De pinksterbloem is een soms massaal optredende weideplant.
Ook is te te vinden in bossen, op oevers en wegbermen.
Ze doet haar naam meestal geen eer aan omdat ze
haar topbloei met pinksteren reeds heeft gehad.
Hoewel ze nog steeds in grote aantallen voorkomt
wordt het aantal toch minder.
De Pinksterbloem is een overblijvende plant
met aan de voet geveerde rozetbladeren
die 4 – 14 rondachtige zijblaadjes hebben
en een wat groter topblaadje.
Hieraan kunnen zich op vochtige grond
dochterplantjes vormen.
De bladeren aan de stengel zijn ongesteeld
en bestaan uit langwerpige deelblaadjes.
De bladranden kunnen zowel gaaf als getand zijn.
De Pinksterbloem bestaat uit twee ondersoorten:
een forse, bleke, haast witte pinksterbloem,
die van drassige plaatsen houdt,
en een kleinere, echt lila exemplaar die meestal
de wat drogere plekken bewoond.
De bloemen bestaan uit vier kroonblaadjes die in een nauwe buis eindigen.
Daaromheen zitten vier groene kelkbladeren
waarvan er twee nectar bevatten.
In het hart bevinden zich 6 meeldraden en een stamper.
's Nachts en bij regenachtig weer gaan de bloemen slapen.
Ze gaan dan hangen.
Het stuifmeel mag namelijk niet nat worden
omdat het anders aan bederf onderhevig is.
De vrucht die later ontstaat is een hauw van 2 – 4 cm lang
en tot 1,5 cm breed waarbinnen zich de zaadjes bevinden.
Terug naar: