Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Vleermuizen
Het hele jaar door

Na de winterslaap kunnen op warme dagen in februari-maart 's avonds al de eerste
jagende vleermuizen gezien worden, meestal in de buurt van hun winterverblijven.
Eind april, begin mei verlaten de meeste vleermuizen hun winterverblijfplaats
en gaan naar hun zomerverblijfplaats.
Dat is vaak in de omgeving van het winterverblijf,
maar soms tientallen of honderden kilometers verder weg.
Tot eind mei verhuizen de vleermuizen regelmatig.
De aantallen in de zomerverblijfplaatsen wisselen dan sterk.

Begin juni hebben de vrouwtjes zich verzameld in kraamkolonies.
In Nederland kan zo´n kraamkolonies dan uit 15 tot soms ruim 400 dieren bestaan.
Mannetjes verblijven in de zomer alleen of in kleine groepjes op andere plaatsen.
Sommige soorten (zoals de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger)
verblijven in de zomer vooral in gebouwen, bijvoorbeeld in de spouwmuur of onder het dakbeschot.
Andere soorten (zoals watervleermuizen en rosse vleermuizen)
zitten in de zomer meestal in boomholten.

In juni worden de jongen geboren.
De jongen worden zo´n vier weken lang overdag en 's nachts gezoogd.
De moeders keren ´s nachts, tijdens het jagen,
regelmatig terug naar de kraamkolonie om hun jongen te zogen.
Alleen bij verstoring of verhuizing om andere reden
nemen de moeders hun jongen tijdens het vliegen mee.

Bij de meeste vleermuissoorten krijgt het vrouwtje per jaar gemiddeld 1 jong.
Bij sommige soorten worden ook tweelingen geboren.
Deze trage voortplanting wordt gecompenseerd
door de hoge leeftijd die vleermuizen kunnen bereiken.
Gemiddeld worden veel soorten 7 tot 10 jaar oud,
met uitschieters tot meer dan 20 of zelfs 30 jaar.
Eind juni lost de kolonie op en zijn in de omgeving van de kolonieplaats
alleen nog kleine groepjes vleermuizen aan te treffen.

In augustus breekt voor veel vleermuizen de paartijd aan.
Bij een aantal soorten (bijvoorbeeld de gewone dwergvleermuis,
ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis) vertonen de mannetjes dan balts-gedrag.
Door vanuit zijn verblijfplaats, of vliegend rond zijn verblijfplaats,
een lokroep te laten horen, probeert een mannetje dan vrouwtjes te lokken.
Rivalen worden zo ook op afstand gehouden.
In verblijfplaatsen van deze soorten zijn dan mannetjes met een harem vrouwtjes te vinden.
Andere soorten, zoals de watervleermuis, paren vooral in de winterperiode.
Bij veel soorten is echter nog onduidelijk hoe de paring precies verloopt.
Bij bijna alle soorten vleermuizen die een winterslaap houden,
vindt er na de paring nog niet meteen bevruchting plaats.
In plaats daarvan slaat het vrouwtje het sperma op en pas na de winterslaap,
in het voorjaar, wordt de eicel bevrucht en begint de ontwikkeling van het embryo.
Op deze manier wordt voorkomen dat het jong in de voedselarme winter wordt geboren,
of in het voorjaar, als de moeder verzwakt uit de winterslaap komt.

In het najaar bereiden vleermuizen in onze streken zich ook voor op de winterslaap.
Ze jagen dan volop om hun vetreserves aan te vullen en zijn vaak al
in of in de buurt van hun winterverblijven te vinden.
De meeste soorten zoeken al aan het einde van de herfst hun winterslaapplaats op.
In de wintermaanden zijn er voor vleermuizen te weinig vliegende insekten om te kunnen overleven.
Daarom gaan ze in het late najaar op zoek naar een plek om hun winterslaap te houden.
Voor de meeste soorten in Nederland moet een geschikte plaats voor de winterslaap
koel (tussen de 2 en 10°C) en vorstvrij zijn.
De luchtvochtigheid moet hoog zijn en het moet er donker zijn.
Bovendien mag er geen verstoring optreden.

Voor veel soorten zijn die omstandigheden te vinden in grotten en soortgelijke ruimten,
zoals kelders, ondergrondse bunkers, forten en groeven.
Bekende winterslaapplaatsen zijn de mergelgroeven in Zuid-Limburg, de forten van de Hollandse waterlinie,
bunkers uit de 2de wereldoorlog en ijskelders op oude landgoederen.
Andere soorten, zoals de rosse vleermuis, overwinteren in holle bomen.
Spouwmuren zijn de overwinteringsplaats van bijvoorbeeld gewone dwergvleermuizen.

In hun winterslaap verlagen vleermuizen hun lichaamstemperatuur tot ongeveer 5°C
en vertragen ze hun ademhaling, hartritme en stofwisseling.
Ze verbruiken dan maar weinig energie en kunnen blijven leven op hun vetreserves.
De winterslaap kan vier tot zes maanden duren,
maar de duur kan per soort en omstandigheden ook sterk verschillen.

Van een aaneengesloten winterslaap is meestal geen sprake.
Vleermuizen verhuizen gedurende de winter vaak naar een andere plek
in het winterverblijf of naar een ander winterverblijf.
Op een warme winterdag, gaan sommige soorten zelfs (ook overdag !) even jagen.

Dat het tegenwoordig niet zo geweldig gaat met onze vleermuizen,
is voor een groot deel te wijten aan onze bouwmethodes.
Kieren en gaten worden dichtgekit om warmteverlies te voorkomen
en huizen met onverwarmde kelders worden nauwelijks nog gebouwd.
Daar komt nog bij dat balken en zolderingen van historische gebouwen
geïmpregneerd worden met schimmel- en insectenwerende middelen
en hier kunnen de vleermuisvlerken niet goed tegen.
Verder worden bunkers dichtgemetseld en holle bomen geveld.
Tegenwoordig echter worden er voor vleermuizen op veel plaatsen
ook nieuwe kunstmatige zomer- en winterverblijven aangelegd.
 
 
 
Meer weten:

Echolokatie
Hondsdolheid
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren