Besluit betreffende de organisatie van de
Veiligheidsdienst van het Koninklijk Huis
Besluit van 12 januari 1966, Stb. 21,
betreffende de organisatie van de Veiligheidsdienst van het
Koninklijk Huis, zoals dit besluit laatstelijk is gewijzigd bij
het Besluit van 11 mei 1999, Stb. 1999, 197
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Overwegende, dat het wenselijk is, onverminderd het bepaalde in
punt 1 van het Koninklijk besluit van 6 februari 1954, houdende
vaststelling van de taken van de Koninklijke Marechaussee,
regelen te geven met betrekking tot het waken voor de veiligheid
van Ons en de Leden van Ons Huis;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 januari
1966, Directie Politie, Stafbureau Organisatie, nr.
R 13/65/12;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
- Er is een dienst voor het waken voor
de veiligheid van Ons en de Leden van Ons Huis.
- De in het eerste lid bedoelde dienst
draagt de benaming "Veiligheidsdienst van het
Koninklijk Huis".
Artikel
2
- Onze Minister van Justitie heeft het
gezag over de dienst.
- Dit gezag doet Onze Minister van
Justitie uitoefenen door de Procureur-Generaal, fgd.
Directeur van Politie, in het ressort 's-Gravenhage.
- In de gevallen, dat Onze Minister van
Justitie zulks nodig oordeelt, oefent Onze Minister dit
gezag rechtstreeks uit.
Artikel
3
- Het College van procureurs-generaal
ziet toe, dat de dienst zijn taak naar behoren verricht.
- Het stelt, wanneer hem blijkt, dat de
dienst zijn taak niet op de juiste wijze verricht,
onverwijld Onze Minister van Justitie daarvan in kennis.
Artikel
4
- Bij Onze Minister van Justitie berust
het beheer van de dienst.
- Onze Minister van Justitie stelt de
organisatie, de personeelssterkte en de rangindeling van
de dienst vast.
- Bij de dienst kunnen uitsluitend
worden gedetacheerd officieren en overige ambtenaren van
het Korps Rijkspolitie als bedoeld in artikel 20 van de
Politiewet, alsmede bijzondere ambtenaren van
Rijkspolitie, als bedoeld in artikel 25 van die wet.
Artikel
5
- Aan het hoofd van de dienst staat het
Hoofd van de Veiligheidsdienst van het Koninklijk Huis.
Hij wordt door Ons als zodanig aangewezen.
- Onze Minister van Justitie stelt een
instructie vast voor het Hoofd van de Veiligheidsdienst.
- Het Hoofd van de Veiligheidsdienst
heeft de leiding van de dienst. Hij neemt daarbij de
aanwijzingen in acht welke door Onze Minister of door het
College van procureurs-generaal terzake worden gegeven.
Artikel
6
In bijzondere gevallen is het Hoofd van de
Veiligheidsdienst bevoegd zich met betrekking tot de
taakuitoefening en de leiding van de dienst rechtstreeks te
wenden tot Onze Minister van Justitie.
Onze Minister van Justitie is belast met de
uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal
worden geplaatst.
's-Gravenhage, 12 januari
1966.
JULIANA.
De Minister van Justitie,
SAMKALDEN.
Uitgegeven de
vijfentwintigste januari 1966.
De Minister van Justitie a.i,
SMALLENBROEK.