Het Groot springzaad is een tot 1 meter hoge, kale plant
met een rechtopstaande stengel.
De stengel is doorschijnend zodat de vaatbundels goed te zien zijn.
De grof getande, langwerpige bladeren staan verspreid.
Langs de bladrand bevinden zich klierharen
en ook de steel heeft klieren.
Door hun aparte bloeiwijze zijn de springzaadsoorten
niet met andere bloemen te verwarren.
De gele bloemen zijn 2 – 3 cm lang en groeien
aan naar beneden gerichte stelen.
Ze kunnen zowel alleen staan als ook in kleine groepjes
aan de plant groeien.
Daarbij zijn ze overhuifd door een parapluachtig schutblad.
Een vergroot, geelgekleurd kelkblad vormt de spoor,
waarvan de met honing gevulde top omlaaggebogen is.
De bloeitijd valt van juni tot oktober.
De zaden groeien in een doosvrucht.
Dit eenjarige kruid is vooral bekend
door het springmechanisme van de zaadkapsels.
Wanneer ze rijp zijn springen ze uiteen bij aanraking
en schieten de zaden wel 3 meter weg.
Deze eigenschap heeft mensen altijd geïntrigeerd en daardoor
draagt de plant als bijnaam 'Kruidje-roer-me-niet'.
De langwerpige doosvruchten staan onder aanzienlijke celdruk
en wanneer ze aangeraakt worden door dieren
of (door de wind) door andere planten,
rollen de vruchtkleppen zich bliksemsnel op, waarbij de zaden
worden weggeslingerd, soms wel 3 meter ver.
Natte bossen en oevers vormen met name de standplaats
van het Groot springzaad.
Hierbij vertoeft hij altijd op een plekje in de schaduw.
Plaatselijk komt hij vrij algemeen voor.
Terug naar:
