Drijvende waterweegbree heeft twee soorten bladeren.
Ze heeft lintvormige bladeren, met een lengte van 5 – 6 cm,
die normaal gesproken onder water blijven en 1 – 3 cm grote drijfbladeren
met lange, ijle stengels die op het wateroppervlak drijven.
Deze laatste zijn eivormig en hebben een gave rand.
De bladeren ontspringen aan een wortelrozet, evenals de lange bloemstelen.
Van mei tot augustus worden de gesteelde en alleenstaande
bloemen gevormd die boven het wateroppervlak uitsteken.
De 3 kroonbladen zijn wit van kleur en staan rondom een geel hart.
Het aantal meeldraden is 6 maar het aantal stampers
kan varieren van 6 tot 20.
De bloeiwijze vormt zich in eerste instantie onder water,
maar gaat vervolgens drijven, waarna bestuiving kan plaatsvinden.
Soms blijft de bloem gesloten onder water; dan vindt zelfbestuiving plaats.
Drijvende waterweegbree is zeldzaam en bedreigd.
Je vindt haar vooral in de hoge zandstreken.
Het meest wordt de soort nog aangetroffen
in Noord-Brabant en aangrenzend Limburg.
Daarbuiten komt ze voor in Drenthe, Overijssel en Gelderland
en is een populatie bekend van Terschelling.
In Zuid-Limburg en in het laagveengebied is ze waarschijnlijk verdwenen.
De plant groeit in stilstaande of zwak stromende wateren die zwak zuur zijn
en arm aan carbonaat en fosfaat.
Vaak wordt ze aangetroffen op plaatsen
waar de waterstand vrij sterk wisselt.
Een belangrijk kenmerk van drijvende waterweegbree
is haar geringe concurrentiekracht.
Pas gegraven of regelmatig geschoonde poelen en vennen bieden
een geschikt vestigingsmilieu, maar voor een langdurig verblijf
zijn omstandigheden nodig die dichtgroeien tegengaan.
Zo kan de soort lang standhouden op sterk uitdrogende oevers.
Tegenover het lage concurrentievermogen staat een groot verspreidingsvermogen.
Ondergedoken populaties verspreiden zich meestal vegetatief, terwijl de soort
zich op oevers als een eenjarige plant gedraagt die rijkelijk bloeit en zaad vormt;
het zaad kan onder gunstige omstandigheden 80 jaar kiemkrachtig blijven.
Verspreiding van zaad vindt waarschijnlijk plaats via watervogels,
waardoor grotere afstanden kunnen worden overbrugd.
Vegetatieve voortplanting vindt plaats via uitlopers aan de wortelrozet
die afbreken en elders wortelen.
Terug naar: