Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Politiewet 1993 (uittreksel)

Wet van 9 december 1993, Stb. 1993, 724, tot vaststelling van een nieuwe Politiewet, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 23 januari 2003, Stb. 2003, 52


Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de bestaande Politiewet te vervangen door een nieuwe wettelijke regeling voor de taak, de organisatie en het beheer van de politie en het gezag waaraan zij ondergeschikt is;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk II. Taak en samenstelling van de politie

Artikel 6

  1. Aan de Koninklijke marechaussee zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken opgedragen:
    1. het waken voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis, in samenwerking met andere daartoe aangewezen organen;
    2. ...
  2. ...

Hoofdstuk VI. Het Korps landelijke politiediensten

Artikel 38

  1. Er is een Korps landelijke politiediensten. Onverminderd de taakuitvoering van regionale politiekorpsen, is het Korps landelijke politiediensten belast met:
    1. ...
    2. ...
    3. het waken voor de veiligheid van leden van het Koninklijk Huis en andere door het bevoegd gezag aangewezen personen;
    4. ...
  2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie kan een nadere aanduiding van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden gegeven. Een dergelijke algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt door Onze Ministers onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal onder overlegging van de over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur uitgebrachte adviezen.
  3. Het beheer van het Korps landelijke politiediensten berust bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die daartoe wordt bijgestaan door de korpschef.

Artikel 38a

  1. Onze Minister van Justitie kan de korpschef van het Korps landelijke politiediensten voorzover het de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onder a en b, door het daartoe bestemde onderdeel of daartoe bestemde onderdelen betreft, de nodige algemene en bijzondere aanwijzingen geven, voorzover de politie optreedt bij of krachtens de wet of op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie.
  2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, komt eveneens toe aan Onze Minister van Justitie, met betrekking tot de taak, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onder c, en andere taken die als zodanig zijn aangewezen door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
  3. De korpschef verstrekt gevraagd en ongevraagd aan Onze Minister van Justitie de inlichtingen die deze nodig heeft met het oog op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de uitvoering van de taken ten dienste van de justitie en de beveiliging van de leden van het Koninklijk Huis en andere door het bevoegd gezag aangewezen personen.

Artikel 42a

  1. Onze Minister van Justitie kan, indien hij dit nodig acht in verband met de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 38, eerste lid, onder a tot en met c, daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen schriftelijk opdragen de noodzakelijke medewerking te verlenen om door hem aangewezen personen tijdelijk van een aan te nemen identiteit te voorzien.
  2. De voor de bestuursorganen geldende wettelijke voorschriften ter zake van de verlangde werkzaamheden blijven, voorzover deze in de weg staan aan het verrichten van die werkzaamheden, buiten toepassing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 9 december 1993

Beatrix

De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken,
C. I. Dales

De Minister van Defensie,
A. L. ter Beek

Uitgegeven de dertigste december 1993

De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin