Gele kamille heeft een rechtopstaande stengel
die een geribd en behaard oppervlak heeft en tot 50 cm hoog wordt.
Verspreid hierlangs bevinden zich de veervormig ingesneden
bladeren die eveneens zacht behaard zijn.
De eindstandige bloemhoofdjes zijn geen van kleur
en te zien van juni tot september.
Rondom een hart van buisbloemen bevindt zich een rand met lintbloemen.
Tussen de buisbloemen zitten lancetvormige,
spitse en doorschijnende schubben.
De schubben van het omindsel zijn aan de randen droog-vliezig.
In Nederland is de Gele kamille zeer zeldzaam
en komt ze alleen voor in het rivierengebied.
je treft haar aan op oude muren, zandvlakten en spoorwegterreinen.
Ook op zandige plekken in uiterwaarden groeit ze wel
waar ze kennelijk door de rivier is aangevoerd.
Terug naar: