Het meerjarige Harig wilgeroosje komt in heel Nederland
vrij algemeen voor en heeft zich in de 20e eeuw sterk uitgebreid,
mede dankzij haar kruipende wortelstokken.
Toch is het een kieskeurige plant, die zich vooral
vestigd op plaatsen met veel licht, voldoende vocht
en niet te sterk bemeste bodem.
Met name langs oevers van beken en sloten en op stortterreinen
kan de plant zich vestigen.
De tot 1,50 meter hoge plant heeft rechtopgaande,
sterkvertakte stengels die afstaand behaard zijn.
De tegenoverstaande, zacht behaarde en grof getande bladeren
zijn half stengelomvattend.
De onderste bladeren staan kruisgewijs tegenover elkaar,
naar boven toe zitten ze verspreid aan de stengel.
De gesteelde, roze bloemen groeien vanuit de bladoksels
en verschijnen van juni tot september.
Ze hebben 4 kroonbladen die tot 18 mm lang zijn.
De meeldraden en stamper staan rechtop
in het hart van de bloem.
De stempel heeft 4 stervormig uitstaande lobben.
De vierhokkige, smalle doosvrucht is tot 5 cm lang.
Bij het rijpen scheurt hij van boven naar beneden open
met vier smalle slippen.
Vervolgens kunnen de van een bosje witte haren voorziene zaden
door de wind worden weggedragen.
Terug naar: