden uit
een Amsterdams onderzoek en onderzocht of, en zo ja
hoe, de geloofsovertuiging meespeelde in de
verwerking van het incestverleden. Van den Brink en
Van Bergen Bravenboer probeerden erachter te komen
hoe de geloofsovertuiging samenhangt met de
klachten.
De
141 incestslachtoffers klopten aan bij een
gereformeerde ofevangelische instelling voor
geestelijke gezondheidszorg die aan het onderzoek
meewerkten. Dat waren de Gliagg (61 respondenten),
stichting Petra in Middelburg (27), het
Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (12),
stichting Schuilplaats (7) en De Vluchtheuvel (5).
De respons van de slachtoffers was 40 procent, vrij
hoog voor een incestonderzoek.
Meer
klachten
Het
onderzoek is gehouden onder volwassen vrouwen
tussen 18 en 65 jaar. De gemiddelde leeftijd is 33,
de meest voorkomende leeftijd is ongeveer 22. Zeven
op de tien vrouwen waren 10 jaar of jonger toen het
misbruik begon. Hoe jonger het misbruik begint, hoe
langer het duurt, hoe meer daders er zijn, des te
meer klachten zich ontwikkelen", aldus Van den
Brink. "De emotionele en de seksuele ontwikkeling
worden dan eerder verstoord".
Het
waren niet de vaders die het vaakst hun dochters
misbruikten. Bijna een op de drie keer (29 procent)
was een broer de boosdoener, bij een op de vier (26
procent) een verder verwijderd familielid, zoals
oom, neef of opa. In een op de vijf gevallen waren
het de vaders die zich vergrepen (18 procent,
inclusief stiefvaders), of kennissen (20 procent).
Bij 7 procent was de dader onbekend. In het geval
van meer daders gaven de vrouwen aan bij wie zij de
slechtste ervaringen hadden. Vaders gingen het
verst. De vader is agressiever, penetreert eerder,
past vaker lichamelijk geweld toe en zet de dochter
meer onder geestelijke druk", zegt Korpershoek.
Vaders misbruikten hun dochters ook het
langdurigst, gemiddeld 6,5 jaar. Het langst
genoemde misbruik duurde 31 jaar. Broers gingen
gemiddeld 5 jaar over de grens; ooms, neven en
opa's meestal korter dan 4 jaar. Ook hier zijn
uitschieters. Bij een op de drie vrouwen duurde de
incestrelatie met een broer langer dan 5 jaar, met
een ander familielid was dat bij een op de zes
slachtoffers langer dan 6 jaar. Onbekenden
vergrepen zich meestal maar één keer,
kennissen gemiddeld gedurende 2 jaar.
Het
aantal keren dat de vrouw slachtoffer was,
verschilt. Een op de veertien is één
keer door een gezinslid misbruikt. Bij een op de
drie was dat tussen de twee en tien keer, bij een
op de zeven tussen de elf en twintig keer. De
meesten moesten meer dan twintig keer seksuele
vergrijpen ondergaan. Zeven van de tien vaders
vergrepen zich meer dan twintig keer. Bij een
hogere frequentie had het misbruik soms achter
elkaar plaats. "Zoals bij een meisje bij wie vier
broers tegelijk haar kamer binnenkwamen." Ook de
aard van het misbruik is schokkend. Bijna alle
ondervraagde vrouwen (97 procent) werden onzedelijk
betast. Negen op de tien voelden zich seksueel
onveilig; 83 procent moest naar het geslachtsdeel
van de dader kijken, 75 procent dat ook aanraken.
Twee op de drie vrouwen werden onzedelijk betast
terwijl de dader zich bevredigde. Bijna de helft
van alle slachtoffers (46 procent) moest de dader
oraal bevredigen, bij nogmaals bijna de helft
gebeurde dat andersom (43 procent). Bij ruim een op
de drie slachtoffers (38 procent) werd een voorwerp
in vagina of anus ingebracht, iets wat de
jurisprudentie ook verkrachting noemt. In ruim de
helft van de gevallen (56 procent) kwam het tot
volledige geslachtsgemeenschap. De protestantse
vrouwen moesten hetzelfde ondergaan als de
niet-protestantse. Wel werden ze gemiddeld minder
onder druk gezet en waardeerden ze het
gezinsklimaat minder negatief. Ruim de helft
beoordeelt dat klimaat echter negatief, door
factoren als slechte onderlinge relaties,
alcoholmisbruik en geweld. Ook ervoeren
protestantse vrouwen de reacties toen zij voor de
eerste keer over het misbruik vertelden positiever.
Toch kregen drie op de vijf negatieve of wisselende
reacties. Van den Brink: "Meestal wordt eerst het
verhaal in twijfel getrokken. Dit ongeloof kan
eraan bijdragen dat het slachtoffer ernstiger
klachten ontwikkelt. Het gaat hierbij om angst,
depressie, wantrouwen, agressie, slaapproblemen,
niet meer kunnen leren, verstoord of dwangmatig
denken en handelen, zoals twintig keer controleren
of de kraan wel dichtzit". Lang wordt alles
verzwegen. De vrouwen durfden gemiddeld maar liefst
15,5 jaar niet over de incest te praten. "Sommigen
zwegen wel 40 jaar. Het merendeel is bang om te
worden verguisd. Dat maakt praten moeilijk. De
vrouwen zijn vaak bang dat hun ouders uit elkaar
gaan of dat ze hun sociale netwerk verliezen. In
protestants-christelijke kring is het taboe op
incest nog groot, mogelijk vanwege het gebod om de
ouders te eren", denkt Korpershoek. "Het kan zijn
dat een grote groep onbekenden nog steeds zwijgt."
De slachtoffers zwijgen ook lang omdat de daders
hen onder druk hebben gezet. Een op de tien daders
gebruikte hiervoor lichamelijk geweld, drie op de
tien hanteerden zowel psychische druk als
lichamelijk geweld.
Tijdens
de incestrelatie voelden twee op de drie vrouwen
zich (mede)schuldig aan het misbruik. Op het moment
van de enquête was dit nog altijd de helft,
ondanks het feit dat vier op de vijf vrouwen de
dader als hoofdschuldige aanwezen. Korpershoek:
"Veel misbruikte vrouwen voelen zich niet
verantwoordelijk voor, maar wel schuldig aan het
misbruik." Ze duidt schuldgevoelens niet alleen
negatief. "Schuld heeft een belangrijke functie.
Zij is controleerbaar en geeft het idee dat het
misbruik de volgende keer kan worden voorkomen".
Anderzijds geldt ook hier de voorspellende regel:
Hoe meer schuldgevoelens, des te meer klachten er
zijn te verwachten.
Geloofsleven
De
incest had bij de helft van de slachtoffers een
negatieve invloed op het geloofsleven. Velen
vroegen en vragen zich af waarom God het misbruik
toeliet. Een op de vier vrouwen zegt daarentegen
dat ze juist God ging zoeken, nog eens een op de
vier had op dit punt geen mening.
De
ondervraagde vrouwen ontvingen de meeste kracht
voor de verwerking van hun moeilijke verleden door
een zogeheten "steungeloof", constateerden Van den
Brink en Van Bergen Bravenboer. Mensen met een
steungeloof ontvangen veel kracht door het gebed,
bijbellezen en het functioneren in de gemeente. Van
den Brink: "Het is goed dat gemeenteleden beseffen
dat zij een ander kunnen steunen door bijvoorbeeld
het gebed". Bij veel vrouwen is het zogeheten
"vraaggeloof" overheersend. Zij willen dat hun
geloof groeit en zoeken daartoe continu naar
antwoorden op vragen, zoals de vraag waarom God de
incest toeliet. Vrouwen met een vraaggeloof blijven
de Bijbel als Gods Woord zien, maar hun overtuiging
is niet strak afgebakend. Vrouwen met een stevig
"getuigenisgeloof" komen niet vaak voor. Zij zijn
bereid regelmatig voor hun overtuiging uit te
komen, houden daar strak aan vast en voelen zich
sterk verbonden met hun gemeente.
Van
den Brink en Van Bergen Bravenboer constateerden
geen verband tussen de aanwezigheid van een vraag-
en een getuigenisgeloof en het aantal klachten.
Korpershoek concludeerde ongeveer hetzelfde.
Vrouwen met een geloofsovertuiging waaruit ze
kracht putten en vrouwen die veel kerkelijke steun
ontvangen, vertonen niet meer of minder klachten
dan de niet-kerkelijke vergelijkingsgroep. "Bij hen
is het geloof wel een mogelijke buffer tegen het
ontstaan van meer klachten". Vrouwen die zich
ootmoedig gedroegen door persoonlijk bijbellezen en
gebed en vrouwen die zich afzetten tegen God,
geloof en kerk ontwikkelden daarentegen op allerlei
gebieden meer klachten.
Volgens
Korpershoek komt dat doordat vrouwen geestelijk met
schuldgevoelens aan de slag gaan, hetzij in
verootmoediging, hetzij in verzet. "Ze voelen zich
vies, waardeloos en zondig. De eerste groep
probeert door levensheiliging los te komen van die
gevoelens. Dat kan soms zelfs leiden tot dwangmatig
bezig zijn met bidden en bijbellezen". Vrouwen die
ontevreden zijn met het geloof en de kerk hebben
vaak veel schuldgevoelens, verzwegen de incest
langdurig en ervoeren een negatief gezinsklimaat.
Zij ervaren schuld en denken dat ze straf hebben
verdiend, die ze van een straffende God
verwachten.
Misbruik
Bijbel
Van
den Brink denkt dat een patriarchale rolverdeling
incest kan bevorderen. Ook een onderdrukkende
seksuele gezinsmoraal, waarin bijvoorbeeld de
ontdekking van het eigen lichaam wordt afgestraft,
kan incest bevorderen. Andere factoren zijn
stiefgezinnen, een langdurige afwezigheid van de
moeder of zelfs misbruik van de Bijbel" Dan is het
logisch als een meisje denkt: Het ene moment praat
mijn vader over de preek, het volgende moment doet
hij zondige dingen", aldus Van den
Brink.
Veel
cliënten vinden dat geloof niet voldoende
aandacht krijgt in de hulpverlening van de
meewerkende christelijke hulpinstellingen. Hoewel
de meerderheid (57 procent) zegt hierover tevreden
te zijn, is 43 procent op dit punt tamelijk of zeer
ontevreden.
Het
pastoraat komt er bij de ondervraagden nog slechter
af. Bijna driekwart is ontevreden over de aandacht
die het pastoraat geeft aan de problemen en
geloofsvragen die zijn ontstaan door de
incestervaringen. Schokkend", zegt Van den
Brink. Dit roept vragen op. Hebben
predikanten en ouderlingen te weinig kennis over
incest? Is het onvermogen of is het angst om zich
in dit onderwerp te verdiepen? Voor de
hulpverleners geldt hetzelfde. Hebben zij angst om
met geloofsvragen om te gaan? Handelen ze te
professioneel?" Het moet volgens haar mogelijk zijn
tijdens de hulpverlening te bidden, als dat op dat
moment goed is voor de cliënt. Laat het dan
niet professioneel zijn, als je mensen maar verder
helpt. Deze gegevens laten in ieder geval wel zien
dat pastoraat en hulpverlening veel beter op elkaar
moeten worden afgestemd."
©
G. Wolvers
LET
OP MIJN PAGINA KUN JE OOK BEREIKEN
VIA
http://www.steunpunt-geweld.tk
Of
neem eens een kijkje op mijn ander site die over
seksualiteit gaat en seksueel misbruik.
Klik Hier:
Naar
Vorige Pagina|
Naar
Volgende
Pagina
|