Slangewortel heeft een rechtopstaande tot opstijgende stengel
en bereikt een hoogte tot 40 cm.
Verspreid langs de stengel bevinden zich de gesteelde bladeren
die ei-tot hartvormig zijn en tot 12 cm breed worden.
Ze hebben een toegespitste top en een gave rand.
Aan het eind van de stengel ontwikkelt zich in mei en juni de bloeikolf.
Deze bestaat uit een witte bloemschede waarbinnen zich
aan de stengeltop de gereduceerde bloemen bevinden.
Na de bloei ontwikkelen zich de rode bessen.
Slangewortel komt bijna uitsluitend voor in het laagveengebied
van Overijssel, Utrecht, en Noord- en Zuid-Holland.
Ze staat in stilstaand, zuurstofarm water
op beschutte plekken waarbij ze te vinden is precies
op de overgang van moeras naar water.
De zwevende mat die ze met haar wortelstokken vormt,
leidt samen met rottingsslik en wortels van andere planten
tot de vorming van 'drijftillen'.
Terug naar: