Deze éénjarige, weinig vertakte plant lijkt
door de stervormige haren een grijsgroene kleur te hebben.
Hij is in het bezit van een dunne penwortel
en wordt tot 50 cm hoog, zelden hoger.
De lancetvormige en meestal gaafrandige bladeren
worden naar onderen toe smaller.
De bloemen hebben 4 ingesneden, witte kroonbladeren
en staan in aarvormige trossen.
In het midden prijken 6 meeldraden en een stamper.
De elliptische hauwtjes die na de bloei gevormd worden
zijn 0,7 - 1 cm lang.
Grijskruid is in Nederland voor het eerst waargenomen in 1835.
Hij komt vooral voor in het zuidoosten van het land
en is te vinden op vuilstortplaatsen, langs wegen en op afgravingen.
Hij houdt van zanderige, zonnige en droge standplaatsen.
Terug naar: