Pijpbloem heeft een rechtopstaande, onvertakte stengel met een geribd oppervlak.
De forse bladeren zijn diep hartvormig, even lang als breed
en in het bezit van een gave rand.
In mei en juni groeien vanuit de bladoksels de gele bloemkransen.
Ze hebben 1 kroonblad dat 3 – 5 cm lang is
en in de bloeitijd rechtop staat.
De geur van de bloemen trekt vliegjes aan,
die naar de basis van de bloem kruipen.
Daar aangekomen zitten ze gevangen
totdat ze de bloem hebben bestoven.
Onder in de bloem staat een krans van haartjes
die het teruggaan van de vliegjes tegenhoudt.
Als de bloem is bestoven verslappen deze haren
waardoor de gevangene weer kan ontsnappen.
Na de bloei rijpen de raden in een hangende, peervormige doosvrucht.
Pijpbloem is in Nederland vrij zeldzaam en te vinden
bij de grote rivieren en in het kustgebied.
Ze is met name te vinden op vrij voedselrijke, kalkhoudende grond.
Terug naar:
