Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Rosse vleermuis

Nyctalus noctula
Vleermuizen

De rosse vleermuis is een van de grootste vleermuissoorten van West-Europa,
met een gewicht van rond de dertig gram en een spanwijdte van 32-40 cm.
De naam houdt verband met de kleur van de vacht, die roodbruin (rossig) is.
De vrijwel eenkleurige, korte en dichte haren geven dit dier een fluweelachtig glanzend aanzien.
De oren zijn kort en rond, en het lichaam is compact, torpedoachtig van vorm.
Tezamen met de beharing onderop de vleugels zorgt dit voor een gestroomlijnde vorm,
ten gunste van een snelle vlucht.

De rosse vleermuis is in West-Europa een uitgesproken boombewonende soort.
Zowel solitaire mannetjes, groepen vrouwtjes met jongen
als dieren in winterslaap gebruiken boomholten als onderkomen.
Indien een slaapplaats overbevolkt raakt of te warm wordt, verhuizen ze naar een andere plek.
Doordat de rosse vleermuis tamelijk luidruchtig is, en de geluiden
ook zonder hulpmiddelen vaak goed te horen zijn, zijn de verblijfplaatsen relatief makkelijk te vinden.
Zodoende is het gebruik van boomholten door de rosse vleermuis ook al lange tijd bekend.
De geboorte van de één of twee jongen vindt in juni-juli plaats.
Een maand later worden ze gespeend.

Van oktober tot maart verblijven ze ook wel onder daken en in kerktorens,
maar soms trekken ze in zuidelijke richting.
Men vindt ze vrijwel niet in grotten en groeven.

De rosse vleermuis wordt ook wel 'vroegvlieger' genoemd,
omdat hij 's zomers dikwijls reeds voor het donker rondvliegt.
De vlucht doet enigszins denken aan die van de gierzwaluw: hoog en snel.
De vleugels zijn dan ook lang en smal.
De afstand tussen dagrustplaats en jachtgebied wordt in de regel
in een snelle rechte vlucht afgelegd, op een hoogte van honderd meter of meer.
Jachtplaatsen liggen meestal in open terrein, waar met snelle duiken op insecten gejaagd wordt.
De rosse vleermuis jaagt vooral boven water en moerassige gebieden,
maar ook wel rond felle straatverlichting, zelfs boven drukke verkeerspleinen.
De prooien bestaan vaak uit grote kevers en nachtvlinders,
maar ook wel uit kleine, in zwermen vliegende dansmuggen.
Jachtperioden liggen vooral in de avond- en ochtendschemering, en duren ongeveer een uur.
Tussentijds keren de dieren terug naar hun verblijfplaatsen.

In Midden-Europa staat de rosse vleermuis bekend als een trekkende soort.
In het noorden van Duitsland worden in de zomer kraamkolonies gevonden,
maar zijn in de winter geen of weinig dieren aanwezig.
In Zwitserland zijn geen kraamkolonies bekend, en daar
verschijnen in het najaar grote aantallen vrouwtjes.
Met behulp van ringonderzoek zijn in het verleden ook in Nederland waarnemingen gedaan die wijzen op trek.
Anderzijds zijn er gebieden waar tijdens alle seizoenen rosse vleermuizen gevonden kunnen worden,
zodat onduidelijk is of ook 'onze' rosse vleermuizen trekken.

De rosse vleermuis komt in een groot deel van Europa voor, en ontbreekt alleen
in het noorden van Zweden, en in het grootste deel van Noorwegen en Finland.
Kraamkolonies zijn hoofdzakelijk bekend uit laag gelegen gebieden in Noord-Duitsland en Nederland.
Ons land is dan ook van groot belang voor deze soort.
Over de periode 1986-1993 werd de populatie rosse vleermuizen in Nederland geschat op 6000-8000 dieren.
In Noord-Brabant zijn er in recente tijd aanwijzingen gevonden voor een toename.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort