Deze overblijvende plant wordt meestal tot 30 cm hoog,
maar soms kan hij ook wel 50 cm lang worden.
De gegroefde en behaarde stengel is aan de basis,
vlak onder het grondoppervlak, knolvormig verdikt.
De grondbladeren die in een rozet staan,
zijn lang gesteeld en drietallig of dubbeldrietallig.
De stengelbladeren staan verspreid.
De alleenstaande, eindstandige bloem is 2 – 3 cm breed
en staat op een gevorkte steel.
De kelkbladen zijn teruggeslagen en drukken
met de buitenkant tegen de bloemsteel.
De gele bloemen hebben 5 kroonbladen en zijn te zien
van mei tot augustus.
Droge weiden, wegbermen en taluds vormen de standplaats van de Knolboterbloem.
Hij heeft een voorkeur voor warme, kalkhoudende grond.
De plant bevat, zoals vele vertegenwoordigers
van het geslacht Ranunculus de giftige stoffen
protoamonine en anemonine.
Al bij het plukken kan met dit op de huid voelen bijten.
Terug naar: