De Grote wederik is een forse, tot 150 cm hoge plant.
Hij komt algemeen voor op moerasgrond met struikgewas,
oevers, vochtige bossen en laagveen.
De bladeren zijn tegenoverstaand of staan
met drie of vier in een krans.
Ze zijn langwerpig van vorm, tot 15 cm lang,
met een spitse top en een gave rand.
De onderzijde is dicht behaard.
Van juni tot augustus worden de bloeipluimen gevormd.
Deze groeien eindstandig of vanuit de oksels
van de bovenste stengelbladeren.
De plant bloeit met verschillende bloemen.
De bloemen in het licht zijn donkergeel, rood aan de basis
en hebben lange stijlen, die geheel gemaakt zijn
om door andere planten bestoven te worden.
De bloemen in de (half) schaduw zijn bleker en hebben
kleinere stijlen die zonodig zichzelf bestuiven.
De kelkbladen hebben een rode rand.
De doosvrucht waarin de zaden gevormd worden is 4 – 5 mm lang.
Terug naar: