Dit meestal overblijvende plantje vormt lage zoden
maar kan ook in het water drijven.
Op het land wordt ze in de voorzomer geel
en sterft hij vrij snel af.
In het water blijft hij het hele jaar door groen.
Hij heeft rijk vertakte, onbehaarde stengels met tegenoverstaande bladeren.
Deze zijn lancetvormig of smal spatelvormig
en worden tot 20 mm lang.
De nietige, langgesteelde bloempjes vertonen zich van april tot september.
Ze zijn 4 mm groot en kunnen zowel alleenstaan
als ook armbloemige schijnschermen vormen.
Ze zijn in het bezit van 5 witte kroonbladen
die aan de voet tot een buis vergroeid zijn.
Van de kroonbladen zijn er 2 iets langer dan de overige 3.
De zaaddozen zijn tot 2 mm lang en bevatten meestal 3 zaden.
Bronkruid is te vinden in snelstromende,
kalkarme beken en sloten, maar ook in plassen langs wegen
en vochtige kuilen in akkers.
In het laagland komt hij slechts sporadisch voor.
De soort bestaat uit vele, rijke vormen waarbij het verschil
voornamelijk berust op microscopisch onderzoek.
Met name de zaden kunnen variëren van glanzend tot dof
en van glad tot sterk geknobbeld.
Het staat nog steeds ter discussie of er sprake is
van meerdere ondersoorten.
Terug naar: