Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Veldmuis

Microtus arvalis
Woelmuizen

De veldmuis heeft een zachte, kortharige pels.
Deze is erg variabel wat kleur betreft.
Een en ander is afhankelijk van het woongebied
en houdt eveneens verband met de leeftijd.
Veelal is de bovenkant min of meer donker bruingrijs,
gelig bruin, gelig grijs of grijsbruin.
De oren zijn goed te zien.
De buikzijde is lichter dan de bovenkant en vertoont vaak een gelige tint.
De lichtgrijze pootjes zijn erg kort
zodat de buik van het dier over de grond schuift.
Niettemin kunnen veldmuizen verbazend snel lopen
maar het is wel geregeld 'hollen of stilstaan'.

Deze kleine woelmuis is de meest karakteristieke muizensoort van akkers, weiden en kort grasland.
Je vindt er zijn smalle looppaden, kleine holletjes, graafhoopjes
en soms ook bovengrondse nesten van gras.
Ondergronds leggen ze, op betrekkelijk geringe diepte, wijd vertakte gangensystemen aan.
Deze staan in verbinding met voorraadkamers en holen waarin zich nesten bevinden.
Vele van deze gangen leiden naar de oppervlakte waar ze samenkomen met de talloze looppaadjes.
Hoge begroeiing, vochtige grond en bossen worden vermeden.

In de zomer leven mannetjes en vrouwtjes paarsgewijs in territoria, waaruit indringers geweerd worden.
Wanneer het nodig is, zijn ze in staat elk op een klein plekje in kolonieverband te leven.
In kort gras zijn de looppaden van de veldmuis meestal duidelijk te herkennen.
Vaak vindt men daar ook de kleine, donkergroene keuteltjes.
Veldmuizen leggen hun looppaden ook in de sneeuw aan.
Is de sneeuwlaag echter te dik, dan bevinden de paden zich altijd onder de sneeuw.
Pas aangelegde gangen van de veldmuis herkent men aan de hoopjes verse, losse aarde voor de ingangen.
's Winters is de sociale structuur onduidelijk en overlappen de leefgebieden elkaar.

Veldmuizen zijn vooral in de avondschemer en 's nachts actief, overdag minder.
Per etmaal vinden ongeveer tien perioden van activiteit plaats.
Om de twee uur komen de veldmuizen vrijwel allemaal tegelijk
uit hun holletjes tevoorschijn om te gaan eten.
Deze synchronisatie heeft waarschijnlijk tot doel de effectiviteit
van de predatie te minimaliseren.
Overigens stemmen verschillende roofvogels hun jachtactiviteit af
op het activiteitsritme van de veldmuizen.
Gedurende het seizoen treden verschuivingen in het activiteitenpatroon op;
zo is de nachtelijke activiteit in de zomer groter en start deze eerder.
Veldmuizen lopen goed en staan daarbij dikwijls stil,
waarbij ze zich vaak op de achterpoten oprichten.
Ze klimmen en springen weinig.

In hun natuurlijk milieu eten ze vooral de groene delen van het gras, maar ook wortels en zaden.
Akkers met graan, klaver en koolzaad zijn eveneens zeer in trek,
omdat ze nog hoogwaardiger voedsel te bieden hebben en zo tot hun vermeerdering bijdragen.
Veldmuizen leven ook in boomgaarden, waar ze 's winters soms aan de schors van jonge bomen knagen.

De voortplanting van de veldmuis beperkt zich gewoonlijk tot het zomerhalfjaar,
de tijd van ruim voedselaanbod en hoge temperaturen.
Bijzonder aan de veldmuis zijn de vroege geslachtsrijpheid
en het grote aantal jongen per worp (6 à 13).
Hierbij komen vaak nog een snelle opeenvolging van de worpen en een lange werptijd.
Onder een dikke sneeuwlaag zitten veldmuizen soms zo goed beschut,
dat ze ook tijdens winter jongen voortbrengen.
Wijfjes werpen al op de leeftijd van zes weken voor het eerst,
wat betekent dat ze na 20 dagen al geslachtsrijp zijn.
Men heeft geslachtsrijpheid zelfs al bij 11-13 dagen oude veldmuizen vastgesteld
, dieren die dus enkele dagen daarvoor nog blinde, hulpeloze wezentjes waren!

Met uitzondering van enkele delen van Denemarken komt de veldmuis
in geheel West- en Midden-Europa van zeeniveau tot 2000 in hoogte voor.
Gunstige omstandigheden tijdens de zomer en de herfst leiden tot een bevolkingsexplosie,
maar de natuur heeft voor tegenmaatregelen gezorgd: een hoge sterfte onder de jongen
en een massa roofvijanden, waarvan het bestaan dikwijls afhangt van de aanwezige veldmuizenpopulatie,
zoals roofvogels, uilen, hermelijn en wezel.
De wezel is voor de veldmuis een zeer gevaarlijk roofdier, omdat deze hem tot in zijn hol kan volgen.

Een massale vermeerdering van de veldmuis - vaak om de drie jaar -
kunnen deze rovers echter niet verhinderen.
Tegen de herfst bereikt het aantal muizen zijn hoogtepunt.
Door stress, voedselschaarste, regen, sneeuw en vorst
volgt op de massale vermeerdering 's winters meestal een decimering van de populatie.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort