Het Lelietje-der-dalen is een overblijvende plant
die plaatselijk vrij algemeen voorkomt.
Hij prefereert zonnige bossen en bosranden
en houdt van een kalkrijke bodem.
Ondanks het feit dat hij niet groter wordt dan 20 cm,
dringen de wortels tot wel 50 cm de bodem in.
De vaak twee breed lancetvormige grondbladeren staan rechtop.
Ze hebben een glad en glanzend oppervlak en een gave rand.
Hiertussen bevindt zich de ronde, onbehaarde stengel met aan het eind
enkele bloemtrossen die min of meer één kant opdraaien.
Een tros draagt 5 – 10 alleenstaande witte, klokvormige bloempjes.
Deze geuren sterk maar bevatten geen nectar.
In plaats daarvan bevindt zich aan de basis van het vruchtbeginsel
een saprijk weefsel dat door insekten gegeten wordt.
Het stuifmeel dwarrelt uit de hangende bloemen op de insekten.
De bloei vindt plaats in de maanden mei en juni.
De vruchten bestaan uit oranjerode bessen maar het zijn vooral
de wortelstokken waardoor de plant zich vermeerdert.
De hele plant is zeer giftig door op het hart werkende stoffen.
Terug naar: