In akkers, tuinen, op braakliggende grond, bermen en duinen
vormt het Rood guichelheil door middel van
liggende en opstijgende stengels uitgestrekte tapijten
met talloze, steenrode bloemen.
Al voor de jaartelling is het laag blijvende, giftige plantje
in Nederland terecht gekomen.
In veel gebieden komt ze algemeen voor
maar met name in het oosten is ze vrij zeldzaam.
De kruisgewijs tegenoverstaande bladeren zijn eivormig
met een spits toelopende top en een gave rand.
De onderzijde is donker gestippeld.
De dungesteelde, alleenstaande bloemen groeien vanuit de bladoksels.
Ze hebben 5 kroonbladen die rood (zelden roze) van kleur zijn,
maar naar de basis toe worden ze donkerder van kleur.
In het hart bevinden zich 5 meeldraden met gele koppen.
De bloemen zijn tot ongeveer 14.00 uur geopend.
Vanaf mei tot aan de eerste vorst zijn ze te bewonderen.
Wanneer de bloem is uitgebloeit groeit er een 4 – 5 mm lange
doosvrucht waarin de zaden rijpen.
Terug naar: