Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Veldspitsmuis

Crocidura leucodon
Spitsmuizen

Bij de veldspitsmuis loopt een scherpe grens tussen de lichte
onder- en de glanzend grijsbruine bovenzijde.
Ook de betrekkelijk korte staart is tweekleurig.
Op de staart heeft het dier een aantal lange haren
en de relatief grote oorschelpen zijn duidelijk zichtbaar.
De kiezen en tanden zijn helemaal wit en hebben dus geen rode puntjes zoals bij andere spitsmuizen.

Deze soort is minder aan gebouwen en de omgeving hiervan (tuinen) gebonden
dan zijn soortgenoten en komt vooral in akkers met heggen en in bosranden met struikgewas voor.
Algemeen gesproken houdt hij van iets opener en drogere biotopen dan zijn verwanten.
Wel heeft hij graag een goede dekking zoals struikgewas, kreupelhout en opgaande vegetatie.
De veldspitsmuis is bijzonder gevoelig voor kou en vocht
en daarom zoekt hij 's winters wel beschutting in gebouwen en schuren.
Net als de huisspitsmuis bereikt de veldspitsmuis in Nederland
en in Noord Duitsland de noordgrens van zijn verspreidingsgebied.

De dieren zijn vrijwel het hele etmaal actief.
Vooral in de ochtend- en avonduren gaan ze op jacht naar insecten, spinnen, wormen en slakken.
Vinden ze evenwel verse kadavers, zelfs die van soortgenoten,
dan worden die allerminst versmaad.

Omstreeks maart begint de paartijd en duurt tot september.
Mannetje en wijfje zijn in die periode bijzonder luidruchtig
en hebben uiteenlopende lok-, begroetings- en bronstroepen.
Tijdens de paring, die één à twee minuten duurt,
bijt het mannetje zich in de nek van het wijfje vast.

Het nest wordt gebouwd op een beschutte plaats.
Het bestaat uit zowel groot als vers gras
en na een draagtijd van 31 dagen komen hierin de jongen ter wereld.
Meestal zijn het er zes of zeven, die minder dan een gram wegen.
Negen dagen oud kunnen ze al zeer snel rennen, al zijn ze nog blind.
Rond de 13e dag gaan de ogen open
en na 16 dagen zien ze er net zo uit als de ouders.
Ze beginnen dan zelf te eten en na vier weken worden ze gespeend.
Bij gevaar transporteert de moeder de jongen in de bek of hangend aan de tepels.
Moeder en kroost verplaatsen zich vaak in karavaanformatie,
waarbij ze elkaar bij de staart vasthouden.
Het wijfje brengt minstens drie keer per jaar een aantal jongen ter wereld.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort