Vanuit tuinen heeft Roze winterpostelein zich verwinderd.
Ze groeit op plaatsen die zo donker en zuur zijn
dat geen andere planten er kunnen leven.
Zo heeft ze haar plaats veroverd op de hoge zandgronden
van Oost-Nederland en de binnenduinranden.
De rechtopstaande stengels zijn rond van vorm en onbehaard.
De enkelvoudige bladeren hebben
een spitse top en een gave rand.
Van mei tot augustus zijn de roze tot rode bloemen te zien.
De 5 stervormig uiteenstaande kroonbladen
zijn aan de top wat ingesneden.
In het midden bevindt zich 1 stamper
met daaromheen 5 meeldraden.
Na de bloei ontwikkelt zich de doosvrucht waarin de zaden rijpen.
Bij rijpheid schiet ze de zaden
tot wel anderhalve meter weg met behulp van haar vruchtkleppen.
Terug naar: