De plant dankt haar Nederlandse naam aan haar bouw,
die op die van een Dovenetel lijkt,
en omdat de jonge plant groeit als hennep, namelijk heel snel.
De rechtopstaande stengels zijn scherp vierkantig van vorm.
De enkelvoudige bladeren staan kruisgewijs tegenover elkaar.
Ze zijn eirond tot langwerpig van vorm
met een gezaagde rand en een spitse top.
Het oppervlak is zacht behaard en met name
de onderzijde voelt fluwelig aan.
De bloemen zijn wit tot geel van kleur met een
wat donkerder gekleurde vlek op de onderlip.
Ze bestaan uit 4 – 5 vergroeide kroonbladen.
Na de bloei ontwikkelen zich splitvruchten
die voor de instandhouding van de soort moeten zorgen.
Er was een tijd dat Bleekgele hennepnetel vrij algemeen voorkwam
maar tegenwoordig is zij zeldzaam.
Uit de roggeakkers is ze grotendeels verdwenen
en nu komt ze vrijwel alleen nog voor in open bermen.
Terug naar: