Het liefst groeit de Spitslobbige vrouwenmantel in vet
en nat grasland, langs bermen en slootkanten.
In Nederland is ze vrij zeldzaam.
Hij wordt tot 30 cm hoog en de rechtopgaande,
rolronde stengels kunnen zowel kaal als behaard zijn.
Kenmerkend is het wateropvangende blad.
De bladeren zijn namelijk geplooid en bij vochtig weer
scheiden de bladranden waterdruppels af die zich in het hart
van het water afstotende blad tot grote druppels verzamelen.
De bladtop is stomp en de rand gezaagd.
Het blad werd vroeger gebruikt tegen ernstige menstruatiepijnen
wat hem de Nederlandse naam bezorgd heeft.
De bloei (van mei tot oktober) is onopvallend.
De stervormige bloem bestaat uit 4 of 8 geelgroene bloemdekbladen
met daarbinnen 4 meeldraden en een stamper.
Kroonbladen zijn niet aanwezig.
Samen vormen de bloempjes een schermvormige tros.
De plant is onder veel vormen bekend die miniem van elkaar verschillen.
Het onderscheid tussen deze verschillende inheemse soorten
is een zaak voor experts.
Terug naar: