Christoffelkruid wordt tot 70 cm hoog en is een onbehaarde plant.
Verspreid langs de ronde stengel staan de samengestelde bladeren
die bestaan uit 3 deelbladeren die meestal ook weer gedeeld zijn.
De bladeren hebben een getande rand.
De kleine, witte bloemen vormen dichte trossen
aan het eind van de stengel.
Het aantal kroonbladen per bloem kan varieren
van 4 tot 10 waarvan de buitenste tot 3 mm lang kunnen worden.
Ook het aantal kelkbladen is variabel (3 tot 5)
evenals het aantal meeldraden (11 tot 20).
De bloem heeft slechts maar 1 stamper.
Na de bloei, die plaatsvind in de maanden mei en juni,
ontwikkelen zich de eerst groene en later zwarte bessen.
Christoffelkruid is de middeleeuwse naam voor deze soort.
Omdat deze giftig zijn werd de plant later 'Zwarte gifbes' genoemd,
maar om te voorkomen dat de plant om die reden overal zou worden weggehaald
is de oude naam weer in ere hersteld.
De bes veroorzaakt huidontstekingen
en bij het eten ontstaat misselijkheid.
In Nederland is de plant vrij zeldzaam en alleen te vinden in Zuid-Limburg.
Je treft haar aan in hellingbossen waar ze voornamelijk op krijt groeit.
Daarbij staat ze meestal in de schaduw
op een vochtige en niet te voedselrijke bodem.
Wanneer de bossen regelmatig worden gekapt zou dit
de verspreiding van de plant ten goede komen.
Terug naar: