Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Baardvleermuis

Myotis mystacinus
Vleermuizen

De baardvleermuis is een kleine soort van 4 tot 8 gram met een spanwijdte van 19 tot 22,5 cm.
Hij heeft een lichte grijzige buikvacht en een donkerbruine tot geelbruine rugvacht.
De snoet en de onderarmen zijn donkerbruin tot zwart.
De oren van de baardvleermuis zijn kort, donkerbruin en relatief spits uitlopend.
De tragus (oorschelp) van de baardvleermuis reikt bijna tot de helft van het oor en heeft een spitse punt.

De baardvleermuis wordt ook wel de gewone baardvleermuis genoemd.
Dit om hem te onderscheiden van de brandt's vleermuis (Myotis brandtii),
die ook wel grote baardvleermuis wordt genoemd.
Deze twee soorten zijn bij zichtwaarnemingen en met de batdetector
niet of zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Tot nu toe zijn beide soorten alleen op grond van gebitskenmerken
en bij mannetjes aan de vorm van de penis met zekerheid van elkaar te onderscheiden.
Wanneer deze verdikt is betreft het een brandt’s vleermuis.

De baardvleermuis komt in heel Nederland voor, maar is over het algemeen een zeldzaamheid.
Uit met name de zomerperiode zijn maar weinig waarnemingen bekend.
Dat komt waarschijnlijk doordat de baardvleermuis met een batdetector
moeilijk van enkele andere Myotis-soorten onderscheiden kan worden.
Er zijn wel verspreid over heel Nederland kolonies gevonden, en zicht- en detectorwaarnemingen gedaan.

In de winter wordt hij echter vrijwel overal in Nederland aangetroffen,
met (in vergelijking tot andere soorten) redelijk grote aantallen,
maar ook deze soort gaat gestaag achteruit.
Van de baardvleermuis is bekend dat hij doorgaans tussen zomer- en winterverblijf
geen grote afstanden aflegt zodat deze soort in de zomer mogelijk algemener is dan tot nu bekend.

Baardvleermuizen worden vooral aangetroffen in bossen, aan bosranden en in kleinschalige,
gesloten landschappen waarbij hij menselijke bewoning niet schuwt.
Ze jagen vooral in open ruimtes, zoals boven paden, beken, open plekken en langs houtwallen.
Meer dan de andere soorten jaagt hij ook in of bij naaldbos.

Tijdens het jagen vliegen baardvleermuizen vaak dezelfde trajecten boven paden
of langs bosranden of vliegen ze steeds dezelfde rondjes boven een open plek.
Hierbij volgt hij bij voorkeur lijnvormige structuren in het landschap.
Ze vangen insecten uit de lucht zonder veel van de vliegbaan af te wijken.
Het zijn vooral kleinere prooidieren zoals dansmuggen, langpootmuggen,
steenvliegen, haften, kleine libellen, kevers en nachtvlinders.
De insectenjacht begint al vroeg in de avond.
Gewoonlijk jaagt de baardvleermuis alleen, maar soms ook in groepen.
Hierbij geeft hij een langzame, fladderende vlucht te zien op een hoogte van 1,5 à 6 meter.
Tijdens de nacht keren ze zelden terug naar hun verblijfplaats maar rusten tijdens de jacht
regelmatig uit door ergens aan een boomstam of tak te gaan hangen.

De baardvleermuis bewoont in de zomer bomen, nest- of vleermuiskasten,
zolders of de ruimte achter gevelbetimmeringen en vensterluiken van gebouwen.
Kraamkolonies bereiken groottes van 10 tot 100 individuen.
Het merendeel van de dieren jaagt binnen een afstand van 1 tot 3 km van de verblijfplaats.

De winterkwartieren worden laat in de herfst opgezocht.
Als winterverblijf worden vooral ondergrondse ruimten gebruikt zoals mergelgroeven,
bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken, ijskelders en (kasteel)kelders.
De winterslaapstrategie lijkt die van de stabiele slaper te zijn,
waarbij relatief goed lage temperaturen verdragen worden.
De winterslaap duurt van oktober tot maart of april.

Zoals bij de meeste vleermuissoorten vindt de paring plaats
tijdens de korte perioden dat de dieren 's winters wakker zijn.
De zaadcellen bevruchten de eicel pas wanneer het wijfje definitief uit haar winterslaap is ontwaakt.
Hierdoor wordt het jong zo vroeg mogelijk in de zomer geboren,
zodat het voldoende tijd heeft om straks volgroeid en goed gevoed de winter in te gaan.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort