De Gele waterkers is te vinden langs waterkanten
en op van tijd tot tijd overstromende stukken grond.
Hij groeit op alle grondsoorten maar heeft toch een voorkeur
voor rivierklei en laagveenbodems.
Deze overblijvende plant wordt 40 – 120 cm hoog.
De meestal kale, dikke stengel is van binnen hol
en aan de buitenzijde gegroefd.
De kort gesteelde onderste bladeren zijn langwerpig-eirond
en kunnen zowel ongedeeld als geveerd zijn.
De bovenste stengelbladeren zijn niet in het bezit van een steel.
Zij zijn smal-lancetvormig en hebben een gave,
gelobde of gekartelde rand.
De zeer veranderlijke bladvorm hangt kennelijk samen met de waterstand.
In mei en juni tooit de plant zich met gele bloemen
die schermvormige trossen vormen.
De 4 kroonbladen zijn 4 – 5 mm, twee maal zo lang als de kelkbladen.
De langwerpige vruchten staan aan horizontaal afstaande
of wat teruggebogen lange stelen.
Terug naar: