Klein springzaad komt in Nederland plaatselijk vrij algemeen voor.
Op haar standplaats kan ze zelfs de inheemse vegetatie verdringen.
Van oorsprong komt ze uit het Himalayagebied
en heeft ze zich sinds 1837 vanuit botanische tuinen verspreid.
Hij groeit in kruidrijke loofbossen en bosranden,
parken, heggen en tuinen waarbij hij steeds
de schaduw of halfschaduw opzoekt.
Deze eenjarige plant wordt zo’n 60 cm hoog.
De rechtopgaande stengel is glad en kaal.
De langwerpige tot eivormige bladeren staan verspreid.
Ze hebben een spitse top en een gezaagde rand.
De bladsteel is bezet met klieren.
Het bladoppervlak is bezet met klierharen.
Vanaf juni tot september bloeit de plant met helgele
tot witte bloemen die slechts 1 cm lang zijn.
De bloem heeft 5 kroonbladen.
De doosvruchten springen bij aanraking open
waardoor de erin zittende zaden weggeschoten worden.
Het is hieraan dat de plant haar naam dankt.
Terug naar: