Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Bever

Castor fiber
Bevers

De bever is het grootste knaagdier van Europa en heel wat groter dan andere grote,
bij het water levende knaagdieren, zoals beverratten en muskusratten.
Zijn brede staart is een geval apart.
Het is niet behaard maar bestaat uit zo genaamde hoornschubben die dakpansgewijs over elkaar liggen.
Hij gebruikt hem als steuntje bij het rechtop staan, als 'bijzettafeltje',
als roer tijdens het zwemmen en als 'alarmbel' om soortgenoten te waarschuwen voor gevaar.
Ook bij het aanplempen van modder tijdens de bouw van zijn burcht is het een handig stuk gereedschap.
Als hij het te warm krijgt hangt hij zijn staart gewoon in het water als een soort koelelement.
Al met al een uiterst belangrijk en handig stuk werktuig dus.

De bever heeft handige poten die hij voor vele doeleinden kan gebruiken.
De voorpoten hebben elke 5 vingers met lange nagels.
Hiermee kan hij takken of andere voorwerpen vastgrijpen.
Tijdens het zwemmen drukt hij ze voor zijn borst en gebruikt ze soms om te sturen.
De achterpoten zijn tussen de tenen voorzien van zwemvliezen waardoor hij meer 'grip' heeft in het water.
Een grappig maar zeer noodzakelijk detail is dat de tweede teen van de achterpoot een dubbele nagel heeft.
Deze gebruikt hij als een soort kam om zijn pels mee te reinigen of luizen en ander vuil te verwijderen.

Als biotoop hebben bevers een gebied nodig dat bestaat uit rivieren en meren,
omzoomd door moerasbossen met zachte houtsoorten, zoals wilg en es.
Nog belangrijker is het water zelf - zonder dit kan een bever niet bestaan.
Het moet minstens 1 à 2 m diep zijn, het mag 's winters niet tot op de bodem bevriezen
en 's zomers niet uitdrogen, en er moeten uitgestrekte, stilstaande gedeelten aanwezig zijn.
Aan al deze eisen moet worden voldaan om de belangrijkste levensvoorwaarde te realiseren:
de toegang tot de burcht of bouw moet altijd onder de waterspiegel liggen.

In het bovenstaande biotoop vinden deze zuivere planteneters voldoende van hun gading,
zoals schors en twijgen van bomen, wortelstokken van waterplanten
en - vooral in de zomer - een groot aantal kruidachtige planten.
Indien beschikbaar eten bevers ook granen, suikerbieten en maïs
en wee de fruitteler die zijn boomgaard in het territorium van de bever heeft liggen.
Om bij het fruit te komen schroomt hij namelijk niet om de boom in zijn geheel om te knagen.
Die twee worden dus zelden vrienden.

Door in de herfst veel te eten bouwen bevers een vetlaag op als reserve voor de schrale wintermaanden.
Tevens leggen ze een wintervoorraad aan van twijgen, schors en wortels van bomen.
Deze voorraad slaan ze onder water, direct naast de burcht, op.
In deze 'koelkast' van koud water blijft het voedsel langer goed zodat ze,
tezamen met hun vetlaag, zonder al te veel problemen de winter door kunnen komen.

Het lot van de bever is dat hij zijn hele leven zal moeten knagen.
Zijn voortanden groeien namelijk altijd door en als hij onvoldoende knaagt
zullen de tanden uiteindelijk zijn hoofd in groeien.
Om dit te voorkomen knaagt hij dus... en hoe?
Kleine takjes of enorme bomen de bevertanden weten er wel raad mee.
Hiervoor gebruikt hij voornamelijk de twee paar vlijmscherpe knaagtanden
die als een nijptang voor in zijn bek zit.
Achterin zijn bek beschikt hij over nog eens acht kiezen om voedsel mee fijn te malen.
De voortanden zijn alleen aan de voorkant bedekt met een laag email.

Het dier kan zijn kaken op maar twee manieren bewegen:
of hij bijt met zijn knaagtanden of hij kauwt met zijn kiezen.
Gelijktijdig kauwen en bijten zoals wij mensen dat doen kan hij dus niet.
Als hij kauwt zet hij eerst zijn onderkaak opzij en beweegt deze dan met een ruk naar binnen
zodat het voedsel tussen de kiezen vermalen wordt.

Stinken doen we allemaal op zijn tijd maar de bever stinkt met reden.
Hij heeft in zijn onderbuik twee klieren liggen die een sterk geurende, bruinachtige stof produceren.
Hiermee bakent hij zijn leefgebied af.
Andere bevers kunnen via de geur van het bevergeil weten dat ze een gebied betreden
waarin zich reeds een andere bever bevindt.
Het is overigens maar goed dat de bever en de bunzing (een andere grote stinkerd)
elkaar zelden ontmoeten omdat deze twee meesterstinkers waarschijnlijk in staat zullen zijn,
om met hun 'secreet', een hectare natuurgebied te ontdoen van mens en dier.

Bevers zijn echte bouwkunstenaars.
Hun beverburcht ligt in het opgestuwde water achter de dam.
De ingangen tot de burcht liggen altijd onder,
de woonkamer daarentegen altijd boven de waterspiegel.
Bij rivieren graaft de bever zijn holen meestal in de oever uit.
In stilstaand water bouwt hij een burcht in het water.
De burcht is een verborgen eiland van boomstammen, takken en waterplanten,
die aan de binnenzijde met modder stevig aan elkaar zijn gemetseld.
Bevers bouwen ook dammen, waarmee ze het water van rivieren opstuwen.
Tijdens de bouw van de dam kunnen bevers zeer lang achtereen (tot 20 minuten) onder water werken.
Dammen zorgen ervoor dat het water altijd diep genoeg is,
want de burchten liggen vanuit de dammen gezien stroomopwaarts.
Daar de waterdiepte echter schommelingen vertoont (bij hoogwater zouden de woonkamers
van de burchten volstromen en de jongen verdrinken, bij laagwater de toegangen droogvallen)
moet deze geregeld worden en dat doen de bevers zelf.
Na zware regenval laten ze de waterspiegel van hun stuwmeer zakken door een sluis open te zetten.
Een te sterke daling van de waterspiegel gaan ze tegen door de opening te sluiten
en soms door de bouw van een tweede dam.
Bij het bouwen van de dam worden ook stenen gebruikt.
De bever klemt deze tussen de voorpoten en de kop en loopt dan op de achterpoten.
In de herfst vinden er grote schoonmaak- en restauratiewerkzaamheden aan de burcht plaats.

Bevers houden geen winterslaap.
Wanneer de waterspiegel bevroren is, moeten ze vaak wekenlang in de burcht blijven
en van de in het water aangelegde voorraden twijgen en schors leven.
Voordat ze wegduiken, waarschuwen bevers elkaar voor gevaar
door met de staart kletsende klappen op het water te geven.

De bever is niet alleen in het water voortdurend bezig, maar ook daarbuiten.
's Nachts knaagt hij op het land dicht bij de oever staande bomen om,
die meestal de kant van het water op vallen.
Daarbij geeft hij de voorkeur aan zachte houtsoorten, zoals wilg, populier en es.
Bij het vellen van bomen wordt de stam rondom doorgeknaagd,
waarbij een zandlopervormig vraatpatroon ontstaat.
Van de gevelde bomen knaagt de bever de takken af,
die hij vervolgens naar de dam of burcht sleept.
Om het transport te vergemakkelijken, graaft hij vaak lange kanalen zodat het hout
door het water vervoerd wordt en hij niet zelf grote stukken moet slepen.
De bronstijd valt nog in het koude jaargetijde, tussen januari en maart.
De paring vindt - buik tegen buik - in het water plaats.
In mei-juni - na een draagtijd van 105 dagen - komen de 2 à 4 jongen in de burcht ter wereld.
Bij de geboorte wegen ze al meer dan een halve kilo, zijn ze dichtbehaard en hebben hun ogen open.
Na 6 weken worden ze gespeend.
Het duurt dan nog lang voordat ze net zo goed kunnen zwemmen en duiken als hun ouders.
Als er sprake is van jonge bevertjes heeft moeder bever liever niet
dat vader bever in de burcht komt in de tijd dat ze haar jongen zoogt.
Vader bever is dan veroordeelt om 'buiten de deur' te slapen.

Hun eerste uitstapje maken de jongen onder toezicht van de bezorgde ouders,
die hen helpen hindernissen te overwinnen door hen voort te duwen of zelfs
in de poten te dragen, bijvoorbeeld over de oeverbegroeiing heen.
Bevers zijn monogaam; een paar blijft het gehele leven bij elkaar.
Een kolonie bestaat uit de ouders, de jongen van het jongste jaar en die van het vorige jaar.
In het derde jaar trekken de oudste, dan geslachtsrijpe jongen weg
om een eigen territorium te vestigen.

Aan het begin van de 20ste eeuw kwamen er in Eurazië nog ongeveer 1200 exemplaren,
verspreid over 8 populaties, voor.
Tegen de mens die grote delen van zijn leefomgeving vernietigde
en uit winstbejag en onkunde een wrede en intensieve jacht op hem maakte had hij geen schijn van kans.
Toen de laatste bever in 1825 werd omgebracht op de rivier de IJssel
nabij het plaatsje Zalk was het definitief gedaan met de bever in Nederland.
Dit unieke knaagdier met zijn bijzondere zwemkwaliteiten zou hier voortaan niet meer
door het water 'varen', hij was letterlijk en figuurlijk 'uitgeroeid'.

Zijn prachtige pels, het feit dat hij als waterdier (net als vis) als vastenspijs mocht dienen
en de verstoring van veel biotopen hebben zijn lot bezegeld.
In de eerste helft van deze eeuw was de bever in het beschreven gebied overal verdwenen,
behalve in een klein gedeelte van de middenloop van de Elbe.
Heruitzettingen in de afgelopen dertig jaar in Zwitserland,
de Elzas, Beieren en, kort geleden, in Oostenrijk leidden tot bemoedigende resultaten.
De bevers waren niet alleen snel gewend,
maar brachten ook jongen groot en vormden hier en daar zelfs echte kolonies.

Toen in Oktober 1988 de eerste bevers in Nederland werden geherintroduceerd was dit knaagdier,
na een afwezigheid van 162 jaar, terug in een land waar hij van nature thuis hoort.
Naast een aantal solitair opererende bevers leven er in Nederland
ongeveer 200 tot 250 exemplaren, verspreid over 4 gebieden.
De situatie in Nederland is echter nog verre van optimaal.
Door deskundigen wordt nog volop gediscuteerd
over de levensvatbaarheid van de populatie in zijn huidige grootte.
Duidelijk is wel dat er nog aanvullende herintroducties plaats zullen vinden
om uiteindelijk een duurzame populatie te laten ontstaan.

Ondanks de vele problemen die de bever in de huidige situatie ondervind
moet het mogelijk zijn om uiteindelijk een levensvatbare beverpopulatie op te bouwen.
Dit is waar de diverse natuurorganisaties zich voor inzetten en de bever verdient niets minder.
Wij hebben immers nog een rekening te vereffenen met dit prachtige dier.
Het opbouwen van een beverpopulatie kan iets goedmaken van de wrede en intensieve jacht
die er mede voor zorgde dat de bever verdween uit Nederland.
De bever hoort hier thuis en aan het succes van de herintroductie kunnen we allemaal ons steentje aan bijdragen.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort