Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Bosspitsmuis

Sorex araneus
Spitsmuizen

De bosspitsmuis is de meest voorkomende spitsmuizensoort in Europa.
Hij geeft de voorkeur aan vochtige bossen en moerassige streken
en komt in drogere gebieden aanmerkelijk minder voor.
De vacht is driekleurig: de bovenzijde is donker roodbruin tot bijna zwart,
de flanken zijn doorgaans lichter bruin en de onderkant is geelachtig grijs tot vuilwit.
’s Winters is de vacht veelal grijzer en zijn de haren langer.
De rui begint in de herfst, terwijl in het voorjaar
een tweede verharing volgt met een kortere pels als resultaat.
De beharing is fluweelzacht en dicht.

Het lichaam is slank met een dunne, spits toelopende snuit, die veel lijkt op een slurfje.
Aan de punt bevinden zich lange snorharen die een eind voor de bek uitsteken.
De ogen zijn erg klein en de oorschelpen liggen in de vacht verborgen.
De tanden en kiezen hebben oranjerode puntjes.
De staartlengte is erg variabel maar over het algemeen
is hij zo lang als de helft van het lichaam.
Dit lichaamsdeel is van boven donkerder dan aan de onderkant
en erg spaarzaam behaard, soms bijna kaal.

De bosspitsmuis leeft driekwart van zijn leven ondergronds en heeft dan ook slechte ogen.
Hij verlaat zich vooral op zijn reuk- en tastzin.
Bosspitsmuizen zijn buitengewoon eenzelvige dieren, die geen soortgenoot in hun territorium dulden.
In gevangenschap bijten ze elkaar dood, maar dat doodbijten komt in het wild vrijwel niet voor.
De vechtersbazen werpen zich piepend op elkaar en beginnen te bijten en met de voorpoten te slaan.
Voelt een van de twee dat hij de strijd gaat verliezen, dan werpt hij zich piepend op zijn rug.
De overwinnaar reageert op deze onderwerpingshouding niet door toe te bijten, maar door weg te lopen.

In de paartijd moeten de mannetjes en de vrouwtjes uiteraard
bij elkaar komen om de soort in stand te houden.
Na de paring gaan ze echter meteen weer uit elkaar.
Het nest bevindt zich meestal ondergronds, verscholen tussen boomwortels
of onder een goede beschutting aan de oppervlakte.
De jongen (4 – 10) worden naakt en blind geboren:
hun ogen gaan na twee tot drie weken open.
Niet lang daarna worden ze gespeend.
Per jaar worden er 3 tot 4 nesten per jaar grootgebracht.
In veel gevallen zijn jonge bosspitsmuizen al in hetzelfde jaar geslachtsrijp,
maar soms ook pas in het tweede jaar.
Een en ander schijnt afhankelijk te zijn van het beschikbare voedsel.
Bosspitsmuizen hebben aan de basis van hun staart stinkklieren,
die een substantie afscheiden die allerlei roofdieren afschrikt.
Door deze rovers worden ze wel gedood maar niet opgegeten
omdat de doordringende muskusgeur hen afschrikt.
De grootste vijdenen zijn stootvogels, vooral torenvalken, en uilen.

Bosspitsmuizen zijn buitengewoon actieve diertjes, zowel overdag als ’s nachts.
Piepend en mopperend is hij constant op pad; overal steekt hij zijn lange snuit in,
op zoek naar pissebedden, regenwormen, spinnen, slakken en ander klein gedierte.
Ze gaan echter vooral tegen zonsondergang op jacht.
Door de grote beweegbaarheid van deze muisjes is het energieverbruik in verhouding erg groot.
Ze verorberen dan ook grote hoeveelheden voedsel en water.
Plantaardig voedsel wordt niet of nauwelijks gegeten.
Tijdens het fourageren laten ze een zacht 'gekwetter' horen, hoewel ze ook schril kunnen piepen.
De bosspitsmuis foerageert in de bodem of tussen het bladafval in smalle gangen
die hij zelf graaft of die door andere kleine knaagdieren zijn gemaakt.

Kan een spitsmuis gelukkig zijn?
Dat is maar de vraag.
Het zal wel, maar dan niet gemeten naar menselijke maatstaven.
Wat een leven heeft zo’n zenuwpeesje!
En wat een dood . . .

Anderhalf jaar lang, (drie uur slapen, drie uur werken) holt hij achter zijn eeuwige honger aan.
Het kleine motortje zal stoppen bij de geringste hapering van de voedseltoevoer.
En dan op een dag, of een nacht
– voor de spitsmuis maakt het allemaal niets uit – valt hij zomaar om.
Stuk, als een dolgedraaid speelgoedje.
Het fluwelen buikje omhoog, bekje open.
Wie rouwt er om een bosspitsmuis?
De dienstdoende begrafenisploeg van aaseters
loopt in ieder geval met een boogje om hem heen.
Niemand die hem lust.
Minder kieskeurige bacteriën en schimmels
zullen dit karwij moeten klaren.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort