Alle delen van deze tot 1,5 meter hoge plant
smaken bitter en zijn zeer giftig.
Hij komt vrij algemeen voor in het zuiden en oosten
van het land waar hij te vinden is op open plekken
in het bos, langs bosranden en ruderale plaatsen
waarbij hij de voorkeur heeft voor een kalkarme bodem.
De onvertakte stengel is grijs viltig behaard.
Verspreid langs het onderste gedeelte van de stengel
zitten de ongesteelde eironde tot lancetvormige bladeren.
De grondbladeren, die wel gesteeld zijn, vormen een rozet.
De bladeren verwelken vaak al tijdens de bloei.
De klokvormige, gesteelde bloemen bevinden zich
aan het bovenste deel van de stengel.
De buitenzijde is roze van kleur, aan de binnenkant
bevinden zich donker rode, licht omrande vlekken.
Deze vlekjes imiteren stuifmeelhokjes
en maken de bloem aantrekkelijker voor insekten.
De bloemtrossen draaien eenzijdig naar het licht.
Lange haartjes versperren kleinere insekten de toegang
tot de bloem, alleen hommels kunnen erin.
De meeldraden rijpen voor de stempels.
Omdat de bloemen van onderen naar boven bloeien,
zijn bij de bovenste alleen de meeldraden rijp
terwijl bij de onderste ook al de stempels rijp zijn.
Hierdoor wordt zelfbestuiving voorkomen.
De bloei vindt plaats van juni tot oktober.
In een doosvrucht komt het zaad tot rijping.
Het Gewoon vingerhoedskruid is een tweejarige plant.
In het eerste jaar wordt na het kiemen een bladrozet gevormd,
in het tweede jaar ontspringt hieruit de bloeistengel.
Meestal sterft de plant af nadat het zaad is verspreid.
Terug naar: