Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Mol

Talpa europaea
Mollen

Het torpedovormige lichaam van de mol is gebouwd voor een ondergronds bestaan.
De snuit is smal en spits en voorzien van tastharen.
De kleine oogjes zijn nauwelijks ontwikkeld en kunnen vermoedelijk alleen voorwerpen in beweging waarnemen.
De oren liggen verborgen in de fluweelachtige huid, maar zijn desondanks
in staat geluiden naukeurig te lokaliseren.
Behalve de goed ontwikkelde tastorganen beschikt de mol over een prima reukvermogen.

Het lichaam van de mol is 13 – 14 cm lang.
Het jasje is zo donkergrijs dat het zwart lijkt.
De vachtharen hebben geen groeirichting, waardoor ze altijd
glad liggen en geen tegenwerking bieden.

De krachtige graafklauwen stellen het dier in staat zeert snel te graven.
Daarbij worden afwisselend de rechter- en de linker voorpoot gebruikt.
De achterpoten zijn veel zwakker ontwikkeld
en dienen voornamelijk om achteruit te kruipen.
Tastharen op de staart helpen hem daarbij.
Hij draait zich evenwel soms ook met een koprol om.

Men treft mollen aan in bouwland, weiden, tuinen en op plaatsen
waar ze voldoende voedsel kunnen vinden en ongehinderd hun gangen kunnen graven.
Want dat is wat de mol doet, het graven van ondergrondse gangen
en af en toe een hoop zand naar boven werken.
Die aparte 'visitekaartjes' worden gemaakt in de voortplantingsperiode
(maart – juni) of eigenlijk altijd als de mol erg opgewonden is.
Bij het graven hiervan duwt hij met één graafhand de grond tot een molshoop omhoog,
terwijl hij zich met de andere en zijn achterpoten schrap zet tegen de wanden van de gang.
Soms liggen de gangen zo ondiep, dat ze als 'ritten' te zien zijn
door de omhoog gewerkte grond.

De basis van het ondergrondse gangenstelsel vormt de 'ketel' of 'woonkamer'.
Vanuit de ketel loopt een drietal hoofdgangen,
die op regelmatige afstanden door zijgangen met elkaar verbonden zijn.
Aan dit gangenstelsel werkt de mol bijna onafgebroken, ook tijdens de koudste winterdagen.

Als solitair verdraagt hij geen soortgenoten in zijn woongebied.
Als twee mollen elkaar ondergronds ontmoeten vinden er
niet zelden gevechten plaats, die eindigen in de dood van één van beide.
Alleen in de paartijd komen mannetjes en vrouwtjes enige tijd bij elkaar.
Het mannetje trekt dan één van zijn gangen door tot in het gangenstelsel van het vrouwtje.
Aangezien alle buren van het vrouwtje hetzelfde doen, komt vaak polyandrie voor.

Het vrouwtje heeft een apart werpnest dat groter is dan de woonkamer.
Het bevindt zich aan het einde van één van de gangen en wordt bekleed met bladeren en gras.
Hierin worden na 4 – 6 weken draagtijd de jongen geboren.
Dit zijn er meestal 3 – 5, zelden meer.
De eerste drie weken zijn ze naakt en blind.
Pas na een week of vijf zijn ze in staat het nest te verlaten.

Als het kroost 10 weken oud is, wordt het
door het vrouwtje uit haar gebied verdreven.
De jongen leggen dan vaak bovengronds grote afstanden af, op zoek naar een eigen woongebied.
Dit is een van de gevaarlijkste perioden uit het leven van een mol, want vele worden dat het slachtoffer
van roofvogels, reigers, honden, katten en andere roofdieren.

Door zijn enorme activiteit is de mol verplicht vrijwel voortdurend te eten.
Afwisselend slaapt hij 3,5 uur en is hij 4,5 uur actief.
Zijn lievelingskost bestaat uit regenwormen, maar ook eet hij insectenlarven
en vrijwel elke levende prooi die hij in zijn gangen aantreft, zelfs jonge muizen.
Een mol heeft een grote voedselbehoefte door zijn actief leven en zijn koud milieu;
dagelijks verorbert hij drie keer zijn lichaamsgewicht aan voedsel.

Mollen kunnen ongeveer 12 uur zonder voedsel.
Moeten ze langer hongeren, dan sterven ze.
In tijd van overvloed leggen ze voorraden regenwormen aan.
Ze bijten deze dieren de kop af zodat ze wel blijven leven maar niet weg kunnen kruipen.
Mocht het dan nodig zijn dan is de tafel al gedekt.

Een van zijn grootste vijanden is de 'biljart-gazon' liefhebber,
die hem met klemmen, gif en vuur te lijf gaat.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort