Wet op het Kroondomein
Wet van 16 maart 1971, Stb. 159,
houdende nadere voorzieningen inzake de door wijlen Hare
Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden in 1959
aan de staat gedane schenking, zoals deze wet laatselijk is
gewijzigd bij de Wet van 10 april 1997, Stb. 1997, 162
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is
nadere wettelijke voorzieningen te treffen inzake de door wijlen
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden in
1959 aan de staat gedane schenking;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan,
gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende
bepalingen wordt verstaan onder:
"Kroondrager": de Drager van de Kroon, als bedoeld in
de overeenkomst, vermeld in artikel 2;
"Kroondomein": de zaken, op 28 januari 1959 door wijlen
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden aan
de staat geschonken, welke schenking is bekrachtigd bij de wet
van 25 juli 1959, Stb. 291, benevens de daarvoor in de
plaats getreden of in de plaats tredende zaken;
"domein": het Kroondomein;
"Onze Minister": Onze Minister van Financiën;
"rentmeester": de in artikel 5 bedoelde
rentmeester;
"Raad": de in artikel
6 bedoelde Raad van Beheer voor het
Kroondomein.
Artikel 2
- De overeenkomst, neergelegd in de in
afdruk bij deze wet gevoegde akte van 29 mei 1970, houdende wijziging van enige der
voorwaarden en bepalingen van de schenking door wijlen
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der
Nederlanden aan de staat gedaan op 28 januari 1959, wordt
bekrachtigd.
- De in het eerste lid bedoelde
wijzigingsovereenkomst is mede bindend voor een ieder die
in de toekomst ingevolge de in dat lid bedoelde
overeenkomst van schenking rechten en verplichtingen kan
verkrijgen.
Artikel 3
Vervallen.
Artikel 4
Het domein wordt met inachtneming van de in
de akte van schenking gestelde voorwaarden en bepalingen, zoals
deze bij de in artikel 2 bedoelde overeenkomst zijn gewijzigd, beheerd als
een economische en administratieve eenheid, zoveel mogelijk met
inachtneming van bedrijfseconomische beginselen.
Artikel 5
- Het domein wordt beheerd door een
rentmeester, benoemd en ontslagen door de Kroondrager.
- De rentmeester voert als een goed
huisvader het beheer over het domein met inachtneming van
de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering daarvan
gegeven voorschriften.
- De rentmeester vertegenwoordigt met
betrekking tot het domein de Kroondrager en de staat in
en buiten rechte, behoudens bij rechtshandelingen tussen
de Kroondrager en de staat.
- De Kroondrager stelt de verdere
voorschriften vast, door de rentmeester in acht te nemen.
- De rentmeester is jegens de
Kroondrager en de staat persoonlijk aansprakelijk terzake
van het gevoerde beheer.
Artikel 6
- Er is een Raad van Beheer voor het
Kroondomein, waarvan de leden worden benoemd en ontslagen
door de Kroondrager.
- De Raad houdt toezicht op het beheer
van het domein.
- De Kroondrager geeft voorschriften
omtrent de samenstelling en de taak van de Raad.
Artikel 7
- Het domein, de inkomsten daaruit en de
ertoe behorende zaken kunnen niet met zekerheidsrechten
worden bezwaard of weggeschonken worden.
- Tot aankoop of vervreemding van andere
dan roerende lichamelijke zaken, tot vestiging van
zakelijke rechten op die zaken, tot dadingen of andere
overeenkomsten ter beëindiging van geschillen over
rechten op die zaken en tot afstand van die rechten is de
rentmeester uitsluitend bevoegd na door de Kroondrager,
gehoord de Raad, verleende machtiging.
Artikel 8
- Gelden en andere zaken, verkregen door
de in artikel 7, tweede lid, bedoelde rechtshandelingen,
behoren tot het domein. Aldus verkregen gelden, alsmede
uit aflossing en afschrijving verkregen gelden, worden
herbelegd, behoudens voor zover zij vereist mochten zijn
ter financiering van ongedekte exploitatie-uitgaven of
van belegging in roerende kapitaalgoederen.
- De herbeleggingen geschieden door de
rentmeester, na verkregen goedkeuring van de Raad. Het
ontbreken van de goedkeuring tast de geldigheid van de
terzake door de rentmeester verrichte handelingen niet
aan; wel is hij deswege aansprakelijk jegens de
Kroondrager en de staat.
Artikel 9
- De rentmeester stelt jaarlijks een
begroting voor het domein voor het eerstvolgende
kalenderjaar op. Hij zendt deze voor 1 oktober van elk
jaar, de eerste maal vergezeld van een openingsbalans,
aan de Raad. De Raad draagt haar, zo hij daartoe
aanleiding vindt gewijzigd, aan de Kroondrager ter
goedkeuring voor.
- Zo nodig kan de rentmeester een
aanvullende begroting opstellen; het bepaalde in het
eerste lid is daarop voorzover mogelijk van toepassing.
- Na het einde van elk kalenderjaar
stelt de rentmeester de rekening van het domein samen.
Hij zendt deze, voorzien van een toelichting en van een
verslag van een registeraccountant, aangewezen door de
Kroondrager, aan de Raad. Deze draagt haar onder
bijvoeging van de genoemde stukken onder mededeling van
zijn bevindingen aan de Kroondrager ter goedkeuring voor.
- De Kroondrager geeft, gehoord de Raad,
voorschriften omtrent de inrichting en de uitvoering van
de begroting, alsmede omtrent de inrichting van de
rekening en van de daarbij behorende toelichting.
- De rentmeester stelt periodiek ter
kennisneming van de Kroondrager en van de Raad verslagen
samen omtrent het gevoerde beheer.
Artikel 10
Van het bepaalde in de artikelen 8 en 9 kan
worden afgeweken op grond van een daartoe strekkende overeenkomst
tussen de Kroondrager en de staat, goedgekeurd bij algemene
maatregel van bestuur.
Artikel 11
- De Kroondrager raadpleegt Onze
Minister bij het vaststellen van voorschriften en bij
benoemingen en ontslagen, genoemd in deze wet, alsmede
bij het verlenen van machtiging, bedoeld in artikel 7, tweede lid.
- De rentmeester zendt Onze Minister
afschriften van de overeenkomstig artikel 9
goedgekeurde begrotingen en rekeningen, alsmede van de in
dat artikel bedoelde toelichting en verslagen en licht
hem in omtrent in artikel
7 bedoelde
rechtshandelingen.
Artikel 12
- Deze wet kan worden aangehaald als
"Wet op het Kroondomein".
- Deze wet treedt in werking met ingang
van 1 januari 1971.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad
zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen,
Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize
Soestdijk, 16 maart 1971.
JULIANA.
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
DE JONG.
De Minister van Financiën,
H. J. WITTEVEEN.
Uitgegeven de achtste
april 1971.
De Minister van Justitie,
C. H. F. POLAK.
Bijlage bij de Wet
op het Kroondomein 1959
Overeenkomst tussen het Koninklijk Huis en
de staat, houdende wijziging van de schenkingsovereenkomst van
1959
Heden, de negenentwintigste mei
negentienhonderdzeventig compareerden voor mij, Jonkheer Meester
Petrus Adrianus van Buttingha Wichers, notaris ter standplaats
's-Gravenhage, in tegenwoordigheid van de na te noemen getuigen:
- Zijne Excellentie Jacob Jan Lodewijk
Baron van Lynden, Grootmeester van het huis van Hare
Majesteit de Koningin, wonende te 's-Gravenhage, volgens
zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van
Hare Majesteit Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina,
Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau,
Hertogin van Mecklenburg, Prinses van Lippe Biesterfeld,
enzovoort, enzovoort, wonende te Soestdijk, in haar
hoedanigheid van:
- enig erfgename en
rechtsopvolgster onder algemene titel van wijlen
Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena
Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses
van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg,
enzovoort, enzovoort,
- Drager van de Kroon, bedoeld
in na te noemen akte van achtentwintig januari
negentienhonderdnegenenvijftig;
- de Heer Meester Johannes Catherinus
Wilhelmus Marie Huijsmans, Secretaris-Generaal van het
Ministerie van Financiën, wonende te Wassenaar, volgens
zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van
Zijne Excellentie de Minister van Financiën en als
zodanig vertegenwoordigende de Staat der Nederlanden.
Blijkende van de lastgevingen op de
comparanten sub I en II uit twee onderhandse stukken, welke na
voor echt erkenning overeenkomstig de wet aan deze minute zijn
gehecht.
De comparanten verklaarden, handelende als
gemeld:
- dat bij akte op achtentwintig januari
negentienhonderdnegenenvijftig verleden voor notaris
Willem Groen, destijds te 's-Gravenhage, wijlen Hare
Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria,
Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau,
Hertogin van Mecklenburg, enzovoort, enzovoort, aan de
Staat der Nederlanden heeft geschonken, gelijk bij die
akte door de Staat der Nederlanden is aanvaard, een
aantal onroerende goederen in die akte omschreven;
- dat de in die akte belichaamde
overeenkomst is bekrachtigd door de Wet van vijfentwintig
juli negentienhonderd negenenvijftig, Staatsblad
1959, nummer 291;
- dat de schenking was gedaan onder een
aantal voorwaarden en bepalingen als in de akte van
achtentwintig januari negentienhonderd negenenvijftig
vermeld;
- dat de schenkingsovereenkomst bepaalde
dat die bedoelde goederen zouden worden toegevoegd aan -
en overeenkomstig de terzake geldende wettelijke
regelingen moesten deel gaan uitmaken van - het
Kroondomein genoemd in artikel 22 van de Grondwet;
- dat het gewenst is de bepaling in de
schenkingsovereenkomst dat het in negentienhonderd
negenenvijftig geschonkene deel zal uitmaken van het
Kroondomein bedoeld in artikel 22 van de Grondwet,
alsmede de voor het geschonkene geldende beheersregeling
te herzien, en de bepalingen die met betrekking tot het
geschonkene steeds zullen gelden opnieuw vast te stellen.
Vervolgens verklaarden de comparanten,
handelende als voormeld, overeen te komen als volgt:
- Ingaande met het in werking treden van
deze overeenkomst worden in de overeenkomst van schenking
door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena
Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van
Oranje Nassau, Hertogin van Meckelenburg, enzovoort,
enzovoort, en aanvaarding daarvan namens de Staat, gedaan
bij gemelde akte de dato achtentwintig januari
negentienhonderd negenenvijftig, bekrachtigd bij de Wet
van vijfentwintig juli negentienhonderd negenenvijftig, Staatsblad
1959, nummer 291, de volgende wijzigingen aangebracht:
- In de bepaling onder B komen
de aanhef en het bepaalde onder 1 te luiden:
Het geschonkene zal als één geheel worden
beheerd overeenkomstig een wettelijke regeling,
die te dezen in de plaats zal treden van de wet
van één mei achttienhonderd drieënzestig, Staatsblad
1863, nummer 43, gewijzigd bij de wet van
éénendertig december achttienhonderd
vierentachtig, Staatsblad 1884, nummer
261, de wet van zestien juni negentienhonderd
zeven, Staatsblad 1907, nummer 225, en de
wet van veertien januari negentienhonderd
achttien, Staatsblad 1918, nummer 20, met
de bepaling echter, dat met betrekking tot het
geschonkene:
- steeds zal gelden dat
dit als één vermogen in stand zal
worden gehouden, zulks met inachtneming
van de eisen van redelijk beheer, waarbij
het streven naar behoud van het
geschonkene als één landgoed mede een
rol moet spelen.
- In de bepaling, onder B, 3,
wordt de puntkomma vervangen door:
, dit laatste evenwel tot ten hoogste het beloop
van de inkomsten en dat indien de inkomsten
ontoereikend zijn om de lasten en kosten te
dekken het niet gedekte gedeelte van de lasten en
kosten in mindering zal komen van het vermogen
van het geschonkene en dat daarna te verkrijgen
overschotten allereerst zullen worden aangewend
tot dienovereenkomstige aanvulling van dat
vermogen, voor en aleer terzake van inkomsten
uitkeringen aan de Drager van de Kroon zullen
worden gedaan.
- Het bepaalde onder B 4 komt te
luiden:
- de rechten van de
Drager van de Kroon ten aanzien van het
beheer steeds op even deugdelijke wijze
zullen blijven gewaarborgd als door de
bepalingen,
- dat het
Kroondomein zal worden beheerd
door een functionaris die door de
Drager van de Kroon wordt benoemd
en ontslagen;
- dat die
functionaris de Drager van de
Kroon in en buiten rechten
vertegenwoordigt in alle zaken op
het Kroondomein betrekking
hebbend, behoudens bij
rechtshandelingen tussen de
Drager van de Kroon en de Staat,
in welk geval die functionaris
ook de Staat niet mag
vertegenwoordigen;
- dat de verdere
werkkring van die functionaris in
een door de Drager van de Kroon
vast te stellen voor die
functionaris bindende instructie
wordt geregeld;
- dat die
functionaris jegens de Drager van
de Kroon en de Staat persoonlijk
aansprakelijk zal zijn terzake
van het gevoerde beheer,
bij gebreke waarvan
het beheer op de Drager van de Kroon zelf
zal overgaan.
- In de bepalingen onder D wordt
de eerste zinsnede gelezen:
Van het geschonkene zal door de beheerder een
rekening worden gehouden, op welke rekening bij
vervreemding of onteigening van het geschonkene
of een gedeelte daarvan het daarvoor verkregene,
en bij toevoeging van het geheel of een gedeelte
van een exploitatie-overschot het toegevoegde
bedrag, zullen worden bijgeschreven, terwijl
daarop bij wederbelegging het daarvoor betaalde -
en bij een zich voordoend exploitatietekort het
beloop daarvan - zullen worden afgeschreven.
- Deze overeenkomst treedt slechts in
werking indien zij bij de wet wordt bekrachtigd; het
inwerkingtreden geschiedt gelijktijdig met het
inwerkingtreden van die wet.
Deze overeenkomst vervalt indien zij niet
binnen twee jaar na heden in werking is getreden.
De comparanten zijn mij, notaris, bekend.
Waarvan akte in minuut.
Gepasseerd te 's-Gravenhage, ten dage in
het hoofd dezer gemeld, in tegenwoordigheid van de Heren Meester
Doctorandus Johannes Adrianus Zacharias Hubertus van der Poel,
hoofdadministrateur bij het Ministerie van Financiën, wonende te
Voorburg en Meester Willem Leenhard Docter, candidaat-notaris,
wonende te Leiden, als getuigen.
Onmiddellijk na voorlezing hebben de
comparanten, de genoemde getuigen en ik, notaris, deze akte
ondertekend.