Het Knikkend wilgeroosje is een bodempionier en teert op humus
met een wijdvertakt diepwortelend wortelsysteem.
Hij komt algemeen voor in open plekken in bossen, op bospaden,
braakliggende terreinen, stortplaatsen, oevers en in de duinen.
Op kap-, brand- en door storm geteisterde plaatsen
kan hij plotseling massaal voorkomen.
Dat men zowel planten van 10 cm hoog als ook 150 cm hoog kan vinden,
hangt samen met het feit dat de soort als dwergplant
ook op zeer ongunstige standplaatsen tot bloei kan komen.
Karakteristiek voor dit wilgeroosje is dat alle bladeren,
ook de onderste, verspreid staan.
Deze zijn lancetvormig en tot 15 cm lang,
waarbij de rand wat naar onderen gebogen is.
De bovenzijde is donkergroen van kleur,
de onderzijde blauwgroen en duidelijke geaderd.
De bloemen, die zich laten zien van juli tot september,
zijn 2 – 3 cm in doorsnee.
Ze bestaan uit 4 roze kroonbladen en evenzoveel
vaak rood doorlopen kelkbladen.
Samen vormen ze eindelingse trossen.
De insekten die gelokt worden landen op de lange meelraden
en stijlen, waarbij de bestuiving tot stand komt.
Zoals alle planten van dit geslacht heeft het Knikkend wilgeroosje
lange, dunne doosvruchten die, als ze rijp zijn,
overlangs openspringen en de pluizige zaden loslaten.
Per plant worden honderdduizenden zaadjes geproduceerd
die door de wind kilometers ver worden meegevoerd.
Gedurende enkele jaren kunnen ze hun kiemkracht behouden.
Terug naar:
